Sociaal Handvest. - Harmonisatie van het administratief statuut en algemene weddeherziening voor het personeel van de plaatselijke besturen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest., de 28 avril 1994

Artikel M1. Inleiding.

Het intersectoraal akkoord van 13 juni 1991 voor het geheel van de overheidssector had voornamelijk tot doel het overheidsapparaat op alle échelons te moderniseren en te herstructureren vanuit de noodzaak de motivering van het personeel te versterken teneinde de kwaliteit van de werking van de openbare sector te verbeteren en eveneens de aantrekkingskracht van het openbaar ambt te vrijwaren, rekening houdend met de evoluties op de arbeidsmarkt.

Vanaf begin februari 1991 werden onderhandelingen gevoerd over een harmonisatie van het administratief statuut en een algemene weddeherziening in het gewestelijk comité voor de plaatselijke overheidsdiensten.

Van in het begin lag het in de bedoeling van alle onderhandelende partijen om zo mogelijk een nieuwe en verdragende impuls te geven aan het plaatselijk openbaar ambt van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Daarom werd het project van het begin af ambitieus "Sociaal Handvest" gedoopt.

Verschillende elementen hebben vanaf het begin alle gesprekken tot leidraad gediend : de herwaardering van de plaatselijke ambtenaar, de verantwoordelijkheid van de bestuurders, de noodzakelijkheid van harmonisatie van de statuten en de mobiliteit, de verhouding statutairen-contractuelen, de pensioenproblematiek, de rol van de gemeenten in het Gewest en de rol van de gemeenten en het Gewest in het Europa van nu en morgen.

Het resultaat van deze onderhandelingen werd in een protocol vastgelegd dat ondertekend werd op 26 april 1994. Deze omzendbrief bevat de aanbevelingen en de richtlijnen aan alle betrokken plaatselijke besturen voor de verwezenlijking van het Sociaal Handvest, dat van toepassing wordt op 1 juli 1994.

Het Sociaal Handvest is de basis van een herwaardering van het administratief, geldelijk en maatschappelijk statuut van het plaatselijk openbaar ambt. De vorming is de motor van het Sociaal Handvest en wordt verzorgd door het plaatselijk bestuur. Het biedt vernieuwde en nieuwe hefbomen van responsabilisering aan aan de bestuurders en de ambtenaren zelf.

Elk bestuur wordt uitgenodigd om een nieuwe personeelsformatie op te stellen. Dit spoort aan tot bezinning en herdefiniëring van de opdrachten van het bestuur. De invulling van de betrekking in deze nieuwe personeelsformatie, waarin het zgn. niveau 2+ wordt ingeschakeld, laat toe om alle profielen van de betrekkingen te evalueren naar inhoud en voorwaarden. Verregaand is de afschaffing van alle tussengraden : elk niveau wordt opgesplitst in leidinggevende en uitvoerende taken, waarbij laatstgenoemde categorie een functionele loopbaan kan uitbouwen. Deze functionele loopbaan responsabiliseert alle betrokkenen : de werknemer die een verplichte doorlopende vorming dient te volgen en de bestuurders die belast zijn met een tweejaarlijkse evaluatie van elk personeelslid. Elk personeelslid kan zijn geldelijk statuut verbeteren door bijkomende professionele vorming te volgen. Indien een werknemer evenwel gedurende een zekere tijd zijn normale verplichtingen niet nakomt, kan hij ook zijn financiële supplementen verliezen.

Dit nieuw organiek stelsel treedt in werking op 1 januari 1995.

Uiteraard zijn er overgangsmaatregelen getroffen voor het personeel dat op dat ogenblik in dienst is. Wegens financiële redenen kan de invoering van het Sociaal Handvest gespreid worden over een periode die loopt tot 1 januari 2000.

Het personeel dat in dienst is, bekomt bovendien een aantal lineaire geldelijke voordelen nl. 2 % in juli 1994 en 1 % in januari 1995, zodat over de periode 1990 tot 1994 gesproken mag worden van een substantiële weddeverhoging voor het personeel van alle plaatselijke besturen.

Door het feit dat het Sociaal Handvest met zijn nieuw organiek stelsel een gemeenschappelijk uitgangspunt vastlegt voor alle plaatselijke besturen, gemeenten, O.C.M.W.'s, enz. kan ook komaf gemaakt worden met een aantal misstanden die in het verleden bewust of onbewust waren ontstaan. Het aantal bestaande graden evenals het aantal weddeschalen wordt aanmerkelijk verminderd en een eenvormig systeem wordt vastgelegd. Een bijzondere plaats wordt ingeruimd voor de vorming van het personeel en de evaluatie is een hoeksteen van het nieuwe stelsel.

Bovendien kan er vanuit deze gemeenschappelijke basis worden nagedacht over mogelijke vormen van mobiliteit tussen de verschillende besturen, die de werking en dienstverlening slechts kunnen verbeteren.

Een bijzondere aandacht werd besteed aan de financiële gevolgen van het Sociaal Handvest. Een te genereus systeem zou de uitvoering niet alleen onzeker maken, maar zou bovendien de financiële toekomst van de besturen en van het Gewest zelf hypothekeren. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering meent dat een gulden middenweg werd gevonden, waarbij elk bestuur evenwel de financiële gevolgen van de invoering van het Sociaal Handvest op korte en middellange termijn moet inschatten rekening houdend met de lokale situatie en het gekozen invoeringsschema.

Tot slot wordt aan alle besturen gevraagd om een bijzondere inspanning te doen m.b.t. de werkgelegenheid en dit ten belope van telkens 0,5 % van het effectief tewerkgesteld personeel in 1994 en in 1995.

Deze omzendbrief bevat de richtlijnen en aanbevelingen m.b.t. het Sociaal Handvest. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering vraagt met aandrang dat alle plaatselijke besturen met de nodige verantwoordelijkheidszin zo snel mogelijk al het nodige doen om het Sociaal Handvest in hun gemeente of plaatselijk bestuur te realiseren. De komende verkiezingen mogen geen voorwendsel zijn om de invoering van het stelsel te vertragen, of omgekeerd om het te misbruiken. Zodra in het kader van het Sint-Michielsakkoord de nodige wettelijke schikkingen zijn getroffen, zal de Regering dit Sociaal Handvest in wetteksten vastleggen.

De draagwijdte van het Sociaal Handvest kan moeilijk onderschat worden. Het nieuw organiek stelsel creëert een aantal structuren die het mogelijk maken dat het plaatselijk openbaar ambt geherwaardeerd wordt en dat zowel bestuurders als personeelsleden hun volle verantwoordelijkheid opnemen. De invulling van deze nieuwe structuren hangt evenwel af van de manier waarop elke gemeente en plaatselijk bestuur de geboden kansen benut.

Art. M2. 2. Structuur van de omzendbrief.

hoofdstuk : 3. Wat voorafging

  1. Toepassingsgebied

  2. Krachtlijnen

  3. Het algemeen stelsel en het bijzondere stelsel

  4. Het administratief statuut

  5. Het geldelijk statuut

  6. De vorming

  7. De evaluatie

  8. De inwerkingtreding

  9. De sociale dienst

  10. De mobiliteit

  11. Besluit

    Bijlagen : de technische uitwerking :

  12. De definitie van de begrippen

  13. Protocols 94/1, 94/2 en 91/3

  14. Model van beroep ingeval van statutaire stage

  15. De weddeschalen en weddesupplementen

  16. Trefwoordenlijst

    Art. M3. 3. Wat voorafging.

    De jongste decennia zijn de plaatselijke besturen sterk geëvolueerd. Door de bevolkingstoename en de verstedelijking enerzijds, en door het uitbreiden van de taken op plaatselijk vlak anderzijds, werd steeds meer personeel aangeworven. De jongste tien, twintig jaar werd deze groeiende complexiteit nog verhoogd door de financiële moeilijkheden van de plaatselijke besturen en door de invoering van nieuwe technologieën.

    Het personeelsbeleid heeft deze evolutie niet altijd kunnen volgen. Bovendien zijn bepaalde beleidsinstrumenten van relatief recente datum, als men weet dat de personeelsformaties slechts een goede dertig jaar geleden geformaliseerd werden, maar dat anderzijds het huidig geldelijk statuut sinds een goede twintig jaar een niet altijd even duidelijk bestaan leidt.

    De staatshervorming heeft een nieuwe dynamiek op gang gebracht in de herstructurering van alle overheidsdiensten, en dit met inbegrip van de plaatselijke besturen.

    Als uitvloeisel van het sectoraal akkoord 1990 werden in februari 1991 in de schoot van het gewestelijke comité C onderhandelingen aangevat met de drie representatieve vakorganisaties, voor de uitwerking van een Sociaal Handvest. In een eerste fase werd geprobeerd om deze onderhandelingen te voeren in een driehoeksstructuur, nl. met vertegenwoordigers van de plaatselijke besturen zelf. Deze poging kende geen succes. In juli 1992 sprongen de onderhandelingen die ondertussen gevoerd werden in het kader van het intersectoraal akkoord inzake sociale programmatie voor de jaren 1991-1994, zelfs af omdat het onderhandelde stelsel onbetaalbaar bleek. In diverse werkgroepen werd hierop geprobeerd om deelaspecten verder uit te werken, tot in september 1993 een nieuwe globale onderhandelingsronde werd gestart, die tot het Sociaal Handvest heeft geleid.

    Art. M4. 4. Toepassingsgebied.

    Art. 1M4. 4.1. Toepassingsgebied van het Sociaal Handvest.

    Overeenkomstig de artikelen 3 en 17 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel richten de aanbevelingen van de onderafdeling "Brussels Hoofdstedelijk Gewest van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten" over het Sociaal Handvest zich tot de personeelsleden van de gemeenten, de verenigingen van gemeenten, de Brusselse agglomeratie, de openbare kas van lening, de openbare centra voor matschappelijk welzijn en de ziekenhuisverenigingen gevestigd op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

    Het Sociaal Handvest is niet van toepassing op alle andere personeelscategorieën die derhalve niet van deze onderafdeling van het Comité C afhangen, zoals de leden van het vast, stagedoend, tijdelijk of hulppersoneel, zelfs als zijn zij bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen, die door middel van weddetoelagen bezoldigd worden en behoren tot het gesubsidieerd officieel onderwijs, tot de inspectie van dat onderwijs of tot de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra.

    Al de leden van het onderwijzend en gelijkgesteld personeel van het gesubsidieerd officieel onderwijs die niet door middel van weddetoelagen bezoldigd worden, vallen daarentegen wel...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT