5 FEBRUARI 2007. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 8 mei 2002 genomen ter uitvoering van het koninklijk besluit van 7 mei 2002 betreffende het vervoer van zaken over de weg

ADVIES 41.501/4 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE

De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 17 oktober 2006 door de minister van mobiliteit verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen van advies te dienen over een ontwerp van ministérieel besluit « tot wijziging van het ministerieel besluit van 8 mei 2002 genomen ter uitvoering van het koninklijk besluit van 7 mei 2002 betreffende het vervoer van zaken over de weg », heeft op 13 november 2006 het volgende advies gegeven :

Aangezien de adviesaanvraag is ingediend op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten, haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Bijzondere opmerkingen

Aanhef

  1. In het eerste lid dient, met het oog op meer nauwkeurigheid, verwezen te worden naar artikel 24 van de wet van 3 mei 1999 betreffende het vervoer van zakken over de weg.

  2. Aan het slot van de aanhef schrijve men « BESLUITEN ».

    Dispositief

    Artikel 1

    (ontworpen artikel 33)

  3. Aangezien de ontworpen paragraaf 1 voorziet in een erkenning, dient in het ontwerp te worden gepreciseerd aan welke voorwaarden voldaan moet worden om die erkenning te verkrijgen.

    Dezelfde opmerking geldt voor artikel 2 (ontworpen artikel 36, § 1).

  4. Het is de afdeling wetgeving van de Raad van State niet duidelijk waarom de verplichting om een borg van 2.500 euro te stellen alleen opgelegd wordt aan de erkende drukker van wie sprake is in het derde en vierde lid van paragraaf 1 en niet aan de beroepsfederaties die krachtens het eerste en tweede lid CMR-vrachtbrieven mogen afgeven.

    Dezelfde opmerking geldt voor het ontworpen artikel 36, § 1, vijfde lid.

    Dezelfde vraag rijst in paragraaf 2, ontworpen derde en vierde lid, in verband met de verplichting die hun wordt opgelegd de levering van CMR vrachtbrieven « ter kennis » te brengen « van het hoofd van de controle van de belasting over de toegevoegde waarde van het ambtsgebied waaronder de belastingplichtige op wiens naam de CMR-vrachtbrieven worden afgedrukt, ressorteert ».

    Artikel 2

    (ontworpen artikel 36, § 1)

    De afdeling wetgeving vraagt zich af waarom de bepalingen in...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT