Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het statuut van de reisagentschappen, de 27 septembre 2012

HOOFDSTUK I. - Algemeenheden

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. Ordonnantie : de ordonnantie van 22 april 2010 houdende het statuut van de reisagentschappen;

  2. Richtlijn : de Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties;

  3. Bevoegde instantie : elke instantie of autoriteit die specifiek door een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie, zodra de Richtlijn van toepassing is op deze Staten, gemachtigd is om opleidingstitels en andere documenten of informatie af te leveren of te verkrijgen, en ook om aanvragen in ontvangst te nemen en beslissingen te nemen, beoogd in de richtlijn;

  4. Reisagentschap : het reisagentschap, zoals omschreven in artikel 1, § 2, 2° van de Ordonnantie;

  5. Dienstenverlener : de dienstenverlener, zoals omschreven in artikel 1, § 2, 3° van de Ordonnantie;

  6. Gereglementeerd beroep : een beroepsactiviteit of geheel van beroepsactiviteiten waarvan de toegang, de uitoefening of een van de uitvoeringsmodaliteiten rechtstreeks of onrechtstreeks, krachtens wetgevende, reglementerende of administratieve bepalingen, ondergeschikt is aan het beschikken over vastgestelde beroepskwalificaties. Het beperkte gebruik van een beroepstitel vormt met name een uitvoeringsmodaliteit;

  7. Opleidingstitel : de diploma's, certificaten en andere titels afgeleverd door een autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie zodra de Richtlijn van toepassing is op deze Staten, aangesteld krachtens wetgevende, reglementaire of administratieve bepalingen van deze lidstaat en die een beroepsopleiding afsluiten die hoofdzakelijk in de Gemeenschap of in de Europese Vrijhandelsassociatie verworven werd.

    Wordt gelijkgesteld met een opleidingstitel, elke opleidingstitel afgeleverd in een derde land ten aanzien van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie zodra de richtlijn van toepassing is op deze staten, in het geval dat zijn houder, in het betrokken beroep, over een beroepservaring van drie jaar beschikt op het grondgebied van de lidstaat die de titel erkend heeft en deze gecertificeerd heeft.

  8. Aangetekende zending : een zending, zoals omschreven in artikel 1, § 2, 4° van de Ordonnantie;

  9. Gereglementeerde opleiding : elke opleiding die specifiek de uitoefening van een vastgesteld beroep beoogt en die bestaat uit een cyclus van studies, vervolledigd, in voorkomend geval, door een beroepsopleiding, een professionele stage of een professionele praktijk. De structuur en het niveau van de beroepsopleiding, van de professionele stage of van de professionele praktijk worden door de lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie zodra de richtlijn van toepassing is op deze staten, vastgesteld of ze maken het voorwerp van een controle of van een erkenning uit door de autoriteit die voor deze taak werd aangesteld;

  10. Minister : de minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering die bevoegd is voor Economie;

  11. Bijhuis : de permanente vestiging die een activiteit uitoefent die past bij de maatschappelijke doelstelling van de onderneming waarvan ze het verlengde vormt, met een gescheiden lokalisatie zonder een eigen rechtspersoonlijkheid te hebben en waaraan natuurlijke of rechtspersonen toebehoren die gemachtigd zijn om te handelen in naam en voor rekening van de onderneming en om deze ten aanzien van derden te verbinden.

    Art. 2. De berekening van de in dit besluit voorziene termijnen gebeurt volgens de volgende regels :

  12. de dag van de ontvangst van de akte, die het vertrekpunt van een termijn is, is niet inbegrepen;

  13. de vervaldag is in de termijn ingerekend; niettemin wordt wanneer deze dag een zaterdag, zondag of een wettelijke feestdag is, de vervaldag naar de volgende werkdag verplaatst.

    HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

    Art. 3. De jeugdorganisaties zoals bedoeld in artikel 2, § 3, 4° van de Ordonnantie zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevestigd. Het zijn :

  14. de erkende jeugdorganisaties overeenkomstig artikel 3 van het decreet van 26 maart 2009 van de Franse Gemeenschap die de erkennings- en toekenningsvoorwaarden voor subsidies aan jeugdorganisaties vastlegt;

  15. de landelijk georganiseerde jeugdverenigingen bedoeld in artikel 9 van het decreet van 20 januari 2012 houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid evenals het betoelaagde jeugdwerk in uitvoering van het artikel 2, 5°, 6°, 7° en 8° van het decreet van 14 februari 2003 van de Vlaamse Gemeenschap houdende de ondersteuning en de stimulering van het gemeentelijk, het intergemeentelijk en het provinciaal jeugd- en jeugdwerkbeleid.

    De Minister is gemachtigd de definitie van de jongerenorganisaties in het eerste lid aan te passen volgens de veranderingen in voornoemde toepasselijke regelgeving.

    HOOFDSTUK III. - Toekenningsmodaliteiten en voorwaarden van de vergunning

    Art. 4. Een vergunning in de betekenis van artikel 2, §§ 1 en 2 van de Ordonnantie wordt toegekend aan elke natuurlijke of rechtspersoon die aan de vastgestelde voorwaarden door het huidige besluit beantwoordt, met het oog op het uitoefenen van de activiteit van reisagentschappen, middels het uitbaten van een of meerdere zetels en/of bijhuizen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

    Onverminderd artikel 11, § 3, is de houder van een vergunning afgeleverd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor de exploitatie van een zetel of een bijhuis op zijn grondgebied niet gehouden om een vergunning aan te vragen voor elke nieuwe zetel of elk nieuw bijhuis op dit zelfde grondgebied.

    Art. 5. De vergunning als bedoeld in artikel 2, §§ 1 en 2 van de Ordonnantie wordt uitgereikt op het formulier vastgesteld door de minister.

    Deze vergunning vermeldt de benaming, de plaatsen van de maatschappelijke zetel, van de exploitatiezetel(s) of bijhuizen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de toegelaten activiteiten, de namen van de houders, gedelegeerd bestuurders, zaakvoerders en personen belast met het dagelijks beheer en de naam of namen van het (de) reisagenschap(pen).

    Art. 6. De vergunningaanvrager, of het nu gaat om een rechtspersoon of om een natuurlijk persoon, of, wanneer het gaat om een rechtspersoon, de persoon of personen die met het dagelijks beheer belast zijn kan/kunnen :

  16. onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie zodra de richtlijn van toepassing is op deze Staten;

  17. onderdaan zijn van een van de lidstaten van de Raad van Europa die het Europees Vestigingsverdrag, ondertekend in Parijs, op 13 december 1955 geratificeerd hebben;

  18. ongeacht zijn of haar nationaliteit, een familielid zijn, in de zin van artikel 2, 2) van de richtlijn 2004/38/EG " betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden ", van een burger van de Europese Unie die zijn recht op vrij verkeer in de Europese Unie uitoefent en moet(en) van een recht van verblijf of van het permanent recht van verblijf in een lidstaat genieten;

  19. onderdaan zijn van om het even welk ander land en een statuut van langdurig verblijf in België verkregen hebben;

  20. onderdaan zijn van om het even welk ander land en beschikken over het statuut van vluchteling in een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie;

  21. onderdaan zijn van om het even welk anderhand, verbonden met België door een internationaal verdrag of een akte van een internationale instelling dat hem een recht inzake beroepsvestiging toekent.

    De categorieën personen als bedoeld in 3°, 4°, 5° en 6° beogen slechts de vergunningaanvrager die een natuurlijk persoon is en de persoon of de personen die belast zijn met het dagelijks beheer van een rechtspersoon.

    De personen als bedoeld in 2°, 3°, 4°, 5° en 6° worden gelijkgesteld met de onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie, behoudens voor de toepassing van de bepalingen in hoofdstuk VIII van dit besluit.

    Art. 7. § 1 De vergunningaanvrager, wanneer het gaat om een natuurlijk persoon, of de perso(o)n(en) belast met het dagelijkse beheer, wanneer het gaat om een rechtspersoon, moet(en) aan één van de volgende voorwaarden voldoen :

  22. houder zijn van een titel van bachelor of master in toerisme afgeleverd via een diploma uitgereikt door of erkend in de Franse Gemeenschap of in de Vlaamse Gemeenschap en beschikken over een relevante ervaring van minstens een jaar in de sector van de reisagentschappen in ten hoogste de tien jaar die de aanvraag voor een vergunning voorafgaan;

  23. houder zijn van een titel van bachelor of van master, niet van toerisme, geattesteerd door een diploma uitgereikt door of erkend in de Franse Gemeenschap of in de Vlaamse Gemeenschap en beschikken over een relevante ervaring van minstens twee jaar in de sector van de reisagentschappen in ten hoogste de tien jaar die de aanvraag voor een vergunning voorafgaan;

  24. ...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT