Gewestelijke politieverordening voor het kanaal en de Haven van Brussel, de 4 mars 2010

  1. ALGEMENE BEPALINGEN

    1.1. TOEPASSINGSGEBIED

    Artikel 1. Dit reglement is van toepassing in het havendomein van Brussel, zoals bepaald in artikel 6 van dit reglement.

    1.2. DEFINITIES

    Art. 2. Onder " kapitein " wordt verstaan iedere persoon die met het bevel van het schip is belast, of die er het bevel over voert (eventueel ad interim).

    Art. 3. Onder " verantwoordelijke van een schip " wordt verstaan, de reder of de eigenaar, de bevrachter, de kapitein of de persoon die als mandataris van een van hen handelt.

    Art. 4. § 1. Onder " schip " wordt verstaan, elk zee - of binnenvaartuig, inbegrip van kleine vaartuigen en veerponten, alsmede drijvende werktuigen.

    § 2. Onder " tankschip " wordt verstaan, een schip, en meer bepaald een zeeschip dat is gebouwd of geschikt is gemaakt voor het bulkvervoer van gevaarlijke vloeibare en/of gasladingen, die als zodanig zijn vermeld en opgenomen in de wetboeken van de Internationale Maritieme Organisatie.

    § 3. Onder " tanklichter " wordt verstaan, een schip, en meer bepaald een binnenschip dat is gebouwd of geschikt is gemaakt voor het bulkvervoer van gevaarlijke vloeibare en/of gasladingen, die als zodanig zijn vermeld en opgenomen in het " Transportreglement van gevaarlijke stoffen op de Rijn ", het reglement over het vervoer van gevaarlijke stoffen.

    § 4. Onder " opgelegd schip " wordt verstaan een schip dat tijdelijk of definitief uit de vaart is gehaald.

    Art. 5. Onder " aanmeerlijnen " worden verstaan, trossen, stalen kabels en kettingen die worden gebruikt om het schip op z'n aanlegplaats te houden.

    Art. 6. Onder " havendomein " of " haven " wordt verstaan, wateroppervlakten, wegen, kaaien, terreinen, bruggen, opslagruimten, magazijnen en haveninrichtingen gelegen op de perimeter zoals vastgesteld in punt 4 van de inleiding van het bestek vastgesteld door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 mei 1993 ter invoering van het Bestek waaraan de Haven van Brussel is onderworpen.

    Art. 7. Onder " bunkeren " wordt verstaan, de bevoorrading van bunkerbrandstof.

    Art. 8. § 1. " Gevaarlijke stoffen " zijn :

    1. De stoffen zoals vermeld in het " International Maritime Dangerous Goods Code " (" IMDG-code ");

    2. De gevaarlijke vloeistoffen uit hoofdstuk 17 van het " International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk " (" IBC-code ");

    3. De vluchtige gassen uit hoofdstuk 19 van het " International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquefied Gases in Bulk " (" IGC-code ");

    4. Stoffen voor het vervoer waarvan passende omstandigheden zijn bepaald overeenkomstig de paragraaf 1.1.3.

      van de IBC-code of paragraaf 1.1.6. van de IGC-code;

    5. De vaste stoffen zoals bepaald in bijlage B van het bijzondere wetboek met de praktische regels inzake de veiligheid van vaste en bulkladingen van de " Internationale Maritieme Organisatie ".

    6. Stoffen zoals bepaald door het " reglement voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn " (" ADNR ").

      § 2. " Vervuilende stoffen " zijn :

    7. de categorieën koolwaterstoffen zoals vermeld in bijlage I van de MARPOL overeenkomst;

    8. de schadelijke vloeibare stoffen zoals vermeld in bijlage II van de MARPOL overeenkomst;

    9. de schadelijke stoffen zoals vermeld in bijlage III van de MARPOL overeenkomst.

      Art. 9. Onder " de vennootschap " wordt verstaan de publiekrechtelijke vennootschap " Haven van Brussel ", opgericht door de Ordonnantie van 3 december 1992 betreffende de exploitatie en de ontwikkeling van het kanaal, de haven, de voorhaven en de aanhorigheden ervan in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Redersplein 6.

      Art. 10. § 1. Onder " havenkapitein " wordt verstaan de persoon die beschikt over het statuut bepaald door de wet van 5 mei 1936 tot vaststelling van het statuut der havenkapiteins en wiens bevoegdheden in artikel 6 van die wet staan vermeld.

      § 2. Worden beschouwd als " vertegenwoordigers van de havenkapitein " uitsluitend tot toepassing van onderhavige gewestelijke politieverordening : de haveninspecteurs en de scheepsbestuurders die deel uitmaken van de vennootschap (varend personeel) die in de vennootschap zijn tewerkgesteld.

      § 3. De " Kapiteinsdienst " is de havendienst ingesteld door de wet van 5 mei 1936 tot vaststelling van het statuut der havenkapiteins, die voor rekening van en onder het bevel van havenkapitein ermee is belast alle maatregelen te nemen tot handhaving van de openbare orde, de rust en de veiligheid van de havenactiviteiten zoals :

    10. de regelgeving inzake de behandeling en de opslag van goederen, het inschepen en ontschepen van passagiers;

    11. de regelgeving inzake toegang tot het havendomein en autoverkeer binnen het havendomein;

    12. de bescherming van het milieu, de integriteit en de veiligheid van het havengebied.

      Art. 11. Onder " havenloods " wordt verstaan ieder persoon die voor een erkende loodsdienst werkt en die als taak heeft het aan- en afmeren van schepen.

      Art. 12. Onder " het Becodok " wordt verstaan het watervlak tussen Sainctelette- en Redersbrug alsook de Aken- en Materialenkaai.

      Art. 13. Onder " woonschip " wordt verstaan een schip dat als woning, kantoor, hotel,restaurant of plaats voor culturele, recreatieve of sociale ontmoetingen dienst doet, of nog een schip dat als atelier of opslagplaats dient, alsook bestemd is voor het vervoer van goederen of personen, dat meer dan 30 dagen is aangelegd, zonder dat het meer dan 500 meter is verplaatst.

  2. BEPALINGEN INZAKE BEHANDELING EN OPSLAG VAN GOEDEREN IN HET HAVENGEBIED

    2.1. ALGEMENE BEPALINGEN

    Art. 14. De goederenbehandelaars en operatoren van terminals moeten de Kapiteinsdienst vooraf de exacte ligplaats van het schip en het type geladen of geloste goederen meedelen.

    Art. 15. De kapitein van een schip dat langs de kaai laadt of lost moet de delen van de kaai die naar het schip leiden zo vaak als nodig schoonmaken. Restanten en samen geveegd stof mag niet in de waterweg of in de riolering gestort worden.

    Art. 16. De betroffen goederenbehandelaar moet het afval en wat na het laden en lossen van de lading en verpakking overblijft verwijderen. Afval of opveegsel moet selectief worden verwijderd, overeenkomstig de terzake geldende wettelijke bepalingen.

    Art. 17. Het is verboden opslagruimten, goederenmagazijnen, technische installaties van de Haven van Brussel of kelders, met open lichtbronnen, vuur of voorwerpen die vuur kunnen produceren, te betreden.

    Art. 18. § 1. De Kapiteinsdienst mag steeds de plaatsen bepalen waar vrachtwagens en andere voertuigen zich op de parkeerstroken of kaaien moeten parkeren.

    § 2. Wanneer een vrachtwagen of ander geparkeerd voertuig het verkeer hindert, wanneer wordt geweigerd een vrachtwagen of voertuig te verplaatsen, of wanneer de overtreder niet ter plaatse is, mag de Kapiteinsdienst de vrachtwagen of het voertuig laten verplaatsen.

    Art. 19. Het is verboden voorwerpen, ongeacht de aard ervan, neer te leggen of achter te laten en voertuigen te parkeren, met uitzondering van mobiele kranen die tijdelijk worden gebruikt voor het laden en lossen van schepen, op minder dan 1,60 meter van de sporen voor spoorvoertuigen of voor kranen. Deze afstand wordt gemeten vanaf de buitenkant van de sporen, op de rijwegen van de kaaien.

    Art. 20. Voor het laden en lossen van de schepen in het havengebied moet beroep te worden gedaan op dokwerkers overeenkomstig de wet van 8 juni 1972 inzake de regeling van de havenarbeid.

    Art. 21. Personen die in het havendomein goederen laden, lossen of vervoeren moeten alle nodige beschermings- en veiligheidsmaatregelen nemen om ongevallen, vernieling of vervuiling te voorkomen. Ze zullen zich daarom moeten schikken naar de bevelen en bijzondere voorwaarden van de Kapiteinsdienst.

    2.2. GEVAARLIJKE EN VERVUILENDE STOFFEN

    Art. 22. Het laden en lossen van gevaarlijke en/of vervuilende stoffen in bulk op andere plaatsen dan die die daar speciaal door de Kapiteinsdienst voor zijn ingericht en voorbehouden is verboden, behoudens schriftelijke toestemming van de havenkapitein.

    Art. 23. Bij het laden of lossen van gevaarlijke stoffen in bulk is het verboden andere verpakte ladingen in diezelfde zone te laden of te lossen.

    Art. 24. Het ontgassen is enkel toegestaan op daartoe door de Kapiteinsdienst aangeduide plaatsen en mits naleving van de door hem bepaalde voorwaarden.

    2.3. HET GEBRUIK VAN ELEKTRISCHE LEIDINGEN EN HIJS- EN HEFWERKTUIGEN

    Art. 25. Het is verboden elektrische leidingen en kraanbanen die eigendom zijn van de vennootschap te gebruiken zonder schriftelijke toestemming van deze laatste.

    Art. 26 Het is verboden :

  3. goederen in bulk te laden en te lossen boven de elektrische leidingen voor kranen zonder deze leidingen correct te hebben afgedekt;

  4. de goede werking van de elektrische leidingen voor kranen te hinderen;

  5. hinderende ladingen of goederen op elektrische leidingen voor kranen neer te leggen, ongeacht de aard ervan.

    Art. 27. § 1. De verplaatsing van drijvende hijs- en hefwerktuigen en van mobiele kranen moet vooraf aan de Kapiteinsdienst worden gemeld. Ook uur en plaats van vertrek en aankomst van de kraan, en het traject dat zal worden afgelegd, moeten worden meegedeeld.

    § 2. De verplaatsing van mobiele kranen mag enkel langs de kaaien gebeuren. Buiten deze zone mogen de mobiele kranen enkel onder begeleiding worden verplaatst.

    Art. 28. De drijvende hijs- en hefwerktuigen mogen enkel langs schepen aanmeren, die aan petroleuminstallaties of speciaal voor de behandeling van gevaarlijke stoffen ingerichte aanlegplaatsen liggen aangemeerd, mits schriftelijke toestemming van de havenkapitein.

    Art. 29. § 1. De Kapiteinsdienst mag indien nodig, gelasten een hijs- en hefwerktuig te verplaatsen.

    § 2. Wanneer weeromstandigheden de veiligheid in het havendomein in gevaar brengen mag de Kapiteinsdienst alle activiteit waarvoor kranen nodig zijn tijdelijk onderbreken.

  6. BEPALINGEN INZAKE HET IN- EN ONTSCHEPEN VAN PASSAGIERS

    Art. 30. § 1. De havenuitrustingen voor het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT