Gemeenschappelijke richtlijn van de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken met betrekking tot de bepaling van de nadere regels voor de mededeling van persoonsgegevens en informatie die door de politiediensten worden verwerkt in het raam van hun opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie, bedoeld in de artikelen 14 en 15 van de wet op het politieambt, door de politiediensten en tot de rechtstreekse toegang en de rechtstreekse bevraging van de ANG, de 2 février 2021

Artikel M.

Aan de Dames en Heren Burgemeesters,

Aan de Commissaris-generaal van de federale politie.

Ter kennisgeving van de:

Dames en Heren Procureurs-generaal,

Mevrouw en Heren Provinciegouverneurs,

Heer Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest,

Heer Federaal procureur en de Dames en Heren Magistraten van het federaal parket,

Dames en Heren Arrondissementscommissarissen,

Heer Voorzitter van de Vaste Commissie van de lokale politie,

Dames en Heren Korpschefs van de lokale politie,

Mevrouw en Heren Voorzitters van het Controleorgaan op de politionele informatie, het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten en de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie.

Mevrouw de Burgemeester,

Mijnheer de Burgemeester,

Mijnheer de Commissaris-generaal,

  1. ALGEMEEN KADER

    De artikelen 44/11/4 tot 44/11/12 van de wet op het politieambt (hierna WPA) vormen de voornaamste wettelijke basis(1) voor de mededeling, aan derden op het nationale grondgebied, van persoonsgegevens en informatie die door de politiediensten worden verwerkt.

    De politie is een schakel in de strafrechts- en veiligheidsketen en wordt in dat verband op eenmalige of herhaalde wijze verzocht om als partner gegevens te verschaffen aan derden, dit bij wijze van een beperkte of volumineuze mededeling.

    Deze mededeling ligt ook in het verlengde van het uitwisselen en delen van gegevens zoals wordt bepleit door de parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar de omstandigheden die hebben geleid tot de terroristische aanslagen van 22 maart 2016(2) en is verankerd in artikel 3 van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens (hierna GBW).

    Een van de eerste elementen om de mededeling te bevorderen is op een duidelijke en transparante manier de nadere regels te bepalen voor de mededeling van gegevens en informatie die door de politiediensten worden verwerkt in het raam van hun opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie (bedoeld in de artikelen 14 en 15 WPA), alsook een duidelijke procedure op te stellen ter omkadering van de aanvragen tot de rechtstreekse toegangen tot en de rechtstreekse bevragingen van de Algemene Nationale Gegevensbank (hierna ANG).

    Overigens, om het werk van de federale en lokale politie, waarop voor de mededeling van gegevens soms door dezelfde gesprekspartners een beroep wordt gedaan, te vergemakkelijken, zal het register van de verwerkingen van de geïntegreerde politie(3) alle bestaande protocolakkoorden tussen de politie en derde instanties bevatten, zodat de reeds opgestelde regels voor iedereen toegankelijk zouden zijn.

    Voor de mededeling van de door de politiediensten verwerkte persoonsgegevens en informatie aan derden moet bovendien het "accountability"-principe worden nageleefd(4). Dat principe vloeit rechtstreeks voort uit de AVG(5) (6) en de GBW.(7)

    Het is derhalve ook met het oog op de gestaltegeving van dit beginsel dat de regelingen voor deze mededeling in deze richtlijn worden vastgesteld.

    Aangezien de mededeling van informatie aan derden het voorwerp uitmaakt van een menselijke tussenkomst, moet worden nagegaan of de ontvangen informatie zelf niet het voorwerp moet uitmaken van een evaluatie of eventuele registratie.

    Zullen het voorwerp uitmaken van een aparte richtlijn:

    - de bepaling van de maatregelen die nodig zijn om het beheer en de veiligheid, waaronder in het bijzonder de aspecten met betrekking tot de betrouwbaarheid, de vertrouwelijkheid, de beschikbaarheid, de traceerbaarheid en de integriteit van de persoonsgegevens en de informatie die worden verwerkt in de gegevensbanken bedoeld in artikel 44/2, te verzekeren, zoals vereist bij artikel 44/4, § 2 WPA;

    - de bepaling van de regels inzake de toegang van de leden van de politiediensten tot de gegevensbanken bedoeld in artikel 44/2, § 1 en § 3, zoals vereist bij artikel 44/4, § 3 WPA;

    - de bepaling van de regels met betrekking tot de koppeling van de gegevensbanken bedoeld in artikel 44/2 onderling of met andere gegevensbanken waartoe de politiediensten wettelijk toegang hebben door of krachtens de wet of internationale verdragen die België binden, vereist bij artikel 44/4, § 4 WPA;

    - de herinnering aan de regels inzake de mededeling van persoonsgegevens en informatie aan buitenlandse politiediensten, aan de internationale organisatie voor gerechtelijke en politionele samenwerking en aan de internationale rechtshandhavingsdiensten.

    De bepalingen die kaderen in de mededeling van gegevens aan de bestuurlijke en gerechtelijke autoriteiten(8) evenals de overdracht van gegevens en/of informatie tussen eenheden van de geïntegreerde politie, worden niet bedoeld in de bepalingen van deze richtlijn.

    De bestemmelingen bedoeld in artikel 44/11/8 WPA worden evenmin bedoeld door de bepalingen van de huidige richtlijn.

    De algemene regels inzake de verwerking van persoonsgegevens alsook de regels die worden bepaald door of krachtens de WPA of de verschillende organieke wetten zijn uiteraard van toepassing op deze mededelingen.

    Ten aanzien van de lokale politie, wat de verwerkingen betreft waarvoor de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie verantwoordelijk zijn, is deze omzendbrief te beschouwen als een dwingende richtlijn in het raam van het inwinnen van informatie noodzakelijk voor de federale overheden (artikel 62, 6° van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus (hierna WGP)).

    Voor de federale politie, die voor het vervullen van haar opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie onder het gezag staat van respectievelijk de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie, betreft dit een richtlijn in de zin van artikel 97 WGP.

    Het advies van de Adviesraad van burgemeesters werd op 11 januari 2019 uitgebracht, dat van het COC op 5 maart 2019 en dat van het College van procureurs-generaal op 17/09/2020.

  2. De mededeling in ruime zin

    1. Wettelijke basis

      Art. 44/11/4 tot 44/11/12 WPA

    2. Definities

      2.1 De gegevens of de informatie die door de politiediensten worden verwerkt in het kader van hun opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie, bedoeld in de artikelen 14 en 15 WPA, moeten worden geïnterpreteerd als de gegevens die zijn vervat in de gegevensbanken opgesomd in art. 44/2 WPA, met uitzondering van de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT