2 AUGUSTUS 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 31 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het ontwerp van koninklijk besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd is genomen ter uitvoering van artikel 2, § 1, 3,° van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en van artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers.

Krachtens artikel 31 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders worden de bijdragen verschuldigd voor de betaalde sportbeoefenaars berekend op het bedrag van het loon bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, voor zover het sportbeoefenaars betreft die aan deze wet onderworpen zijn.

Indien voormelde sportbeoefenaars niet zijn onderworpen aan de wet van 24 februari 1978 omdat zij minder verdienen dan het bedrag vermeld in artikel 2, § 1, van voornoemde wet, worden de bijdragen berekend op forfaitaire lonen vastgesteld op de helft van het bedrag van het loon bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet van 24 februari 1978. Wanneer het aan de sportbeoefenaars werkelijk uitbetaald loon kleiner is dan voormelde forfaitaire bedragen, worden de sociale zekerheidsbijdragen betaald op basis van het werkelijk loon.

Het bedrag bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet van 24 februari 1978 is veranderd van 13.682,51 euro per jaar in 6.841,27 euro per jaar sinds 1 juli 2000 tot 31 december 2000, krachtens het koninklijk besluit van 26 juni 2000, in 7.117,64 euro per jaar sinds 1 januari 2001 tot 30 juni 2001 krachtens het koninklijk besluit van 14 maart 2001 en in 7.260 euro per jaar sinds 1 juli 2001 krachtens het koninklijk besluit van 18 juli 2001. Toen het bedrag bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars door mijn Collega van Werkgelegenheid werd gewijzigd, werd er eigenlijk geen rekening gehouden met de gevolgen inzake sociale zekerheid.

Uit voorgaande beschouwingen vloeit voort dat indien de bijdragen verschuldigd voor de betaalde sportbeoefenaars worden berekend op het bedrag van het loon bedoeld in artikel 2, § 1, van voormelde wet van 24 februari 1978, de basis voor de berekening van de bijdragen ontoereikend is om te voorzien in een behoorlijke sociale bescherming voor de betrokkenen.

Het ontwerp van koninklijk besluit heeft als voordeel dat voormelde problemen worden opgelost door te bepalen dat de bijdragen in 2000 verder worden geïnd op basis van het bedrag waarmee rekening werd gehouden vóór de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 26 juni 2000, en vanaf 1 januari 2001 op basis van het gewaarborgd minimumloon voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 43.

In zijn advies nr. 33.091/1 van 21 maart 2002 bepaalt de Raad van State dat « het verlenen van terugwerkende kracht aan besluiten slechts onder bepaalde voorwaarden toelaatbaar kan worden geacht, namelijk ingeval voor de retroactiviteit een wettelijke grondslag bestaat, de retroactiviteit betrekking heeft...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT