7 MAART 2013. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder een tegemoetkoming van de verplichte verzekering geneeskundige verzorging en uitkeringen mag worden verleend voor het verstrekken van medisch advies naar aanleiding van een individueel verzoek voor een zelfgekozen levenseinde

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Dit ontwerp van koninklijk besluit heeft vooreerst als doelstelling om de adviezen zoals bedoeld in artikel 3, § 2, 3° en § 3, 1° en artikel 4, § 2, 1° van de wet betreffende de euthanasie van 28 mei 2002 te professionaliseren. Voormelde wet van 28 mei 2002 voorziet met name in de verplichting voor een behandelende arts om, in de omstandigheden voorzien in de wet, een andere arts te raadplegen over de onomkeerbaarheid van de medische toestand van de patiënt en hem op de hoogte brengen van de redenen voor deze raadpleging.

Daartoe wordt voorzien in modaliteiten die toelaten artsen te selecteren die gelet op hun professionele ervaring en opleiding kunnen worden aangeduid om dergelijk advies te verlenen.

Tevens heeft dit ontwerp van koninklijk besluit tot doel om behandelende artsen te ondersteunen bij het bekomen van dergelijk advies op vraag van een patiënt. Daartoe wordt voorzien in een ondersteunende eenheid, de zgn. inrichtende macht, die o.m. het contact tussen behandelende arts en geraadpleegde arts kan bewerkstelligen en faciliteren.

Ten slotte beoogt het ontwerp van koninklijk besluit een vergoedingssysteem in te stellen onder vorm van honoraria ten voordele van geraadpleegde artsen die voormelde adviezen verlenen wanneer zowel deze artsen als hun adviezen voldoen aan de standaarden die door respectievelijk de inrichtende macht en het comité bij de inrichtende macht worden nagegaan.

Hoofdstuk 1 omschrijft de terminologie die in het koninklijk besluit wordt gebruikt.

Hoofdstuk 2 verwijst naar de mogelijkheid tot het sluiten van een overeenkomst tussen het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering - hierna het Verzekeringscomité genoemd - en de inrichtende macht zoals bedoeld in dit ontwerp besluit en onder de voorwaarden bepaald in dit ontwerp besluit.

Hoofdstuk 3 omschrijft de opdrachten van de inrichtende de macht en het comité ingesteld bij die inrichtende macht. De opdrachten van deze inrichtende macht zijn hoofdzakelijk gericht op het faciliteren van het verlenen van medisch advies in individuele gevallen naar aanleiding van een individueel verzoek voor een zelfgekozen levenseinde. Tevens staat de inrichtende macht in voor het uitbetalen van de honoraria voor dergelijke adviezen onder de voorwaarden bepaald in dit ontwerp besluit. Het comité bij de inrichtende macht, dat is samengesteld uit 12 artsen die op evenwichtige wijze de verschillende levensbeschouwelijke opvattingen inzake menswaardig levenseinde vertegenwoordigen, duidt de artsen aan die krachtens dit besluit een honorarium kunnen bekomen voor het verlenen van advies naar aanleiding van een individueel verzoek voor een zelfgekozen levenseinde.

Hoofdstuk 4 bepaalt de modaliteiten onder de welke een behandelende arts bij de inrichtende macht kan verzoeken om het voormeld advies van een geraadpleegde arts.

Hoofdstuk 5 omschrijft de modaliteiten onder dewelke de geraadpleegde arts advies verleent aan de behandelende arts en omtrent dit advies rapporteert aan de inrichtende macht.

Hoofdstuk 6 bepaalt de nadere regels onder dewelke één of meerdere verenigingen zonder winstoogmerk zich kandidaat kunnen stellen als inrichtende macht alsook de beoordeling van deze kandidaturen door het Verzekeringscomité.

Hoofdstuk 7 bepaalt de regels omtrent de uitbetaling van de honoraria door de inrichtende macht en de jaarlijkse financieringsenveloppe.

Hoofdstuk 8 belast de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle van het RIZIV met het toezicht op de naleving van de voorwaarden en bepalingen van dit ontwerp besluit door de geraadpleegde artsen.

Hoofdstuk 9 regelt de rechten en verplichtingen die worden opgenomen in de overeenkomst tussen de inrichtende macht en het verzekeringscomité alsook de duur van deze overeenkomst.

Hoofdstuk 10 regelt de rechten en verplichtingen die worden opgenomen in de individuele contracten tussen de inrichtende macht en de geraadpleegde artsen.

Hoofdstuk 11 voorziet de modaliteiten onder dewelke de inrichtende macht omtrent zijn activiteiten temporeel rapporteert aan de wetgevende kamers, de Ministers van Justitie, Sociale Zaken en van Volksgezondheid en aan het verzekeringscomité.

Gelet op het advies van de Raad van State werd het ontwerp van koninklijk besluit vooreerst aangepast in die zin dat de verwijzing in de aanhef naar het artikel 56, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, het artikel 11bis van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, de artikelen 2 en 7 van de wet van 14 juni 2002 betreffende de palliatieve zorg en de artikelen 3, §§ 2, 3° en 3, 1°, en 4, § 2, 1°, van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie geschrapt werd en enkel artikel 56, § 2, 1° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, als rechtsgrond weerhouden werd.

Dat artikel voorziet « Onder de door de Koning vast te stellen voorwaarden en in afwijking van de algemene bepalingen van deze gecoördineerde wet en haar uitvoeringsbesluiten kan het Verzekeringscomité overeenkomsten afsluiten die in tijd en/of toepassingsgebied beperkt zijn en welke tot doel hebben : een tegemoetkoming te verlenen voor bijzondere modellen van voorschrijven, verstrekking en betaling van geneeskundige verzorging met een experimenteel karakter. »

Het ontwerp van koninklijk besluit beoogt namelijk het sluiten van een overeenkomst met het Verzekeringscomité die tot doel heeft een tegemoetkoming van de verplichte verzekering te voorzien voor het verstrekken van medisch advies naar aanleiding van een individueel verzoek voor een zelfgekozen levenseinde.

Deze regeling is niet bedoeld om te blijven duren aangezien de overeenkomst principieel afgesloten wordt voor vijf jaar en overeenkomstig artikel 17 van het ontwerp te allen tijde beëindigd kan worden indien een van de partijen zijn verplichtingen die hij aangaat in het kader van de overeenkomst niet nakomt.

Gelet op het advies van de Raad van State werden tevens de artikelen 16 en 20 van het ontwerp van koninklijk besluit aangepast. Deze aanpassingen voorzien een nog striktere beperking van de overeenkomst in de tijd zoals gestipuleerd als voorwaarde in artikel 56, § 2, 1° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

Deze aanpassingen voorzien meer bepaald in een schrapping van de mogelijkheid om de overeenkomst automatisch te verlengen. In toepassing van artikel 16 van het ontwerp koninklijk besluit zal de overeenkomst enkel gebeurlijk kunnen worden verlengd door het Verzekeringscomité na evaluatie van de rapportering bedoeld in artikel 20 van het ontwerp koninklijk besluit. Met het oog daarop worden de termijnen inzake rapportage zoals bedoeld in voormeld artikel 20 beter afgestemd op de looptijd van de overeenkomst.

Bovendien bepaalt artikel 56, § 2, van de gecoördineerde wet uitdrukkelijk dat de overeenkomst in tijd of in toepassingsgebied beperkt moet zijn. Het ontwerp van koninklijk besluit beoogt een vergoeding, onder de vorm van honoraria, ten voordele van geraadpleegde artsen voor de aangevraagde adviezen naar aanleiding van een individueel verzoek voor een zelfgekozen levenseinde, zoals bedoeld in de artikelen 3, §§ 2, 3°, en 3, 1°, en 4, § 2, 1°, van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie. Het finale toepassingsgebied is bijgevolg duidelijk beperkt aangezien de vergoeding enkel geldt voor de medische adviezen bedoeld in de artikelen 3, §§ 2, 3°, en 3, 1°, en 4, § 2, 1°, van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie.

Wat het experimentele karakter van de regeling betreft, kan vastgesteld worden dat het ontwerp ervoor zorgt dat het verplicht medisch advies naar aanleiding van een individueel verzoek voor een zelfgekozen levenseinde verleend wordt in functie van de bijzondere competentie en de onafhankelijkheid die daarvoor absoluut vereist zijn door de oprichting van een inrichtende macht. Deze inrichtende macht zal namelijk het verlenen van de medische adviezen faciliteren en zal daarnaast ook instaan voor het uitbetalen van de honoraria van de geraadpleegde artsen. De vergoeding gebeurt dus door tussenkomst van de inrichtende macht en niet door het klassieke vergoedingssysteem, met name uitbetaling door de verzekeringsinstellingen. In dat opzicht is het voorgestelde financieringsmodel innoverend en experimenteel. Uit artikel 56, § 2, 1°, van de gecoördineerde wet blijkt namelijk niet dat de verstrekking op zich een experimenteel karakter moet hebben : de modaliteiten van financiering kunnen experimenteel zijn, wat in het ontwerp van koninklijk besluit duidelijk het geval is. Bovendien wordt in Hoofdstuk 11 van het ontwerp van koninklijk besluit voorzien in een evaluatie van dat experiment.

De voorwaarden voorzien in artikel 56, § 2, 1° van de gecoördineerde wet zijn dientengevolge wel degelijk voldaan.

Ik heb de eer te zijn,

Sire,

Van Uwe Majesteit,

de zeer eerbiedige

en zeer trouwe dienaar.

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,

belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen,

Mevr. L. ONKELINX

ADVIES 51.599/2/V VAN 23 JULI 2012 VAN DE AFDELING WETGEVING...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT