21 DECEMBER 2012. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft de groenestroomcertificaten, de warmtekrachtcertificaten en de garanties van oorsprong

De Vlaamse Regering,

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op het Energiedecreet van 8 mei 2009, artikel 3.1.3, tweede lid, 4.1.5, derde lid, 4.1.20, eerste lid, 7.1.1, 7.1.2, 7.1.3, 7.1.4/1, 7.1.5, 7.1.10, § 3, 7.1/1.1, 7.1/1.3, 7.5.1, 12.2.1;

Gelet op het Energiebesluit van 19 november 2010, gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse Regering van 8 april 2011, 20 mei 2011, 10 juni 2011, 23 september 2011, 2 maart 2012, 16 maart 2012, 30 maart 2012 en 27 april 2012;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 juni 2012;

Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, gegeven op 28 september 2012;

Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 28 september 2012;

Gelet op het advies van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt, gegeven op 1 oktober 2012;

Gelet op het advies nr. 52.361/3 van de Raad van State, gegeven op 13 december 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat het besluit de gedeeltelijke omzetting regelt van richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG, op het vlak van de garanties van oorsprong;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het Energiebesluit van 19 november 2010

Artikel 1. In artikel 1.1.1, § 2 van het Energiebesluit van 19 november 2010, gewijzigd bij besluit van 20 mei 2011, 10 juni 2011, 23 september 2011 en 2 maart 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  1. er wordt een punt 16° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt :

    16° /1 DABM : het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;

    ;

  2. het punt 50° wordt opgeheven;

  3. er wordt een punt 65/2° ingevoegd, dat luidt als volgt :

    65/2° mest en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen : 1) dierlijke mest, 2) land- en tuinbouwproducten van plantaardige of dierlijke oorsprong, met name gewassen of delen van gewassen geteeld op een land- en tuinbouwbedrijf die niet als afval beschouwd worden en dierlijke producten afkomstig van veeteelt die niet als afval beschouwd worden en 3) land- en tuinbouwafval van plantaardige of dierlijke oorsprong, inclusief natuur- en bermmaaisel, waarbij dit land- en tuinbouwafval enkel een bewerking mag ondergaan hebben met als doel het te scheiden van land- en tuinbouwproducten die bestemd zijn voor rechtstreekse consumptie of voor verdere verwerking of met als doel het te kunnen transporteren; »;

  4. het punt 78° wordt vervangen door wat volgt :

    78° organisch-biologische stoffen of afvalstoffen : organische stoffen van biologische oorsprong of afvalstoffen van biologische oorsprong, meer bepaald stoffen die via natuurlijke biologische processen in een korte tijdspanne kunnen worden omgezet in elementaire chemische bouwstenen;

    ;

  5. het punt 88° wordt vervangen door wat volgt :

    88° restafval : de fractie van huishoudelijke afvalstoffen en met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen die bij de producent niet-selectief is ingezameld en waarop, met uitzondering van het vervoeren, de opslag en/of de overslag, geen enkele be- of verwerking is uitgevoerd;

    ;

  6. er wordt een punt 97/1° ingevoegd, dat luidt als volgt :

    97/1° status van de garantie van oorsprong : de status, vermeld in artikel 6.2/2.5., § 1, 12°.

    .

    Art. 2. Aan artikel 3.1.28 van hetzelfde besluit wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt :

    In afwijking van het tweede lid hoeft er door de werkmaatschappij van de netbeheerder geen orgaan bevoegd voor de voorbereiding van de beslissingen over de voor het netbeheer strategische en vertrouwelijke aangelegenheden, vermeld in artikel 3.1.11, te worden opgericht wanneer zijn bestuursorgaan louter bestaat uit onafhankelijke bestuurders. De statuten van de werkmaatschappij bepalen evenwel dat van zodra niet-onafhankelijke bestuurders toetreden tot het bestuursorgaan, onmiddellijk moet worden overgegaan tot oprichting van een orgaan, als vermeld in het tweede lid.

    .

    Art. 3. In artikel 6.1.2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  7. in paragraaf 1 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt :

    Als het aanvraagdossier niet volledig is, brengt de VREG binnen twee maanden na de ontvangst van de aanvraag de aanvrager daarvan schriftelijk op de hoogte. In die brief worden de redenen vermeld waarom de aanvraag niet volledig werd bevonden en de termijn waarin de aanvrager, op straffe van verval van de aanvraag, het aanvraagdossier kan vervolledigen. Die termijn kan op eenvoudig verzoek van de aanvrager verlengd worden tot maximaal drie jaar.

    Voor een productie-installatie die nog niet in werking is, kan de aanvrager een principe-aanvraag indienen bij de VREG aan de hand van een ingevuld aanvraagformulier, waarvan het model wordt bepaald door de VREG. Als er minstens duidelijkheid bestaat over de gebruikte hernieuwbare energiebron en de productie van elektriciteit, neemt de VREG een principebeslissing met betrekking tot de toekenning van groenestroomcertificaten aan de productie-installatie in kwestie. In de principebeslissing geeft de VREG op basis van de meegedeelde gegevens een verduidelijking over de uit te voeren metingen, en over de bepaling van de maandelijks opgewekte elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, zoals bedoeld in artikel 6.1.7, tweede lid en in artikel 12.3.2, § 1, eerste lid. De aanvrager kan zich beroepen op een principebeslissing van de VREG gedurende de periode waarin de startdatum gerelateerd aan de principe-aanvraag van toepassing is, voor zover hiermee niet wordt ingegaan tegen de van toepassing zijnde wetgeving. Evenwel zal het aantal certificaten slechts bepaald worden bij definitieve goedkeuring op basis van de meest recente gegevens van de installatie.

  8. paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt :

    § 2. De VREG beslist binnen twee maand na de ontvangst van het volledige aanvraagdossier of de elektriciteit, opgewekt door de betrokken productie-installatie, voldoet aan de voorwaarden voor de toekenning van groenestroomcertificaten, vermeld in artikel 7.1.1, § 2 van het Energiedecreet van 8 mei 2009, artikel 6.1.3 en 6.1.4 van dit besluit, en op welke wijze de hoeveelheid toe te kennen groenestroomcertificaten zal worden berekend, overeenkomstig artikel 6.1.8 tot en met 6.1.13 van dit besluit, met inbegrip van de metingen die daarvoor nodig zijn. Hierbij wordt verwezen naar de projectcategorie die van toepassing is en waarvoor de bandingfactor door het Vlaams Energieagentschap wordt bepaald.

    ;

  9. een paragraaf 4 wordt toegevoegd die luidt als volgt :

    § 4. In afwijking van § 1 kan de VREG bepalen dat een aanvraag tot toekenning van groenestroomcertificaten voor een installatie die elektriciteit opwekt uit zonne-energie wordt ingediend bij de beheerder van het net waarop de installatie is aangesloten. De paragrafen 1, 2 en 3 en de artikelen 6.1.3 tot en met 6.1.6 zijn van overeenkomstige toepassing voor wat betreft de behandeling van deze aanvraag door de netbeheerder.

    .

    Art. 4. In artikel 6.1.4 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht :

  10. in paragraaf 1 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt :

    Voor installaties met een elektrisch nominaal vermogen uit hernieuwbare energiebronnen van meer dan 200 kW, kunnen alleen groenestroomcertificaten toegekend worden als bij de aanvraag tot toekenning van certificaten een keuringsverslag van de productie-installatie aan de VREG wordt voorgelegd. Dat keuringsverslag dient opgesteld te zijn door een keuringsinstantie met een accreditatie volgens NBN EN ISO/IEC 17020.

    ;

  11. in paragraaf 1 wordt het derde lid vervangen door wat volgt :

    Installaties met een elektrisch nominaal vermogen uit hernieuwbare energiebronnen van meer dan 1 MW, kunnen alleen groenestroomcertificaten blijven krijgen na de voorlegging van een nieuw keuringsverslag om de twee jaar.

    ;

  12. aan paragraaf 1 wordt een vijfde lid toegevoegd dat luidt als volgt :

    De VREG kan een model voor dit keuringsverslag vastleggen waarvan de vorm verschillend kan zijn naargelang de gebruikte energiebron en technologie.

    ;

  13. een derde paragraaf wordt ingevoegd, die luidt als volgt : « § 3. De verplichting, vermeld in § 1, is niet van toepassing voor installaties die elektriciteit opwekken uit zonne-energie. »

    Art. 5. In artikel 6.1.5 van hetzelfde besluit wordt het vierde lid vervangen door wat volgt :

    De certificaatgerechtigde voor een productie-installatie met een elektrisch nominaal vermogen uit hernieuwbare energiebronnen van meer dan 1 MW, legt een nieuw keuringsverslag voor als vermeld in artikel 6.1.4, bij de melding van een wijziging als vermeld in het eerste lid, 2°.

    Art. 6. In artikel 6.1.7 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht :

  14. het tweede lid wordt vervangen door wat volgt :

    Het aantal groenestroomcertificaten dat maandelijks door de VREG wordt toegekend aan een installatie, wordt berekend door de opgewekte elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, uitgedrukt in MWh, te vermenigvuldigen met de voor die installatie vastgestelde bandingfactoren dit vervolgens op te tellen bij het eventuele overschot van de voorgaande maand. Het resultaat wordt naar beneden afgerond tot een geheel getal. Dit geheel getal is het aantal groenestroomcertificaten dat wordt toegekend. Het overschot, in MWh, bekomen door de afronding naar beneden van het resultaat van deze berekening tot een geheel aantal MWh, wordt overgedragen naar de volgende maand.

  15. in het derde lid wordt de zin « Aan installaties die minder dan 100 000 kWh per jaar produceren, worden groenestroomcertificaten...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT