3 OKTOBER 2003. - Koninklijk besluit betreffende het vrijwillig ontslag vergezeld van een geindividualiseerd beroepsomschakelingsprogramma ten behoeve van bepaalde militairen in dienst bij de Belgische Strijdkrachten in de Bondsrepubliek Duitsland

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 6 februari 2003 betreffende het vrijwillig ontslag vergezeld van een geïndividualiseerd beroepsomschakelingsprogramma ten behoeve van bepaalde militairen en houdende sociale bepalingen, inzonderheid op de artikelen 4, 6, 7, 8, 9, 12, 16, 26 en 28;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 205;

Gelet op het protocol van het Onderhandelingscomité van het militair personeel van de krijgsmacht, afgesloten op 14 december 2002;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 20 februari 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 28 maart 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 5 mei 2003;

Gelet op het advies 35.599/4 van de Raad van State, gegeven op 25 juni 2003;

Op de voordracht van Onze Minister van Landsverdediging en Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder "de wet" : de wet van 6 februari 2003 betreffende het vrijwillig ontslag vergezeld van een geïndividualiseerd beroepsomschakelingsprogramma ten behoeve van bepaalde militairen en houdende sociale bepalingen.

Art. 2. De in artikel 4, 7°, van de wet bedoelde criteria zijn :

  1. de plaats waarheen de militair gaat na afloop van zijn beroepsbezigheden;

  2. de arbeidsplaats van de echtgenoot;

  3. het gewone verblijf van de echtgenoot indien de militair gehuwd en niet van tafel en bed gescheiden is, of van de persoon met wie de militair samenwoont overeenkomstig de artikelen 1475 tot 1479 van het Burgerlijk Wetboek, of van de andere leden van het huishouden;

  4. het energieverbruik en de telefoonkosten;

  5. de eigendomstitel van een onroerend goed in het bezit van de militair of een gelijkaardige akte in de Duitse wetgeving.

    De militair voegt bij zijn aanvraag, gebaseerd op ten minste één van de in het eerste lid bedoelde criteria, elk nuttig document voor de beoordeling door de minister.

    Art. 3. Het jaarlijkse aantal professionele beroepsomschakelingssessies en de datum van het begin van elke sessie worden door de directeur-generaal human resources bepaald.

    Art. 4. De duur van de oriëntatiefase wordt vastgesteld op één...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT