26 SEPTEMBER 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging, met het oog op de omzetting van de Richtlijnen 2010/73/EU en 2010/78/EU, van het koninklijk besluit van 26 september 2006 tot uitbreiding van het begrip gekwalificeerde belegger en het begrip institutionele of professionele belegger, van het koninklijk besluit van 27 april 2007 op de openbare overnamebiedingen, van het koninklijk besluit van 23 mei 2007 met betrekking tot de private privak, van het koninklijk besluit van 3 juni 2007 tot bepaling van nadere regels tot omzetting van de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten en van het koninklijk besluit van 14 november 2007 betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het voorliggend ontwerp strekt er in de eerste plaats toe gebruik te maken van de machtiging die U is verleend door artikel 5, § 3/1 van de wet van 3 augustus 2012, ingevoegd bij artikel 55 van de wet van 17 juli 2013 tot wijziging, met het oog op de omzetting van de Richtlijnen 2010/73/EU en 2010/78/EU, van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen, van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en houdende diverse bepalingen en van de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, en houdende diverse bepalingen.

Met de laatstgenoemde wet werd het begrip « institutionele of professionele belegger » als vervat in de wet van 3 augustus 2012 immers gewijzigd om het in overeenstemming te brengen met het nieuwe begrip « gekwalificeerd belegger » als vastgesteld in Richtlijn 2010/73/EU. Welnu, volgens deze nieuwe definitie is de « opt in »-regeling voor de personen die niet beantwoorden aan de criteria om « van nature » te worden beschouwd als gekwalificeerd belegger, niet langer gebaseerd op een systeem waarbij een register wordt bijgehouden door de toezichthoudende autoriteit maar op lijsten die door de beleggingsondernemingen zelf worden bijgehouden (zie bijlage A, punt (II) van het koninklijk besluit van 3 juni 2007). Zo kan volgens de nieuwe regeling ook enkel gebruik worden gemaakt van de « opt in »-mogelijkheid als voldaan is aan voorwaarden die verband houden met de kennis van de financiële markten en de omvang van het vermogen. Tot slot maakt de nieuwe definitie het voor de natuurlijke personen mogelijk om onder bepaalde voorwaarden te worden beschouwd als institutionele of professionele belegger, wat tot dusver niet was toegestaan in Belgisch recht.

In zoverre het nieuwe, bij Richtlijn 2010/73/EU ingevoegde begrip « institutionele of professionele belegger » met name berust op het feit dat de beleggingsondernemingen zelf lijsten bijhouden, terwijl de kwalificatie van de institutionele instellingen voor collectieve belegging afhangt van de hoedanigheid van hun beleggers, heeft de wet van 17 juli 2013 ook het begrip « in aanmerking komende belegger » ingevoerd, dat losstaat van het begrip « institutionele of professionele belegger » (1). In beginsel worden de professionele cliënten en de in aanmerking komende tegenpartijen als bedoeld in het koninklijk besluit van 3 juni 2007 als in aanmerking komende beleggers beschouwd. Overigens worden aan de Koning machtigingen verleend, op grond waarvan hij het aldus gedefinieerde begrip « in aanmerking komende belegger » kan uitbreiden of beperken. Dit besluit, dat op basis van die machtigingen wordt genomen, strekt ertoe een soortgelijk instrumentarium in te voeren als het instrumentarium ingevoerd bij het koninklijk besluit van 26 september 2006 tot uitbreiding van het begrip gekwalificeerde belegger en het begrip institutionele of professionele belegger. Net zoals op dit moment de institutionele of professionele beleggers zullen de institutionele instellingen voor collectieve belegging hun financiële middelen uitsluitend bij in aanmerking komende beleggers mogen aantrekken.

Hier wordt verduidelijkt dat het begrip « in aanmerking komende belegger » losstaat van het begrip « openbaar bod ». Een institutionele instelling voor collectieve belegging zal haar kwalificatie met andere woorden enkel behouden in zoverre zij haar effecten bijvoorbeeld aan niet meer dan 150 beleggers aanbiedt die niet de hoedanigheid van gekwalificeerde beleggers of van institutionele of professionele beleggers hebben.

De door dit besluit ingevoerde regeling beantwoordt aan de specifieke kenmerken van de thans bestaande institutionele instellingen voor collectieve belegging (institutionele vastgoedbevaks, institutionele beveks en institutionele instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen). Enerzijds lijkt het nodig om aan de hand van objectieve criteria, zoals een register dat door de FSMA wordt bijgehouden, na te gaan welke personen kunnen inschrijven op de rechten van deelneming in institutionele instellingen voor collectieve belegging. Anderzijds lijkt het niet wenselijk dat natuurlijke personen zouden kunnen inschrijven op rechten van deelneming in institutionele instellingen voor collectieve belegging. Tot slot lijkt het evenmin opportuun om bestaande situaties in het gedrang te brengen (beleggers die reeds zijn ingeschreven in het register waarin het koninklijk besluit van 26 september 2006 voorziet, en institutionele instellingen voor collectieve belegging waarin zij beleggen).

Daarnaast strekt dit ontwerp ertoe de volgende bepalingen in Belgisch recht om te zetten :

1) de bepalingen van Richtlijn 2010/73/EU die Richtlijn 2004/109/EG (transparantierichtlijn) wijzigen, en

2) welbepaalde gedeelten van Richtlijn 2010/78/EU wanneer die sommige bepalingen wijzigen van de MiFID-richtlijn en de transparantierichtlijn.

De MiFID-richtlijn werd met name omgezet in Belgisch recht door het koninklijk besluit van 3 juni 2007. Voor de omzetting in Belgisch recht van de wijzigingen die door Richtlijn 2010/78/EU werden aangebracht in de MiFID-richtlijn, is onder meer een wijziging van de artikelen 34, § 2, en 48 van dit koninklijk besluit nodig (art. 15 en 16 van het ontwerp van koninklijk besluit).

De transparantierichtlijn is in Belgisch recht omgezet bij de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en houdende diverse bepalingen, bij de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, en tot slot bij het koninklijk besluit van 14 november 2007 betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt.

Voor de omzetting in Belgisch recht van de wijzigingen die door de Richtlijnen 2010/73/EU en 2010/78/EU zijn aangebracht in de transparantierichtlijn, moet onder andere ook het koninklijk besluit van 14 november 2007 op bepaalde punten worden aangepast.

Naar aanleiding van de wijziging in de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles bij de wet van 17 juli 2013, wordt de in artikel 5 van die wet van 3 augustus 2012 bedoelde drempel van 50.000 euro (op basis waarvan kan worden bepaald of instellingen voor collectieve belegging al dan niet een openbaar karakter hebben) vervangen door een drempel van 100.000 euro. Bijgevolg moet ook de drempel van 50.000 euro die in het koninklijk besluit van 23 mei 2007 met betrekking tot de private privak is vastgesteld om te bepalen wie als particulier belegger kan worden gekwalificeerd, in die zin worden aangepast. Er wordt echter in een overgangsbepaling voorzien, om te vermijden dat die wijziging een impact zou hebben op de kwalificatie van de bestaande privaks op het moment van de inwerkingtreding van dit besluit.

Tot slot wijzigt het voorliggend ontwerp het koninklijk besluit op de openbare overnamebiedingen door het standpunt dat de doelvennootschap moet bekendmaken over het bod inhoudelijk uit te breiden. De bedoeling van deze wijziging is dat het bestuursorgaan van de doelvennootschap voortaan zijnvisie zou geven op de opportuniteit voorde effectenhouders om de effecten in hun bezit over te dragen aan de bieder.

Dankzij deze wijziging zullen de aandeelhouders over een bijkomende aanwijzing beschikken wanneer zij moeten besluiten om hun effecten al dan niet in te brengen in het bod. Thans moeten de leden van het bestuursorgaan in het standpunt van de doelvennootschap weliswaar reeds aangeven of zij, in hun hoedanigheid van effectenhouder, de effecten in hun bezit zullen overdragen aan de bieder in het kader van het bod. Deze aanwijzing lijkt evenwel niet te volstaan voor de aandeelhouders aangezien de bestuurders specifieke redenen kunnen hebben om hun effecten al dan niet in te brengen in het bod die verband kunnen houden met hun persoonlijke situatie en dus mogelijk volledig losstaan van de voorwaarden van het bod zelf.

Dat is het doel van dit ontwerp.

Er werd in ruime mate rekening gehouden met de opmerkingen die de Raad van State heeft geformuleerd in zijn advies over het voorontwerp van koninklijk besluit.

Vermits het ontwerp niet het voorwerp moet uitmaken van overleg in Ministerraad, is het op grond van artikel 2, 9°, van het koninklijk besluit van 20 september 2012 vrijgesteld van een voorafgaand onderrzoek, bedoeld in artrikel 19/1, § 1, eerste lid, van de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling.

Commentaar bij de artikelen

HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 26 september 2006 tot uitbreiding van het begrip gekwalificeerde belegger en het begrip institutionele of professionele belegger

Artikel 2

Deze bepaling wijzigt het opschrift van het koninklijk besluit van 26 september 2006 teneinde de gewijzigde draagwijdte ervan te weerspiegelen.

Artikel 3

Het voorliggend ontwerp past de definities aan die vervat zijn in het koninklijk besluit van 26 september 2006 teneinde met name de evolutie in de wetgeving weer te geven (vervanging van de wet van 20 juli 2004 door de wet van 3 augustus 2012) en rekening te houden met het feit dat dit koninklijk besluit voortaan niet meer van toepassing zal zijn voor wat de prospectusplicht sensustricto betreft (opheffing van de verwijzing naar de wet van 16 juni 2006).

Artikel 4

Deze bepaling wijzigt...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT