Besluit van de Waalse Regering houdende programma voor de geleidelijke vermindering van de uitstoot van SO2, NOx, fotVOS en NH3. (Vertaling)., de 25 mars 2004

Artikel 1. In toepassing van artikel 5, ß 2, van het besluit van de Waalse Regering van 13 november 2002 tot vastlegging van emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen, wordt het programma voor de geleidelijke vermindering van de uitstoot van zwaveldioxide, stikstofoxiden, vluchtige organische fotochemische stoffen en ammoniak, bijgevoegd als bijlage, aanvaard.

Art. 2. De Waalse regering belast de Ministers, elk wat hem betreft, met het nemen van de maatregelen voor het uitvoeren van het programma om de doelstellingen die werden vastgelegd in het besluit van de Waalse regering van 13 november 2002 tot vastlegging van emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen, te realiseren.

Namen, 25 maart 2004.

De Minister-President,

J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE

De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu,

M. FORET

BIJLAGE.

Art. N. Bijlage. Waals programma voor de geleidelijke vermindering van de uitstoot van SO2, NOx, fotVOS en NH3.

  1. - Context.

    1. Achtergronden en engagementen.

    2. De verontreinigingsverschijnselen.

      2.1. Verzuring.

      2.2. EutrofiÎring.

      2.3. Vorming van troposferisch ozon.

    3. De belangrijkste verontreinigende stoffen.

    4. Identificatie van de drukken en hun recente evolutie, en analyse per verontreinigende stof.

      4.1. Zwavelcomponenten.

      4.2. Stikstofcomponenten.

      4.3. Vluchtige organische stoffen.

      4.4. Ammoniak.

    5. Grondslagen en aaneenschakelingen van het Waalse beleid.

  2. - Aangenomen of voorgenomen maatregelen voor het bereiken van de plafonds.

    A. Toekomstige evoluties - Trends tussen 2000 en 2010 volgens het BAU.

    1. Definitie van het BAU.

    2. Hypothesen en referentiescenario's " business as usual ".

      1. Elektriciteitsproductie.

      2. Industrie.

      3. Residentieel.

      4. Tertiaire sector.

      5. Vervoer.

      6. Landbouw.

      7. Afvalsector.

      8. BAU SO2.

      9. BAU NOx.

      10. BAU VOS.

    3. Trends en overzichtstabellen.

      B. Actieplan tegen 2010 met impact op middellange termijn (maatregelen met snelle impact).

    4. Verworvenheden.

    5. Maatregelen van goed bestuur.

    6. Voorgenomen maatregelen.

      C. Actieplan tegen 2010 maar met impact op lange termijn (na 2010).

      D. Actieplan tegen 2010 voor het vervoer, bijdrage tot de inspanning van BelgiÎ.

  3. KWANTITATIEVE RAMING VAN HET EFFECT VAN DEZE MAATREGELEN OP DE EMISSIES VAN VERONTREINIGENDE STOFFEN IN 2010. OVERZICHTSTABELLEN.

  4. - CONTEXT.

    1. Achtergronden en engagementen.

      De Conventie van GenËve (13/11/1979) betreffende de grensoverschrijdende luchtverontreiniging op lange afstand (LRATP) en haar protocollen :

      - - Het protocol van Helsinki betreffende de vermindering van de zwaveluitstoot of zijn grensoverschrijdende verplaatsing met ten minste 30 % (08/07/1985),

      - - Het protocol van Sofia betreffende de vermindering van de uitstoot van stikstofoxiden en hun grensoverschrijdende verplaatsing (31/10/1998),

      - - Het protocol van GenËve betreffende de strijd tegen de uitstoot van vluchtige organische stoffen (18/11/1991),

      - - Het protocol van Oslo betreffende een nieuwe vermindering van de uitstoot van zwavel (14/06/1994),

      - - Het protocol van Gˆteborg betreffende de vermindering van de verzuring, de eutrofiÎring en troposferisch ozon (vermindering van de uitstoot van zwaveldioxide, ammoniak, NOx en VOS (-> 2010)) (01/02/1998),

      hebben de principes en de doelstellingen van de strijd tegen de verzuring, de eutrofiÎring en ozon op het niveau van het Europese vasteland vastgelegd.

      De Europese richtlijn 2001/81 die nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (SO2, NOx, antropogene VOS en NH3) vastlegt, beoogt dezelfde doelstellingen en is aangepast aan de context van de Europese Unie.

      De richtlijn werd in het Waalse Gewest omgezet door het besluit van de Waalse regering van 13 november 2002 tot vastlegging van emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen.

      Op grond van deze richtlijn moeten de lid-Staten nationale programma's opstellen om tegen 2010 de vastgestelde emissieplafonds voor de jaarlijkse antropogene uitstoot van SO2, NOx, VOS en NH3, afkomstig van vaste bronnen en vervoermiddelen, met uitzondering van de uitstoot afkomstig van de internationale zeevaart en de uitstoot van vliegtuigen, buiten de landings- en startcyclus, na te leven. Voor BelgiÎ zal dit programma bestaan uit de programma's van de drie Gewesten en dat van de Federale overheid, bevoegd voor de productnormen (verven, brandstoffen,...).

      Deze richtlijn bepaalt ook dat de lid-Staten de programma's ter beschikking moeten stellen van het publiek en de relevante organisaties, en dat de informatie die ter beschikking wordt gesteld helder, begrijpelijk en gemakkelijk toegankelijk moet zijn.

      De plafonds die BelgiÎ dient te respecteren, alle bronnen door elkaar genomen, zijn de volgende (in kiloton per jaar) : 99 kt SO2, 176 kt NOx, 139 kt VOS en 74 kt NH3.

      Binnen BelgiÎ werden de plafonds verdeeld tussen de gewestelijke entiteiten (voor de vaste bronnen) en de federale overheid (voor het vervoer) door een besluit van de ICL van 16 juni 2000.

      SO2 NOx VOS NH3

      Vaste bronnen 97 108 103,4 74

      Vervoer 2 68 35,6

      Totaal 99 176 139 74

      Illustratie 1 : Engagement van BelgiÎ - kt/jaar.

      Artikel 5, lid 1 van het besluit van de Waalse Regering van 13 november 2002 tot vastlegging van emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen, bepaalt de volgende emissieplafonds voor vaste bronnen voor het Waalse Gewest (in kiloton per jaar) :

      Waalse gewest SO2 NOx COV NH3

      Vaste bronnen 29 46 28 28,76

      Illustratie 2 : Engagementen van het Waalse Gewest - kt/jaar.

      Het Waalse Gewest zal tevens bijdragen tot de nationale inspanning tot vermindering van de uitstoot van mobiele bronnen (vervoer) om het emissieplafond van deze bronnen te bereiken.

      Het besluit van de Waalse Regering van 13 november 2002 tot vastlegging van emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen, preciseert in artikel 5, lid 2, dat, om te waarborgen dat de plafonds betreffende vaste bronnen in het Waalse Gewest op 31 december 2010 worden nageleefd, de Regering een programma inzake de geleidelijke vermindering van emissies aanneemt, dat gewag maakt van de goedgekeurde of overwogen maatregelen voor het bereiken van de plafonds, alsmede van de kwantitatieve raming van de weerslag van die maatregelen op de emissies van verontreinigende stoffen in 2010.

    2. De verontreinigingsverschijnselen.

      2.1. Verzuring.

      De verzuring van het milieu vormt een ernstig milieuprobleem, dat vooral tot uiting komt in de gevolgen voor de gebouwen, de vegetatie (vooral het afsterven van de bossen), de oppervlaktewateren (vooral de meren) en de bodem. We moeten hierbij opmerken dat deze effecten minder of meer uitgesproken zijn naargelang van het buffervermogen van het betreffende ecosysteem (capaciteit om de schommelingen van de pH te verminderen ten opzichte van de schommeling van de concentraties van stoffen met een zuur of basisch karakter). In WalloniÎ zijn vooral de Ardennen, waar de bodem arm is aan kalk, in dit opzicht bijzonder gevoelig.

      De belangrijkste verbindingen die verantwoordelijk zijn voor de verzuring, zijn salpeterzuur (HNO3) en zwavelzuur (H2SO4), die vooral afkomstig zijn van de omzetting van zwavelcomponenten (vooral SO2, SO3 en H2S) en stikstofcomponenten (vooral NO, NO2, N2O5 - soms in aanwezigheid van O3) in de lucht.

      Deze verzuring van het milieu ontstaat op twee manieren : enerzijds door de natte neerslag van in de lucht opgeloste deeltjes, in de vorm van regen, sneeuw of mist, en anderzijds door de droge neerslag in de vorm van gas en stof. Bijgevolg is de term " zure neerslag " te verkiezen boven de term " zure regen " die meestal wordt gebruikt. Momenteel wordt in het Waalse Gewest alleen de bijdrage van de natte neerslag gemeten.

      Voor een geografisch gebied en in een bepaalde periode is het zure karakter van elk van de hoger beschreven vormen van neerslag het gevolg van de werking van het geheel van componenten met een zuur-basisch karakter. De componenten met een zuur karakter doen de pH dalen, de basische componenten doen de pH stijgen. Daarom beperken we ons niet tot het meten van de pH van het regenwater, maar bepalen we ook het gehalte van de chemische soorten met zuur-basisch karakter.

      Zuiver water heeft een neutrale pH van 7, terwijl de pH van regen in theorie 5.65 bedraagt vanwege de aanwezigheid van CO2 in de lucht, dat oplost in de regendruppels. De natuurlijke pH van regen is dus zuur; hij kan worden beÔnvloed door de aanwezigheid van andere zure of basische componenten in de lucht. Deze componenten kunnen van natuurlijke oorsprong zijn, zoals de sulfaten in het stuifwater van de zee, of van antropogene oorsprong. In de geÔndustrialiseerde landen zijn de antropogene bronnen in de meerderheid; ze houden verband met het vervoer, de industrie en de verwarming van woningen. In Europa bedraagt de pH van het regenwater gemiddeld 4 tot 4.5. Maar er zijn gevallen bekend waarin de invloed van zuur-basische componenten in het water tot zure regen leidt.

      Op het niveau van WalloniÎ zijn de schommelingen in de gemiddelde pH (gemeten over het jaar) klein. De pH van elk van de stalen varieert daarentegen sterk. Ze worden beÔnvloed door verschillende factoren, met als belangrijkste :

      - - Rainout : wolken ontstaan door de condensatie van water in de vorm van waterdruppeltjes. Bij die condensatie kunnen de druppeltjes, als gevolg van verschillende fysisch-chemische processen, verontreinigende stoffen die in de lucht aanwezig zijn " opsluiten ". Dat proces wordt " rainout " genoemd. Tijdens het traject, dat zich over verscheidene kilometers kan uitstrekken, zal de wolk andere verontreinigende stoffen opnemen uit de luchtmassa's waar ze doorheen trekt. Dat verschijnsel is niet eenvormig, de druppels aan de voorzijde en de omtrek van de wolken nemen meestal meer verontreinigende stoffen op dan de deeltjes in het midden, die zich bewegen in lucht die al door de andere deeltjes is gereinigd;

      - - Washout : de druppeltjes van de wolk vallen neer in de vorm van regen of een stortbui. Tijdens hun val spoelen ze de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT