Besluit 2008/174 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot wijziging van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 houdende het statuut van de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, de 1 mars 2012

Artikel 1. Dit besluit regelt een kwestie bedoeld in artikelen 127 en 128 van de Grondwet krachtens de artikelen 138 en 178 van de Grondwet.

Art. 2. Het artikel 3 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 houdende het statuut van de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie wordt aangevuld door de volgende bepaling : "werkdag : elke dag van de week, uitgezonderd zaterdag, zondag, feestdagen en dagen bedoeld in artikel 176, § 1 van dit besluit".

Art. 3. In hetzelfde besluit wordt er een deel III/3 toegevoegd, dat als volgt is opgesteld :

"Deel III/3 - Beroepscommissie

Art. 16/13. Er wordt een Beroepscommissie opgericht die bevoegd is inzake de evaluatie, de verloven en de afwezigheden.

Art. 16/14. Deze commissie bestaat uit :

  1. een effectieve voorzitter en een plaatsvervangende voorzitter, magistraten of op pensioen gezonden magistraten, aangeduid door het College;

  2. drie ambtenaren van minstens rang 13, aangeduid door het College;

  3. drie leden aangeduid door de representatieve vakbondsorganisaties met 1 lid per organisatie.

    De plaatsvervangende leden worden op dezelfde wijze benoemd : drie ambtenaren van minstens rang 13 en drie vertegenwoordigers van vakbondsorganisaties.

    Art. 16/15. Het College benoemt een secretaris en een plaatsvervangende secretaris onder de ambtenaren van de diensten van het College.

    Art. 16/16. De Commissie stelt een huishoudelijk reglement op om de modaliteiten te bepalen van zijn werking. Deze wordt goedgekeurd door het College.

    Art. 16/17. De commissie beraadslaagt slechts geldig indien de meerderheid van de leden aanwezig is.

    Het aantal leden aangeduid door het College en door de vakbondsorganisaties moet gelijk zijn; in voorkomend geval, wordt de pariteit hersteld door uitschakeling van één of meerdere leden, na loting.

    Indien bij de eerste vergadering, het merendeel van de leden niet aanwezig is, komt de Beroepscommissie een tweede keer geldig samen zolang er pariteit is tussen de leden aangeduid door de vakbondsorganisaties en die aangeduid door het College.

    Art. 16/18. Elk lid van de commissie, met inbegrip van de voorzitter, is stemgerechtigd.

    Art. 16/19. De uitkering toegekend aan de voorzitter of de plaatsvervangende voorzitter is vastgelegd op 125 € per zitting."

    Art. 4. Artikel 31, § 2, 1° en 2° van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :

    "1° het jaarlijks vakantieverlof bedoeld in artikel 167, alsook dat bedoeld in artikelen 169 en 170;

  4. de feestdagen bedoeld in artikel 176;

  5. het omstandigheidsverlof bedoeld in artikel 179".

    Art. 5. Artikel 83 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : "Art. 83. § 1. Indien de ambtenaar niet kan instemmen met de gemiddelde globale vermelding waarvan hem kennis is gegeven, heeft hij het recht beroep ten gronde in te dienen bij de Directieraad die uitspraak doet binnen de twee maanden nadat dit is voorgelegd.

    De ambtenaar heeft het recht te worden gehoord en te worden bijgestaan door iemand naar zijn keuze.

    De leden van de Directieraad mogen beraadslagen noch deelnemen aan de stemming indien ze op eender welke manier betrokken zijn geweest bij de evaluatieprocedure van de ambtenaar. De ambtenaar heeft eveneens het recht om binnen de 15 werkdagen na de kennisgeving beroep over de vorm in te dienen bij de Beroepscommissie.

    § 2. Indien de ambtenaar niet kan instemmen met de globale vermelding "met voorbehoud" of de ongunstige globale vermelding waarvan hem kennis is gegeven, kan hij binnen de 15 werkdagen die volgen op de kennisgeving zich wenden tot de Beroepscommissie.

    De ambtenaar verschijnt in persoon en kan zijn bemerkingen kenbaar maken; hij kan zich laten bijstaan door een persoon naar keuze. Het beroep is opschortend.

    De leden van de Beroepscommissie mogen beraadslagen noch deelnemen aan de stemming indien ze op eender welke manier betrokken zijn geweest bij de evaluatieprocedure van de ambtenaar.

    § 3. De Beroepscommissie doet uitspraak binnen een termijn van één maand die van start gaat op de dag dat het beroep werd ingediend door de ambtenaar, ofwel per post, of per fax, of per e-mail, zolang er een duidelijke datum op is en ze een vermelding van evaluatie voorstelt.

    De beslissing om een vermelding van evaluatie toe te kennen, wordt genomen door de openbare instelling die de macht heeft om aan te stellen binnen de twee maanden na ontvangst door deze van het voorstel van evaluatie van de Beroepscommissie.

    Indien de overheid geen beslissing heeft genomen binnen de opgelegde termijn, is het voorstel van evaluatie van de Beroepscommissie definitief ".

    Art. 6. Het deel XVI van de administratieve bepalingen van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen :

    "DEEL XVI - ADMINISTRATIEVE STANDEN, AFWEZIGHEDEN EN VERLOVEN

    HOOFDSTUK I. - De administratieve standen

    Afdeling 1. - Algemene bepalingen.

    Art. 141. De ambtenaar bevindt zich in een van de volgende administratieve standen :

  6. dienstactiviteit;

  7. non-activiteit;

  8. disponibiliteit.

    Art. 142. De ambtenaar wordt voor de vaststelling van zijn administratieve stand altijd geacht in dienstactiviteit te zijn behoudens uitdrukkelijke bepaling die hem hetzij van rechtswege, hetzij bij beslissing van de bevoegde overheid in een andere administratieve stand plaatst.

    Afdeling 2. - Dienstactiviteit

    Art. 143. De dienstactiviteit is de gewone administratieve stand van de ambtenaar.

    Tenzij anders bepaald, heeft de ambtenaar in dienstactiviteit recht op wedde en op verhoging in zijn weddeschaal. Hij kan zijn aanspraken op bevordering of op toekenning van een mandaat doen gelden.

    Art. 144. De ambtenaar blijft in de administratieve stand van dienstactiviteit, wanneer hij afwezig is om de volgende redenen :

  9. halftijdse vervroegde uittreding;

  10. vrijwillige vierdagenweek;

  11. loopbaanonderbreking;

  12. het jaarlijks vakantieverlof en de feestdagen;

  13. uitzonderlijk verlof;

  14. Omstandigheidsverlof, verlof om dwingende redenen van familiale aard, ouderschapsverlof, opvangverlof met het oog op adoptie of pleegvoogdij;

  15. zwangerschapsverlof en verlof ter vervanging van het moederschapsverlof;

  16. het verlof om medische of humanitaire redenen;

  17. verlof om hem toe te laten een stage of proefperiode te vervullen in een andere betrekking van een overheidsdienst;

  18. verlof voor een erkende opdracht van algemeen belang;

  19. verlof om ter beschikking van de Koning te worden gesteld;

  20. verlof voor het verrichten van sommige militaire prestaties in vredestijd en van diensten in uitvoering van het koninklijk besluit van 20 februari 1980 tot coördinatie van de wetten betreffende het statuur van de gewetensbezwaarden;

  21. verlof wegens ziekte;

  22. verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid;

  23. het verlof om politieke redenen;

  24. preventief verlof, bedoeld in artikel 192 van dit besluit;

  25. studieverlof of verlof om een proef af te leggen en opleidingsverlof.

    Art. 145. De ambtenaar die verlof krijgt voor vakbondsactiviteiten en dienstvrijstellingen bij toepassing van het Koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheidsinstellingen en de vakbonden van de ambtenaren behorende tot de overheid, blijft in dienstactiviteit.

    Art. 146. De ambtenaar die deelneemt aan een georganiseerde werkonderbreking is in dienstactiviteit. De deelneming van de ambtenaar aan een georganiseerde werkonderbreking kan voor deze ambtenaar enkel de onthouding van zijn loon met zich meebrengen.

    Art. 147. De ambtenaar wiens ambt afgeschaft wordt en die wedertewerkgesteld moet worden, is in dienstactiviteit.

    Afdeling 3. - Non-activiteit

    Art. 148. De ambtenaar kan van rechtswege in non-activiteit worden geplaatst.

    Tenzij anders bepaald, heeft de ambtenaar in deze stand geen recht op zijn wedde, noch op een verhoging in zijn weddeschaal en kan hij zijn aanspraken op bevordering, op toekenning van een mandaat niet doen gelden.

    Art. 149. De ambtenaar is in non-activiteit wanneer hij afwezig is om de volgende redenen :

  26. het verrichten van sommige militaire prestaties in vredestijd of van bepaalde diensten in uitvoering van de wetten op de gewetensbezwaarden bedoeld in artikel 230;

  27. de uitoefening van een opdracht die niet erkend is van algemeen belang te zijn;

  28. de uitoefening van verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid.

    Art. 150. Tuchtschorsing plaatst de ambtenaar ambtshalve in de administratieve stand van non-activiteit.

    Tijdens de periodes van tuchtschorsing kan de ambtenaar zijn aanspraken op bevordering of op bevordering tot een hogere wedde niet doen gelden en kan hij aan een inhouding van wedde worden onderworpen. Echter, de tuchtschorsing mag niet leiden tot een inhouding van wedde die hoger ligt dan die bedoeld in artikel 23, 2e lid van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.

    Art. 151. De ambtenaar die zonder toestemming afwezig is of die zonder geldige reden de termijn van zijn verlof overschrijdt, bevindt zich van rechtswege in non-activiteit.

    In deze stand behoudt hij zijn aanspraken op een voorschot op zijn wedde. Hij kan zijn aanspraken op bevordering en overplaatsing evenwel niet doen gelden tijdens de duur van zijn onregelmatige afwezigheid, noch een bevordering of een overplaatsing genieten.

    Art. 152. Behalve in het geval bedoeld in artikel 149, 3° van dit besluit, kan niemand in non-activiteit gesteld of gehouden worden wanneer hij aan de voorwaarden voldoet om te worden gepensioneerd.

    Afdeling 4. - Disponibiliteit

    Onderafdeling 1. - Disponibiliteit wegens ziekte

    Art. 153. De ambtenaar is ambtshalve in disponibiliteit gesteld in geval van ziekte of gebrekkigheid die niet de definitieve ongeschiktheid in dienst met zich meebrengt maar die afwezigheden veroorzaakt waarvan de duur de duur van de ziekteverloven overstijgt.

    Art. 154. De ambtenaar kan niet in disponibiliteit gesteld of gehouden worden wanneer hij de voorwaarden vervult...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT