8 MEI 2003. - Decreet tot wijziging van de geldende bepalingen inzake verlof en tot inrichting van de moederschapsbescherming (1) (2)

De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen wat volgt :

TITEL I. - Inspectie, het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het psychologisch personeel, het sociaal personeel en het paramedisch personeel

HOOFDSTUK I. - Omstandigheidsverlof en verlof wegens persoonlijke aangelegenheden

Artikel 1. Artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen van kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 april 1977 en bij het besluit van de Regering van 8 mei 1998, wordt door de volgende bepaling vervangen :

« Artikel 5. De in voornoemd koninklijk besluit van 22 maart 1969 bedoelde vastbenoemde en tijdelijke personeelsleden in dienstactiviteit krijgen een uitzonderlijk verlof binnen de volgende perken :

  1. voor het huwelijk van het personeelslid : vier werkdagen;

  2. voor de bevalling van de echtgenote of van de persoon met wie het personeelslid op het tijdstip van de gebeurtenis samenleeft : tien werkdagen;

  3. voor het overlijden van de echtgenoot, van de persoon met wie het personeelslid samenleefde, van een bloed- of aanverwant in de 1ste graad van het personeelslid of van de persoon met wie hij samenleeft : vier werkdagen;

  4. voor het huwelijk van een kind van het personeelslid, van het kind van de echtgenoot van het personeelslid of van een kind van de persoon met wie hij samenleeft : twee werkdagen;

  5. voor het overlijden van een bloed- of aanverwant in enig welke graad, die onder hetzelfde dak woont als het personeelslid : twee werkdagen;

    Onder dezelfde voorwaarden wordt dit verlof eveneens verleend bij het overlijden van een bloedverwant van de persoon met wie het personeelslid samenleeft.

  6. voor het overlijden van een bloed- of aanverwant in de 2de graad of 3de graad, die niet onder hetzelfde dak woont als het personeelslid : één werkdag;

    Onder dezelfde voorwaarden wordt dit verlof eveneens verleend bij het overlijden van een bloed- of aanverwant van de persoon met wie het personeelslid samenleeft.

    Die uitzonderlijke verloven worden bezoldigd en gelijkgesteld met periodes van dienstactiviteit.

    De voornoemde verloven moeten door het personeelslid genomen worden binnen de zeven kalenderdagen voor of na de gebeurtenis waarvoor het verlof hem verleend wordt. Ze kunnen gesplitst worden.

    In afwijking van vorig lid, moet het in punt b) vernoemd verlof door het personeelslid genomen worden binnen de twintig kalenderdagen voor of na de gebeurtenis waarvoor het verlof hem verleend wordt. Het kan gesplitst worden.

    Voor de toepassing van dit artikel moet men onder « werkdagen » schooldagen verstaan. »

    Art. 2. Artikel 5bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 april 1977, wordt vervangen door de volgende bepaling :

    « Artikel 5bis. Behalve de verlofdagen bedoeld in artikel 5, kunnen de in voornoemd koninklijk besluit van 22 maart 1969 bedoelde vastbenoemde en tijdelijke personeelsleden in dienstactiviteit, uitzonderlijke verlofdagen krijgen wegens overmacht, die het gevolg is van de ziekte of van een ongeval overkomen aan de volgende, met het personeelslid onder hetzelfde dak wonende personen : de echtgenoot, de persoon met wie hij samenleeft, een bloed- of aanverwant, bloedverwant van de persoon met wie het personeelslid samenleeft, een persoon opgenomen met het oog op zijn adoptie of met het oog op de uitoefening van een pleegvoogdij.

    De noodzaak van de aanwezigheid van het personeelslid bij de in het vorig lid bedoeld persoon wordt bewezen aan de hand van een dokterattest.

    De duur van deze verloven is tot vier werkdagen per kalenderjaar beperkt.

    Deze duur kan evenwel tot acht dagen gaan wanneer een ziekte of een ongeval het kind van het personeelslid of van de persoon met wie hij samenleeft aangaat en wanneer dat kind nog geen twaalf jaar oud is. In het geval het personeelslid getrouwd zou zijn of met iemand samen zou leven, wordt door de werkgever een attest geleverd dat bewijst dat de echtgenoot of de persoon met wie het personeelslid samenleeft effectief alle uitzonderlijke verlofdagen gebruikt heeft waarover hij in voorkomend geval kan beschikken; deze worden bezoldigd en gelijkgesteld met periodes van dienstactiviteit.

    De voornoemde verlofdagen kunnen gesplitst worden.

    Het in het tweede lid bedoeld attest zal voor elke aanvraag om verlofdagen geëist worden.

    Voor de toepassing van dit artikel moet onder « werkdagen » schooldagen verstaan worden. »

    Art. 3. In artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 januari 1988 en bij het besluit van de Regering van 10 juni 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

    1. punt a wordt als volgt aangevuld :

      wanneer twee of meerdere verlofperiodes om dwingende familiale redenen slechts door zaterdagen, zondagen of feestdagen gescheiden zijn, bedraagt de totale duur van het toegekend verlof zaterdagen, zondagen en feestdagen;

      ;

    2. artikel 9 wordt met het volgend lid aangevuld : « Het in punt a bedoeld verlof wordt eveneens verleend aan de tijdelijke personeelsleden in dienstactiviteit. »

      HOOFDSTUK II. - Verlof voor de opvang met het oog op adoptie en pleegvoogdij

      Art. 4. Artikel 13bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 april 1977 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 november en 15 december 1986, wordt vervangen door de volgende bepaling :

      Artikel 13bis. De in voornoemd koninklijk besluit van 22 maart 1969 bedoelde vastbenoemde en tijdelijke personeelsleden, in dienstactiviteit, kunnen verlof krijgen voor opvang met het oog op de adoptie van een kind dat nog geen twaalf jaar oud is.

      De maximale duur van dat verlof wordt vastgesteld op zes weken.

      De maximale duur van het opvangverlof wordt verdubbeld wanneer het opgenomen kind mindervalide is en aan de voorwaarden voldoet om kinderbijslag te genieten overeenkomstig artikel 47 van de gecoördineerde wetten betreffende de kindertoeslagen voor de loonarbeiders of overeenkomstig artikel 26 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen.

      Het opvangverlof wordt toegekend aan het personeelslid dat het aanvraagt; indien hij gehuwd is en de echtgenoten hetzij personeelslid zijn van het georganiseerd onderwijs of van het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, hetzij lid zijn van dat personeel en lid van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, kan het verlof, op de aanvraag van de adoptanten, onder hen verdeeld worden.

      Indien slechts één van de echtgenoten adopteert, kan enkel hij het verlof genieten.

      Dat verlof wordt bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

      Voor de toepassing van dit artikel worden pleegvoogdij en adoptie gelijkgesteld.

      Art. 5. In hetzelfde besluit wordt een artikel 13ter ingevoegd, als volgt opgesteld :

      Artikel 13ter. Het opvangverlof begint op de datum waarop het kind effectief in het tehuis opgevangen wordt. Het bewijs moet blijken uit een getuigschrift van domiciliëring, opgesteld door het gemeentebestuur.

      In afwijking van lid 1, begint het opvangverlof op de dag waarop het personeelslid naar het buitenland vertrekt, op voorwaarde dat de adoptie gebeurt bij de terugkeer naar België. Indien er evenwel blijkt dat bij de terugkeer geen adoptie gebeurd is, wordt deze verlofperiode omgezet in een terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden. Het verlof kan in geen geval de duur van de terbeschikkingstelling voor persoonlijke aangelegenheden die het vastbenoemd personeelslid kan aanvragen, overschrijden krachtens de reglementaire bepalingen die op hem van toepassing zijn. Deze terbeschikkingstelling loopt alleszins ten einde bij het verstrijken van de periode waarvoor het opvangverlof aangevraagd was.

      Voor het in artikel 13bis bedoeld tijdelijk personeelslid, indien blijkt bij de terugkeer dat er geen adoptie gebeurd is, wordt de verlofperiode beschouwd als een schorsing van aanstelling. Als een vaste benoeming tijdens het opvangverlof gebeurt, wordt die behouden. Het personeelslid wordt dan onderworpen aan de bepalingen van het vorig lid.

      HOOFDSTUK III. - Moederschapsrust

      Art. 6. In hetzelfde besluit wordt in de plaats van hoofdstuk XIII met de artikelen 51 tot 56, een nieuw hoofdstuk XIII ingevoegd, luidend als volgt :

      Hoofdstuk XIII - Moederschapsrust

      Artikel 51. Het vrouwelijk vastbenoemd en tijdelijk personeelslid, in dienstactiviteit, geniet de moederschapsrust bepaald in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971.

      Onverminderd lid 3 van dit artikel wordt de moederschapsrust gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

      De periodes van afwezigheid wegens ziekte of gebrekkigheid gedurende de zes of acht weken in geval van meervoudige geboorte, voor de zevende dag die aan de werkelijke bevallingsdatum voorafgaat, worden als ze niet gevolgd worden door de hervatting van een ambt gedurende die periode, voor het bepalen van de administratieve stand van de betrokkene in moederschapsrust omgezet.

      De bezoldiging die verschuldigd is voor de periode gedurende welke de betrokkene moederschapsrust geniet, mag niet meer dan vijftien weken bestrijken of zeventien weken in geval van meervoudige geboorte.

      Lid 4 van dit artikel is niet van toepassing op de tijdelijke vrouwelijke personeelsleden.

      Art. 52. Wanneer het vrouwelijk personeelslid het zwangerschapsverlof heeft opgedaan en de bevalling na de voorspelde datum komt, wordt het zwangerschapsverlof...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT