25 FEBRUARI 2008. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het geldelijke statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Onderhavig ontwerp van besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen is een aanvulling op de regelgeving die tot doel heeft het geheel van de statuten te herzien van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen dat ik terzelfder tijd te Uwer ondertekening voorleg.

Het vloeit dus logisch voort uit de hervorming van het administratief statuut van het wetenschappelijk personeel waarmee het nauw samengaat.

Het ontwerp van besluit heeft tot doel het wetenschappelijk personeel een bezoldigingsregeling toe te kennen waardoor het, voor zover mogelijk, dezelfde waarborgen en voordelen kan genieten als die verleend aan het personeel van de federale overheidsdiensten.

In detail komt het in het kort hierop neer :

- In de artikelen 2, 3 en 5 is de regelgevende grondslag opgenomen die noodzakelijk is voor het vaststellen van de weddenschalen van het wetenschappelijk personeel volgens dezelfde principes die gelden voor het personeel van de FOD's en POD's.

- Artikel 4 bepaalt het bedrag van de weddenschaal toegekend aan de titularissen van iedere klasse in de nieuwe loopbaan van het wetenschappelijk personeel zoals die wordt omschreven in het ontwerp van nieuw statuut van het personeel dat U overigens wordt voorgelegd.

Zij biedt deze personeelsleden de mogelijkheid op hun beurt een geldelijke opwaardering te krijgen die via het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 al werd toegekend aan de personeelsleden van niveau A van de FOD's en POD's.

- De artikelen 6 tot 9 bepalen en modaliseren de verschillende diensten die in aanmerking kunnen worden genomen voor het vaststellen van de geldelijke anciënniteit van ieder personeelslid, in het bijzonder naargelang zijn eigen beroepsloopbaan.

De tekst houdt rekening met de voordelen die sinds 2000 werden toegekend aan het personeel van de FOD's en POD's, met inbegrip van de mogelijkheid onvolledige prestaties in het onderwijs of verricht na 1 januari 2000 te gelden te maken.

- De artikelen 10 tot 12 leggen de praktische modaliteiten vast voor de uitbetaling van de wedde en behoeven geen bijzondere opmerkingen.

- De artikelen 13 en 14 stellen de wedde vast die wordt toegekend aan het wetenschappelijk personeelslid aangewezen voor de leidinggevende mandaatfunctie van operationeel directeur alsmede de modaliteiten voor zijn uitbetaling.

Rekening houdende met het verantwoordelijksniveau van dit pesoneelslid, is de betrokken wedde de hoogste die op dit ogenblik kan worden toegekend aan een personeelslid in de loopbaan van niveau A in de FOD's en POD's.

- Net als in de bezoldigingsregeling van het personeel van de FOD's en POD's, biedt artikel 15 de Minister van Wetenschapsbeleid de mogelijkheid bepaalde specifieke situaties die zich zouden kunnen voordoen te regelen zonder evenwel af te mogen wijken van de principes van het ontwerp van besluit.

- De artikelen 16 and 18 leggen de opheffings- en slotbepalingen van het besluit vast.

Wat de opmerking betreft over artikel 17 waarin de inwerkingtreding wordt geregeld, is het verlenen van terugwerkende kracht perfect verantwoord ingeval die retroactiviteit past in de meeste door het Hoge College opgesomde hypothesen. Zo zal die retroactiviteit worden toegepast met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel daar alle betrokken personeelsleden er op dezelfde manier profijt bij zullen hebben en zal zij hun overigens enkel maar geldelijke voordelen zal bieden. Er moet niet aan worden herinnerd dat het rijkspersoneel al soortgelijke geldelijke voordelen met terugwerkende kracht heeft verworven op 1 december 2004.

- Voor het overige werd er rekening gehouden met de opmerkingen van de Raad van State.

Ik heb de eer te zijn,

Sire,

van Uwe Majesteit,

de zeer eerbiedige

en zeer getrouwe dienaar,

De Minister belast met het Wetenschapsbeleid,

Mevr. S. LARUELLE

ADVIES 43.413/1/V VAN 2 AUGUSTUS 2007 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE

De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste vakantiekamer, op 18 juli 2007 door de Minister van Wetenschapsbeleid verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot vaststelling van het geldelijke statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen", heeft het volgende advies gegeven :

Rekening houdende met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als zij te oordelen heeft of het vaststellen of wijzigen van een verordening noodzakelijk is.

Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, heeft de afdeling wetgeving zich beperkt tot het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.

Strekking en rechtsgrond van het ontwerp

  1. Het om advies voorgelegde ontwerp past in en draagt mede bij tot een grondige hervorming van de federale wetenschappelijke instellingen (1). Het strekt tot een herziening van het geldelijk statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen.

  2. Het ontwerp vindt rechtsgrond in artikel 107, tweede lid, van de Grondwet, uit welke bepaling de Koning de bevoegdheid put om het statuut van het rijkspersoneel te regelen.

Voor het bij koninklijk besluit opheffen van artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 83 van 31 juli 1982 houdende wijziging van het administratief en geldelijk statuut van het wetenschappelijk personeel van de Staat (artikel 16, 4°, van het ontwerp), wordt rechtsgrond geboden door artikel 4 van de wet van 4 januari 1989 houdende wijziging van de bezoldigingsregeling van het wetenschappelijk personeel van de Staat.

Onderzoek van de tekst

Artikel 9

In artikel 9, § 1, tweede lid, van het ontwerp wordt verwezen naar "het als bijlage bij dit besluit gevoegde model", terwijl bij het ontwerp geen bijlage is gevoegd. Volgens de gemachtigde moet niet worden verwezen naar een bijlage, maar wel naar een model, vast te leggen door de minister onder wie het wetenschapsbeleid ressorteert. Om geen verwarring te scheppen, dient de betrokken bepaling in die zin aangepast te worden.

Artikel 17

De ontworpen regeling werkt terug tot 1 december 2006. In dat verband moet worden opgemerkt dat het verlenen van terugwerkende kracht aan besluiten slechts onder bepaalde voorwaarden toelaatbaar kan worden geacht.

Het verlenen van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT