5 OKTOBER 2006. - Koninklijk besluit houdende maatregelen ter controle van het grensoverschrijdend verkeer van liquide middelen

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen strekt ertoe uitvoering te geven aan een aantal supranationale en nationale bepalingen in verband met de controle op het grensoverschrijdend verkeer van liquide middelen ten bedrage van 10.000 EUR of meer.

De noodzaak tot het invoeren van dergelijke maatregelen ontspruit aan de vaststelling dat, nu het internationale girale financiële verkeer doelmatig wordt gecontroleerd, criminele groeperingen actief inzake het witwassen van geld of de financiering van het terrorisme meer en meer beroep doen op informele systemen voor de overdracht van fondsen waarbij deze door koeriers of via goederenzendingen fysiek vervoerd worden over de grenzen heen.

Dit ontwerp vindt zijn grondslag in volgende bepalingen :

- In september 2004 aanvaardde de plenaire vergadering van de Financiële Actiegroep ter bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van het terrorisme te Parijs bijzondere aanbeveling IX ter bestrijding van de financiering van het terrorisme. België is lid van deze Financiële Actiegroep en de aanvaarding van een aanbeveling of bijzondere aanbeveling impliceert de verbintenis deze op doelmatige wijze om te zetten in nationale wetgeving. Bijzondere aanbeveling IX legt Staten op doelmatige controles in te stellen op het grensoverschrijdend verkeer van liquide middelen indien een bepaalde drempel overschreden wordt en te voorzien in sancties indien deze bepalingen niet worden gerespecteerd.

- Verordening (EG) Nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten legt een systeem van verplichte schriftelijke aangifte op bij de overbrenging van liquide middelen ten belope van 10.000 euro of meer tussen een lidstaat en een derde land of vice versa.

- De besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende het inrichten van controles op de overdracht van alle mogelijke goederen en waarden tussen België en het buitenland voorziet in de mogelijkheid uitvoeringsbepalingen te nemen die dergelijke controles instellen.

Voorliggend ontwerp bestaat uit 15 artikelen, verdeeld over 3 hoofdstukken :

Hoofdstuk I betreft het verkeer met niet-lidstaten van de Europese Gemeenschap en omvat louter uitvoeringsbepalingen van Verordening nr. 1889/2005. Deze verordening voorziet in de indiening van een aangifte indien liquide middelen ten belope van 10.0000 EUR of meer de Gemeenschap worden binnen- of buitengebracht. Als bevoegde autoriteit voor hetgeen betreft het indienen van deze aangifte de Administratie der douane en accijnzen aangeduid en wordt bepaald dat deze aangifte dient te worden ingediend op de plaats van binnenkomen of uitgaan van de Europese Gemeenschap. Het aanduiden van de administratie der douane en accijnzen als terzake bevoegde autoriteit vloeit voort uit de aanwezigheid van ambtenaren van deze administratie op de punten van binnenkomst/uitgang van de Gemeenschap die op het Belgisch grondgebied liggen, alsmede uit de expertise waarover deze administratie beschikt inzake het transport van reizigers en goederen, aangiften en de controle daarvan. In de naar verwachting meest voorkomende vorm van extracommunautair vervoer van liquide middelen, namelijk via de luchthavens, kunnen binnenkomende reizigers de aangifte indienen door het zogenaamde « rode kanaal » (aangifte te doen) te kiezen bij aankomst of bij vertrek de aangifte in te dienen bij de douanebeambten welke nu reeds verantwoordelijk zijn voor het toezicht inzake teruggave van BTW aan niet rijksinwoners die zich begeven naar een derde land t.o.v. de Gemeenschap.

Hoofdstuk II betreft de omzetting van Bijzondere Aanbeveling IX van de FAG voor wat het verkeer tussen België en EG-lidstaten aangaat alsook het nemen van uitvoeringsbepalingen in het kader van de besluitwet van 6 oktober 1944. Aangezien de werkingssfeer van Verordening nr.1889/2005 zich niet uitstrekt tot het intracommunautaire grensoverschrijdend vervoer van liquide middelen en de besluitwet niet nader omschrijft hetgeen bedoeld wordt onder « waarden » dienen een aantal elementen zoals « aangifte », « liquide middelen » en « grensoverschrijdend vervoer » allereerst te worden gedefinieerd. Teneinde te komen tot een zo transparant en homogeen mogelijke regelgeving wordt voor de definiëring van deze begrippen in zeer grote mate teruggegrepen naar de in het kader van Verordening 1889/2005 gebruikte definities.

Wat betreft de aangifteplicht werd evenwel geopteerd voor een meer soepele benadering dan deze inzake extracommunautair vervoer waar een schriftelijke of elektronische aangifte verplicht dient te worden ingediend indien men liquide middelen ter waarde van 10.000 EUR of meer binnen- of buitenbrengt. Inzake het intracommunautaire verkeer van sommen die deze drempel overschrijden werd geopteerd voor een aangifteplicht die geldt indien een bevoegde autoriteit naar aanleiding van een controle de vraag stelt of dergelijke sommen worden vervoerd. De bevoegde autoriteiten voor wat betreft de aangiften inzake het intracommunautaire verkeer zijn degene genoemd in article 6 van de besluitwet van 6 oktober 1944, te weten de officieren van gerechtelijke politie, de ambtenaren en beambten van de Administraties van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit, der Douane en Accijnzen en der Thesaurie en de bankrevisoren.

Het invoeren van een systematische aangifteplicht voor alle intracommunautair vervoer van liquide middelen ter waarde van 10.000 EUR of meer zou een disproportionele administratieve belasting betekenen voor degenen die aan deze aangifteplicht onderworpen zijn. Redelijkerwijze mag ervan uitgegaan worden dat deze last enkel zou terechtkomen op de schouders van personen die de wet respecteren daar waar criminelen zich niet zouden storen aan deze bepaling. Bijgevolg zou een dergelijke stringente toepassing niet doelmatig zijn.

In het kader van het intracommunautaire verkeer is de gedane aangifte in eerste instantie mondeling t.o.v. de bevoegde autoriteit die de controle uitvoert. Indien uit de mondelinge aangifte evenwel blijkt dat sommen ter waarde van 10.000 EUR of meer worden vervoerd, wordt een schriftelijke aangifte opgesteld. Naar analogie met hetgeen is voorzien in hoofdstuk I wordt bepaald dat ingeval van onjuiste of onvolledige aangifte geacht wordt dat niet werd voldaan aan de aangifteplicht.

Hoofdstuk III bepaalt welke autoriteiten bevoegd zijn voor het uitoefenen van controles alsmede de voorwaarden en modaliteiten van een in bewaringneming van liquide middelen welke niet correct werden aangegeven en het ter beschikking stellen van de ingezamelde informatie aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking. Tevens wordt de bestraffing van inbreuken geregeld.

Voor wat betreft de opsporing en vaststelling van inbreuken zijn alle ambtenaren genoemd in artikel 6 van de besluitwet van 6 oktober 1944 bevoegd, ongeacht of het gaat om extra- of intracommunautair vervoer. De bevoegde autoriteiten krijgen de mogelijkheid natuurlijke personen, hun vervoermiddelen, bagage en elk ander recipiënt waarin zich liquide middelen kunnen bevinden te controleren alsook de identiteit van de betrokkenen vast te stellen.

Indien niet werd voldaan aan de aangifteplicht of indien werd voldaan aan de aangifteplicht doch er aanwijzingen bestaan die laten vermoeden dat de liquide middelen afkomstig zijn uit illegale activiteiten of voor de financiering van dergelijke activiteiten zullen worden aangewend zal de bevoegde autoriteit de liquide middelen in bewaring nemen.

Deze inbewaringneming is een administratieve maatregel waarvan de duurtijd de 14 kalenderdagen niet mag overschrijden. Deze termijn wordt ingegeven enerzijds door de bekommernis de rechten van de persoon die weliswaar niet voldeed aan de aangifteplicht of waar aanwijzingen inzake illegale activiteiten bestaan te respecteren terwijl anderzijds de bevoegde gerechtelijke autoriteiten over de nodige tijd dienen te beschikken om een oriënterend onderzoek in te stellen en te beslissen over een eventuele verdere gerechtelijke inbeslagname. Indien de bevoegde gerechtelijke autoriteit niet optreedt binnen de 14 dagen zal de bevoegde autoriteit die de liquide middelen in bewaring heeft genomen deze ter beschikking stellen van de vervoerder.

De inbreuken op de bepalingen van voorliggend besluit worden vastgesteld bij proces-verbaal. Dit wordt opgesteld door de bevoegde autoriteit die de controle uitvoert en omvat minstens de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT