29 MEI 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000 tot bepaling van de werken en handelingen die vrijgesteld zijn van het eensluidend advies van de gemachtigde ambtenaar

De Vlaamse Regering,

Gelet op artikel 4.7.16, § 2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000 tot bepaling van de werken en handelingen die vrijgesteld zijn van het eensluidend advies van de gemachtigde ambtenaar;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 30 maart 2009;

Gelet op advies 46.441/1 van de Raad van State, gegeven op 14 mei 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening;

Na beraadslaging,

Besluit :

Artikel 1. In het opschrift van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000 tot bepaling van de werken en handelingen die vrijgesteld zijn van het eensluidend advies van de gemachtigde ambtenaar worden de woorden "gemachtigde ambtenaar" vervangen door de woorden "gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar".

Art. 2. In artikel 1bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van 26 april 2002, worden de woorden "handelingen en werken" vervangen door het woord "handelingen".

Art. 3. In artikel 2 van hetzelfde besluit, waarvan de bestaande tekst § 1 wordt, worden volgende wijzigingen aangebracht :

  1. de woorden "gemachtigde ambtenaar" worden vervangen door de woorden "gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar";

  2. de woorden "handelingen en werken" worden vervangen door het woord "handelingen";

  3. er wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt :

    § 2. Het advies van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar is niet vereist indien voor het gebied waarin het goed gelegen is een bijzonder plan van aanleg of een niet-vervallen verkaveling bestaat.

    Hetzelfde geldt indien voor het gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan bestaat, dat voor het goed niet enkel bestemmingsvoorschriften omvat, maar ook voorschriften inzake de inplanting, de grootte en het uiterlijk van de constructies.

    Bij de toepassing van het eerste en het tweede lid geldt telkens dat de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning in overeenstemming moet zijn met de bepalingen van het bijzonder plan van aanleg, de niet-vervallen verkaveling of het gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan. Die vereiste geldt niet indien er sprake is van een afwijking op stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften in de zin van artikel 4.4.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, op...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT