Koninklijk besluit getroffen ter uitvoering van artikel 5, § 3, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-10-1995 en tekstbijwerking tot 24-08-2005), de 19 mai 1995

Artikel 1. Voor de toepassing van het onderhavig besluit, gaat de Minister bevoegd voor maatschappelijke integratie na in hoeveel en in welke gemeenten de Minister bevoegd voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, of zijn vertegenwoordiger, geen kandidaat-vluchtelingen in het wachtregister mag inschrijven krachtens artikel 54 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

Elk jaar wordt van die gemeenten een lijst opgemaakt zodra de verdeelquota's van kandidaat-vluchtelingen door de bevoegde instantie voor alle gemeenten van het Rijk zijn vastgesteld.

Indien de berekening van de verdeelquota's in de loop van een jaar per gemeente één of meer keer wordt herzien, wordt er onmiddellijk rekening mee gehouden, gesteld dat deze herziening tot gevolg heeft dat de in het vorige lid genoemde lijst gewijzigd is.

Art. 2. (...) (De Programmatorische federale Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie) maakt de staat op van de kosten voor maatschappelijke dienstverlening die werkelijk aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn werden terugbetaald krachtens (artikel 5, § 2, eerste lid, en artikel 5, § 2bis), van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en binnen de grenzen vastgesteld (bij artikel 11, § 2), van diezelfde wet.

De kosten waarvan de terugbetaling in de loop van het volgende jaar geordonnanceerd worden, worden opgenomen in de kostenstaat van de maatschappelijke dienstverlening van het volgende jaar, zelfs als het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ze in de loop van het (in artikel 1) bedoelde jaar heeft meegedeeld.

Art. 3. (Het volledige bedrag, dat gelijk is aan het verschil tussen de terugbetalingen die zijn gebeurd op basis van artikel 5, § 2, eerste lid, en artikel 5, § 2bis, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, en de terugbetalingen die zouden moeten zijn gebeurd indien, per hypothese, artikel 5, § 1, 2°, van dezelfde wet van 2 april 1965 van toepassing zou zijn geweest, komt toe aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van de gemeenten wier naam voorkomt op de lijst overeenkomstig artikel 1.)

De Minister bevoegd voor...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT