Koninklijk besluit betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, de 25 octobre 2013

TITEL I. - Toepassingsgebied en definities

Artikel 1. Dit koninklijk besluit is van toepassing op de personeelsleden van het federaal openbaar ambt. Het is echter niet van toepassing op het wetenschappelijk personeel van de wetenschappelijke instellingen, noch op de mandaathouders.

Het gebruik van de mannelijke vorm in dit koninklijk besluit is gemeenslachtig.

Art. 2. In dit besluit verstaat men onder :

  1. federale dienst : een federale overheidsdienst, een programmatorische federale overheidsdienst, alsook de diensten die ervan afhangen, het Ministerie van Landsverdediging alsook de diensten die ervan afhangen of een van de rechtpersonen bedoeld in artikel 1, 3°, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken;

  2. federaal openbaar ambt : het geheel van de federale diensten;

  3. federale overheidsdiensten : de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, alsook de diensten die ervan afhangen;

  4. overheidsdienst : de administratie die door een overheid is ingesteld om haar verplichte wettelijke opdrachten te verzekeren;

  5. personeelslid : elke werknemer te werk gesteld door een federale dienst;

  6. ambtenaar : elk personeelslid van een federale dienst van wie de arbeidsrelatie met de overheid eenzijdig door deze overheid wordt bepaald;

  7. stagiair : de ambtenaar die een stage vervult, niet vastbenoemd is en de eed niet heeft afgelegd in deze functie;

  8. contractueel : elk personeelslid dat met een arbeidsovereenkomst in dienst wordt genomen in een federale dienst;

  9. mandaathouder : de ambtenaar die een management- of een staffunctie uitoefent in het kader van een mandaat van bepaalde duur;

  10. leidend ambtenaar : de voorzitter van het directiecomité van een federale overheidsdienst, de voorzitter van een programmatorische federale overheidsdienst, de leidend ambtenaar of de ambtenaar belast met het dagelijks beheer van een openbare instelling van sociale zekerheid of van een instelling van openbaar nut, de ambtenaar die de directieraad van het Ministerie van Landsverdediging voorzit;

  11. werkdag : alle dagen van de week, met uitzondering van zaterdagen, zondagen, feestdagen, 2 november, 15 november en 26 december;

  12. dag, maand, jaar : dag, maand, jaar, zoals ze in de kalender voorkomen;

  13. indexeringsregeling : de koppeling aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de regels voorgeschreven door de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld;

  14. P & O-directeur : de directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie of, in de federale diensten waar deze functie niet is toegekend, de ambtenaar die verantwoordelijk is voor de dienst belast met het humanresourcesmanagement of, bij gebrek hieraan, de ambtenaar die verantwoordelijk is voor de personeelsdienst;

  15. ouderschapsverlof : het onbezoldigd ouderschapsverlof toegekend door het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen evenals het ouderschapsverlof toegekend in het kader van de loopbaanonderbreking;

  16. verlof gebonden aan de bescherming van het moederschap : het moederschapverlof of de arbeidsonderbreking bedoeld in de artikelen 42 en 43 van de arbeidswet van 16 maart 1971 of artikel 18, tweede lid, van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector;

  17. vermelding " uitzonderlijk ", " voldoet aan de verwachting ", " te verbeteren " en " onvoldoende " : de vermeldingen " uitzonderlijk ", " voldoet aan de verwachting ", " te verbeteren " en " onvoldoende " toegekend na de in het koninklijk besluit van 24 september 2013 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt bepaalde evaluatie.

    TITEL II. - Bezoldiging

    HOOFDSTUK I. - Weddeschalen

    Art. 3. Het personeelslid bekomt één van de weddeschalen die zijn verbonden aan zijn graad of aan zijn klasse.

    Bij ontstentenis van bepalingen die hem een andere weddeschaal toekennen krijgt het personeelslid de eerste weddeschaal van zijn graad of zijn klasse.

    Art. 4. Elke weddeschaal bevat dertig trappen.

    In zijn weddeschaal bekomt het personeelslid de trap die overeenstemt met zijn geldelijke anciënniteit.

    Art. 5. De graad van administratief medewerker omvat de weddeschalen NDA1, NDA2, NDA3, NDA4 en NDA5.

    De graad van penitentiair administratief medewerker omvat de weddeschalen DAS1, DAS2, DAS3, DAS4 en DAS5.

    De graad van justitieel administratief medewerker (onthaalbeambte) omvat de weddeschalen DAS1, DAS2, DAS3, DAS4 en DAS5.

    De graad van financieel medewerker omvat de weddeschalen NDA3, NDA4 en NDA5.

    De graad van technisch medewerker omvat de weddeschalen NDT1, NDT2, NDT3, NDT4, NDT5 en NDT6.

    De graad van veiligheidsmedewerker omvat de weddeschalen NDT2, NDT3, NDT4, NDT5 en NDT6.

    De graad van operationeel medewerker omvat de weddeschalen NDT2, NDT3, NDT4, NDT5 en NDT6.

    De graad van operationeel brigadier omvat de weddeschalen NDT3, NDT4, NDT5 en NDT6.

    De graad van medewerker keuken/ schoonmaak omvat de weddeschalen DC1, DC2, DC3 en DC4.

    Art. 6. De graad van administratief assistent omvat de weddeschalen C1, C2, C3, C4 en C5.

    De graad van technisch assistent omvat de weddeschalen C1, C2, C3, C4 en C5.

    De graad van veiligheidsassistent omvat de weddeschalen C1, C2, C3, C4 en C5.

    De graad van financieel assistent omvat de weddeschalen NCF1, NCF2, NCF3, NCF4 en NCF5.

    De graad van penitentiair administratief assistent omvat de weddeschalen CS1, CS2, CS3, CS4 en CS5.

    De graad van justitieel administratief assistent omvat de weddeschalen CS1, CS2, CS3, CS4 en CS5.

    Art. 7. De graad van administratief deskundige omvat de weddeschalen B1, B2, B3, B4,en B5.

    De graad van penitentiair administratief deskundige omvat de weddeschalen BS1, BS2, BS3, BS4 en BS5.

    De graad van justitieel administratief deskundige omvat de weddeschalen B1, B2, B3, B4 en B5.

    De graad van technisch deskundige omvat de weddeschalen B1, B2, B3, B4 en B5.

    De graad van justitieel technisch deskundige (justitieassistent) omvat de weddeschalen BS1, BS2, BS3, BS4 en BS5.

    De graad van penitentiair technisch deskundige omvat de weddeschalen BS1, BS2, BS3, BS4 en BS5.

    De graad van financieel deskundige omvat de weddeschalen B1, B2, B3, B4 en B5.

    De graad van penitentiair financieel deskundige omvat de weddeschalen BS1, BS2, BS3, BS4 en BS5.

    De graad van fiscaal deskundige omvat de weddeschalen B2, B3, B4, B5 en NBF6.

    De graad van ICT-deskundige omvat de weddeschalen NBI1, NBI2, NBI3, NBI4 en NBI5.

    Art. 8. De klasse A1 omvat de weddeschalen NA11, NA12, NA13, NA14, NA15 en NA16.

    De klasse A2 omvat de weddeschalen NA21, NA22, NA23, NA24 en NA25.

    De klasse A3 omvat de weddeschalen NA31, NA32, NA33, NA34 en NA35.

    De klasse A4 omvat de weddeschalen NA41, NA42, NA43 en NA44.

    De klasse A5 omvat de weddeschalen NA51, NA52, NA53 en NA54.

    Art. 9. De in de artikelen 5 tot 8 bedoelde weddeschalen zijn bepaald in bijlage I.

    HOOFDSTUK II. - Geldelijke anciënniteit

    Art. 10. De geldelijke anciënniteit is opgebouwd uit twee componenten :

  18. deze die wordt erkend als verworven bij de indiensttreding;

  19. deze die wordt verworven als personeelslid na de indiensttreding.

    De eerste component wordt beschreven in de artikelen 11 en 12, de tweede in artikel 13.

    Elke nieuwe indiensttreding als stagiair of als contractueel brengt een nieuwe berekening van de eerste component met zich mee, zelfs als het personeelslid een ambtenaar was.

    Art. 11. § 1. Op het ogenblik van de indiensttreding stelt de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde de van rechtswege verworven geldelijke anciënniteit vast, te weten de anciënniteit die resulteert uit de diensten die daadwerkelijk verricht werden in de openbare diensten van de Staten die deel uitmaken van de Europese Economische Ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat.

    De personeelsleden aangeworven door privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersonen die niet bedoeld zouden worden in het eerste lid, in een rechtspositie die eenzijdig bepaald is door de bevoegde overheid of krachtens een machtiging van de overheid, door hun bevoegde bestuursorgaan, worden beschouwd als behorend tot de openbare diensten.

    § 2. De diensten worden enkel in aanmerking genomen als ze de volledige maand of, ten minste, alle werkdagen van de maand bestrijken, in voorkomend geval bij meerdere werkgevers. De onvolledige maanden worden niet in aanmerking genomen.

    § 3. De voltijds gepresteerde diensten in het onderwijs over perioden korter dan 12 opeenvolgende maanden worden in aanmerking genomen volgens de volgende formule : het aantal dagen van een periode van prestaties wordt vermenigvuldigd met 1,2 en de uitkomst wordt gedeeld door 30. Het quotiënt bepaalt het aantal maanden; met de cijfers na de komma en de rest wordt geen rekening gehouden. De deeltijds gepresteerde diensten worden naar rato gevaloriseerd, volgens dezelfde berekening.

    § 4. De diensten die niet overeenstemmen met voltijdse prestaties worden pro rata in aanmerking genomen. Het eindresultaat van het prorata wordt afgerond naar het hogere geheel getal.

    Wanneer het personeelslid echter deeltijds gepresteerde diensten doet gelden en deze voltijds in aanmerking werden genomen voor de berekening van zijn geldelijke anciënniteit in de overheidsdienst waar ze gepresteerd werden, wordt de geldelijke anciënniteit erkend als voltijds verworven.

    Ook wanneer periodes waarin het personeelslid niet daadwerkelijk diensten heeft gepresteerd in aanmerking werden genomen voor de berekening van zijn geldelijke anciënniteit in de overheidsdienst waar ze gepresteerd werden, wordt de geldelijke anciënniteit als voltijds verworven erkend.

    De in het tweede en het derde lid bedoelde erkenning wordt echter beperkt tot de erkenning die het personeelslid genoten zou hebben indien het voor dezelfde periode en dezelfde diensten was...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT