25 MAART 2004. - Besluit van de Waalse Regering houdende programma voor de geleidelijke vermindering van de uitstoot van SO2, NOx, fotVOS en NH3

Gelet op Richtlijn 2001/81 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen;

Gelet op de wet van 28 december 1964 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging;

Gelet op de beslissing van de Interministeriële Conferentie voor Leefmilieu van 16 juni 2000 in verband met het ontwerp van richtlijn betreffende nationale emissieplafonds;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 13 november 2002 tot vastlegging van emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen, en in het bijzonder artikel 5, § 2;

Gelet op het gemotiveerde advies van 16 december 2003 voor het niet toepassen van het programma inzake de geleidelijke vermindering van emissies voorzien in artikel 5, lid 2;

Overwegende de noodzaak om de verontreinigende stoffen die door middel van verzuring, eutrofiëring en de productie van troposferisch ozon een negatieve invloed uitoefenen op het milieu en de gezondheid, verder te verminderen dan in de reeds aangenomen maatregelen werd bepaald;

Overwegende de noodzaak om terzake gezamenlijk op te treden voor het geheel van emissiebronnen en overwegende het belang van de integratie van de bescherming van de luchtkwaliteit in de verschillende sectoriële beleidslijnen, om zoveel mogelijk te profiteren van de synergieën tussen deze beleidslijnen en de bescherming van de luchtkwaliteit;

Overwegende bijgevolg dat de instrumenten, van financiële stimuli tot algemene, sectoriële of specifieke milieunormen, moeten aangepast worden aan het type bron;

Op voordracht van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu;

Na beraadslaging,

Besluit :

Artikel 1. In toepassing van artikel 5, § 2, van het besluit van de Waalse Regering van 13 november 2002 tot vastlegging van emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen, wordt het programma voor de geleidelijke vermindering van de uitstoot van zwaveldioxide, stikstofoxiden, vluchtige organische fotochemische stoffen en ammoniak, bijgevoegd als bijlage, aanvaard.

Art. 2. De Waalse regering belast de Ministers, elk wat hem betreft, met het nemen van de maatregelen voor het uitvoeren van het programma om de doelstellingen die werden vastgelegd in het besluit van de Waalse regering van 13 november 2002 tot vastlegging van emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen, te realiseren.

Namen, 25 maart 2004.

De Minister-President,

J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE

De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu,

M. FORET

BIJLAGE

Waals programma voor de geleidelijke vermindering van de uitstoot van SO2, NOx, fotVOS en NH3

I - Context

  1. Achtergronden en engagementen

  2. De verontreinigingsverschijnselen

    2.1. Verzuring

    2.2. Eutrofiëring

    2.3. Vorming van troposferisch ozon

  3. De belangrijkste verontreinigende stoffen

  4. Identificatie van de drukken en hun recente evolutie, en analyse per verontreinigende stof

    4.1. Zwavelcomponenten

    4.2. Stikstofcomponenten

    4.3. Vluchtige organische stoffen

    4.4. Ammoniak

  5. Grondslagen en aaneenschakelingen van het Waalse beleid

    II - Aangenomen of voorgenomen maatregelen voor het bereiken van de plafonds

    A. Toekomstige evoluties - Trends tussen 2000 en 2010 volgens het BAU

  6. Definitie van het BAU

  7. Hypothesen en referentiescenario's "business as usual"

    1. Elektriciteitsproductie

    2. Industrie

    3. Residentieel

    4. Tertiaire sector

    5. Vervoer

    6. Landbouw

    7. Afvalsector

    8. BAU SO2

    9. BAU NOx

    10. BAU VOS

  8. Trends en overzichtstabellen

    B. Actieplan tegen 2010 met impact op middellange termijn (maatregelen met snelle impact)

  9. Verworvenheden

  10. Maatregelen van goed bestuur

  11. Voorgenomen maatregelen

    C. Actieplan tegen 2010 maar met impact op lange termijn (na 2010)

    D. Actieplan tegen 2010 voor het vervoer, bijdrage tot de inspanning van België

    1. KWANTITATIEVE RAMING VAN HET EFFECT VAN DEZE MAATREGELEN OP DE EMISSIES VAN VERONTREINIGENDE STOFFEN IN 2010. OVERZICHTSTABELLEN

    I - CONTEXT

  12. Achtergronden en engagementen.

    De Conventie van Genève (13/11/1979) betreffende de grensoverschrijdende luchtverontreiniging op lange afstand (LRATP) en haar protocollen :

    • Het protocol van Helsinki betreffende de vermindering van de zwaveluitstoot of zijn grensoverschrijdende verplaatsing met ten minste 30 % (08/07/1985),

    • Het protocol van Sofia betreffende de vermindering van de uitstoot van stikstofoxiden en hun grensoverschrijdende verplaatsing (31/10/1998),

    • Het protocol van Genève betreffende de strijd tegen de uitstoot van vluchtige organische stoffen (18/11/1991),

    • Het protocol van Oslo betreffende een nieuwe vermindering van de uitstoot van zwavel (14/06/1994),

    • Het protocol van Göteborg betreffende de vermindering van de verzuring, de eutrofiëring en troposferisch ozon (vermindering van de uitstoot van zwaveldioxide, ammoniak, NOx en VOS (-> 2010)) (01/02/1998),

    hebben de principes en de doelstellingen van de strijd tegen de verzuring, de eutrofiëring en ozon op het niveau van het Europese vasteland vastgelegd.

    De Europese richtlijn 2001/81 die nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (SO2, NOx, antropogene VOS en NH3) vastlegt, beoogt dezelfde doelstellingen en is aangepast aan de context van de Europese Unie.

    De richtlijn werd in het Waalse Gewest omgezet door het besluit van de Waalse regering van 13 november 2002 tot vastlegging van emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen.

    Op grond van deze richtlijn moeten de lid-Staten nationale programma's opstellen om tegen 2010 de vastgestelde emissieplafonds voor de jaarlijkse antropogene uitstoot van SO2, NOx, VOS en NH3, afkomstig van vaste bronnen en vervoermiddelen, met uitzondering van de uitstoot afkomstig van de internationale zeevaart en de uitstoot van vliegtuigen, buiten de landings- en startcyclus, na te leven. Voor België zal dit programma bestaan uit de programma's van de drie Gewesten en dat van de Federale overheid, bevoegd voor de productnormen (verven, brandstoffen,...).

    Deze richtlijn bepaalt ook dat de lid-Staten de programma's ter beschikking moeten stellen van het publiek en de relevante organisaties, en dat de informatie die ter beschikking wordt gesteld helder, begrijpelijk en gemakkelijk toegankelijk moet zijn.

    De plafonds die België dient te respecteren, alle bronnen door elkaar genomen, zijn de volgende (in kiloton per jaar) : 99 kt SO2, 176 kt NOx, 139 kt VOS en 74 kt NH3.

    Binnen België werden de plafonds verdeeld tussen de gewestelijke entiteiten (voor de vaste bronnen) en de federale overheid (voor het vervoer) door een besluit van de ICL van 16 juni 2000.

    Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

    Illustratie 2 : Engagementen van het Waalse Gewest - kt/jaar.

    Het Waalse Gewest zal tevens bijdragen tot de nationale inspanning tot vermindering van de uitstoot van mobiele bronnen (vervoer) om het emissieplafond van deze bronnen te bereiken.

    Het besluit van de Waalse Regering van 13 november 2002 tot vastlegging van emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen, preciseert in artikel 5, lid 2, dat, om te waarborgen dat de plafonds betreffende vaste bronnen in het Waalse Gewest op 31 december 2010 worden nageleefd, de Regering een programma inzake de geleidelijke vermindering van emissies aanneemt, dat gewag maakt van de goedgekeurde of overwogen maatregelen voor het bereiken van de plafonds, alsmede van de kwantitatieve raming van de weerslag van die maatregelen op de emissies van verontreinigende stoffen in 2010.

  13. De verontreinigingsverschijnselen

    2.1. Verzuring

    De verzuring van het milieu vormt een ernstig milieuprobleem, dat vooral tot uiting komt in de gevolgen voor de gebouwen, de vegetatie (vooral het afsterven van de bossen), de oppervlaktewateren (vooral de meren) en de bodem. We moeten hierbij opmerken dat deze effecten minder of meer uitgesproken zijn naargelang van het buffervermogen van het betreffende ecosysteem (capaciteit om de schommelingen van de pH te verminderen ten opzichte van de schommeling van de concentraties van stoffen met een zuur of basisch karakter). In Wallonië zijn vooral de Ardennen, waar de bodem arm is aan kalk, in dit opzicht bijzonder gevoelig.

    De belangrijkste verbindingen die verantwoordelijk zijn voor de verzuring, zijn salpeterzuur (HNO3) en zwavelzuur (H2SO4), die vooral afkomstig zijn van de omzetting van zwavelcomponenten (vooral SO2, SO3 en H2S) en stikstofcomponenten (vooral NO, NO2, N2O5 - soms in aanwezigheid van O3) in de lucht.

    Deze verzuring van het milieu ontstaat op twee manieren : enerzijds door de natte neerslag van in de lucht opgeloste deeltjes, in de vorm van regen, sneeuw of mist, en anderzijds door de droge neerslag in de vorm van gas en stof. Bijgevolg is de term « zure neerslag » te verkiezen boven de term « zure regen » die meestal wordt gebruikt. Momenteel wordt in het Waalse Gewest alleen de bijdrage van de natte neerslag gemeten.

    Voor een geografisch gebied en in een bepaalde periode is het zure karakter van elk van de hoger beschreven vormen van neerslag het gevolg van de werking van het geheel van componenten met een zuur-basisch karakter. De componenten met een zuur karakter doen de pH dalen, de basische componenten doen de pH stijgen. Daarom beperken we ons niet tot het meten van de pH van het regenwater, maar bepalen we ook het gehalte van de chemische soorten met zuur-basisch karakter.

    Zuiver water heeft een neutrale pH van 7, terwijl de pH van regen in theorie 5.65 bedraagt vanwege de aanwezigheid van CO2 in de lucht, dat oplost in de regendruppels. De natuurlijke pH van regen is dus zuur; hij kan worden beïnvloed door de aanwezigheid van andere zure of basische componenten in de lucht. Deze componenten kunnen van natuurlijke oorsprong zijn, zoals de sulfaten in het stuifwater van de zee, of van antropogene oorsprong. In de geïndustrialiseerde landen zijn de antropogene bronnen in de meerderheid; ze houden verband met het vervoer, de industrie en de verwarming van woningen. In Europa bedraagt de pH van het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT