Wet tot vaststelling van een heffing ter bestrijding van het niet benutten van een site voor de productie van elektriciteit door een producent., de 8 décembre 2006

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2. § 1. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:

  1. site voor de productie van elektriciteit: het kadastraal perceel of het geheel van kadastrale percelen waarop een installatie voor elektriciteitsproductie met een productiecapaciteit van minstens 400 MW voor een gascentrale of met een productiecapaciteit van minstens 250 MW voor een koleninstallatie of een productie-installatie werkend op basis van hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling met een productiecapaciteit van minstens 250 MW kan worden gebouwd;

  2. niet-benutte site voor de productie van elektriciteit: elke site voor de productie van elektriciteit waarvoor een vergunning voor elektriciteitsproductie is of was afgeleverd en waarbij er een aansluiting is of was op het transmissienet en waarop gedurende vierentwintig maanden voorafgaand aan 1 november 2005 onafgebroken geen elektriciteit werd geproduceerd die geïnjecteerd werd op het transmissienet;

  3. onderbenutte site voor de productie van elektriciteit: elke site voor de productie van elektriciteit waarvoor een vergunning voor elektriciteitsproductie is afgeleverd en waarop bijkomend een installatie voor elektriciteitsproductie met een productiecapaciteit van minstens 400 MW voor een gascentrale of met een productiecapaciteit van minstens 250 MW voor een koleninstallatie of een productie-installatie werkend op basis van hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling met een productiecapaciteit van minstens 250 MW kan worden gebouwd;

  4. schuldenaar van de heffing: iedere producent, al dan niet onder de vorm van een geassocieerde of verbonden onderneming of dochteronderneming, met uitsluiting van een zelfopwekker, een transmissienetbeheerder en een distributienetbeheerder, die op 1 november 2005 een zakelijk recht uitoefende op een niet-benutte of onderbenutte site voor de productie van elektriciteit en iedere derde, zoals bedoeld in artikel 10, § 1, die na 1 november 2005 een zakelijk recht verwerft op een niet-benutte of onderbenutte site voor de productie van elektriciteit. Behoort het zakelijk recht in onverdeeldheid toe aan meer dan één producent dan geldt de onverdeeldheid als schuldenaar van de heffing. De leden van de onverdeeldheid zijn hoofdelijk gehouden tot betaling van de verschuldigde heffing;

  5. derde : iedere natuurlijke of rechtspersoon die geen geassocieerde of verbonden of dochteronderneming is van de schuldenaar van de heffing;

  6. aanvaardbare marktvoorwaarden : de marktvoorwaarden die gelden voor de met niet-benutte of onderbenutte site voor de productie van elektriciteit vergelijkbare onroerende goederen gelegen in dezelfde of andere industriegebieden;

  7. ambtenaar : de door de minister voor de toepassing van deze wet aangestelde ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie;

  8. Algemene Directie Energie: algemene directie Energie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie;

  9. minister : de Minister bevoegd voor Energie.

    § 2. De definities, bedoeld in artikel 2, 1°, 2°, 6°, 7°, 10°, 11°, 19°, 20° en 20°bis van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, zijn van toepassing op deze wet.

    HOOFDSTUK II. - Grondslag en bedrag van de jaarlijkse heffing.

    Art. 3. Op een niet-benutte of onderbenutte site voor de productie van elektriciteit wordt een jaarlijkse heffing geheven. Deze heffing wordt berekend op basis van de potentiële productiecapaciteit van een niet-benutte of een onderbenutte site voor de productie van elektriciteit. De potentiële productiecapaciteit is de capaciteit die op de oppervlakte van een niet-benutte of onderbenutte site voor de productie van elektriciteit kan gebouwd worden voor zover die minstens 400 MW bedraagt voor een gascentrale of minstens 250 MW voor een koleninstallatie of een installatie werkend op basis van hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling.

    De globale heffing mag niet hoger zijn dan 3 procent van het gedeelte van het omzetcijfer dat betrekking heeft op de elektriciteitsproductie dat de schuldenaar van de heffing heeft gerealiseerd op de Belgische elektriciteitsmarkt...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT