7 OKTOBER 2005. - Koninklijk besluit inzake de reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in bepaalde verven en vernissen en in producten voor het overspuiten van voertuigen

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het voorliggende besluit strekt er in hoofdzaak toe de bepalingen van Richtlijn 2004/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 inzake de beperking van emissies van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen in bepaalde verven en vernissen en producten voor het overspuiten van voertuigen, en tot wijziging van Richtlijn 1999/13/EG, om te zetten in Belgische wetgeving. Deze Richtlijn voorziet dat bepaalde verven en vernissen, naast producten voor het overspuiten van voertuigen, een bepaald gehalte aan vluchtige organische stoffen (VOS) niet mogen overschrijden.

Er is een uitzondering voorzien voor verven en vernissen die toegepast worden in installaties die vergunning- of registratieplichtig zijn overeenkomstig Richtlijn 1999/13/EG. Deze uitzondering geldt dus niet voor de installaties die niet vergunning- of registratieplichtig zijn overeenkomstig Richtlijn 1999/13/EG. Dit is bijvoorbeeld zo voor een meubelmakerij indien deze een bepaalde drempelwaarde inzake emissies van VOS, zoals vermeld in de richtlijn, niet overschrijdt. In dit geval zal de voorziene uitzondering in het voorliggend besluit niet van toepassing zijn.

Het ontwerp werd voor advies aan de Raad van State voorgelegd.

Het advies van de Raad van State stelt voor om de lijst van activiteiten zoals opgenomen in bijlage I van Richtlijn 1999/13/EG over te nemen als nieuwe bijlage van het ontwerp van besluit omdat anders onvoldoende geweten is over welke installaties het gaat. In het voorliggend ontwerp wordt ervoor geopteerd om de betreffende bepaling van Richtlijn 2004/42/EG letterlijk om te zetten, en dus enkel te verwijzen naar Richtlijn 1999/13/EG in zijn geheel.

De redenen waarom afgeweken wordt van het advies van de Raad van State zijn de volgende :

- niet bij alle activiteiten die op vermelde lijst van Richtlijn 1999/13/EG voorkomen, worden verven en vernissen aangewend;

- de Richtlijn 1999/13/EG voorziet niet alleen in een lijst van activiteiten maar voorziet ook in een bijkomende voorwaarde, namelijk het overschrijden van emissiedrempels, opgenomen in bijlage IIA van deze richtlijn, opdat een installatie vergunning- of registratieplichtig zou zijn;

- opname van meerdere uitvoerige bijlagen van Richtlijn 1999/13/EG zou een wijziging van het besluit noodzaken bij wijziging van één van de bijlagen van Richtlijn 1999/13/EG.

Wij hebben de eer te zijn,

Sire,

Van Uwe Majesteit,

de zeer eerbiedige

en zeer getrouwe dienaars,

De Minister van Economie,

M. VERWILGHEN

De Minister van Volksgezondheid,

R. DEMOTTE

De Minister van Middenstand,

Mevr. S. LARUELLE

De Minister van Leefmilieu,

B. TOBBACK

ADVIES 38.457/3 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE

De Raad van State, afdeling wetgeving, derde kamer, op 24 mei 2005 door de Minister van Leefmilieu verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "inzake de reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in bepaalde verven en vernissen en in producten voor het overspuiten van voertuigen", heeft op 7 juni 2005 het volgende advies gegeven :

  1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, heeft de afdeling wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de te vervullen vormvereisten.

    Daarnaast bevat dit advies ook een aantal opmerkingen over andere punten. Daaruit mag echter niet worden afgeleid dat de afdeling wetgeving binnen de haar toegemeten termijn een exhaustief onderzoek van het ontwerp heeft kunnen verrichten.

    STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP

  2. Het voor advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit beoogt de omzetting in het interne recht van Richtlijn 2004/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 inzake de beperking van emissies van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen in bepaalde verven en vernissen en producten voor het overspuiten van voertuigen, en tot wijziging van Richtlijn 1999/13/EG.

    In artikel 1 van het ontworpen besluit worden enkele begrippen gedefinieerd en in artikel 2 wordt het toepassingsgebied van de nieuwe regeling bepaald.

    De artikelen 3 en 4 stellen de voorwaarden vast voor het op de markt brengen van bepaalde verven, vernissen en producten voor het overspuiten van voertuigen.

    De artikelen 5 en 6 bevatten bepalingen in verband met het toezicht en de controle op de naleving van de bepalingen van het ontworpen besluit, alsmede in verband met de maatregelen die door de bevoegde ambtenaren en de minister genomen kunnen worden in het geval de voorschriften van het besluit worden overtreden.

    Artikel 7 bepaalt dat het ontworpen besluit in werking treedt op 30 oktober 2005, zijnde de uiterste datum voor de omzetting van de voornoemde Richtlijn 2004/42/EG.

  3. De rechtsgrond voor het ontworpen besluit wordt geboden door de artikelen 5, § 1, eerste lid, 1°, 2°, 3° en 10°, 15, § 3, 16, § 1, en 17bis van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid.

    ONDERZOEK VAN DE TEKST

    Aanhef

  4. In het eerste lid van de aanhef dient de verwijzing naar artikel 15, §§ 1, 2 en 5, van de aldaar bedoelde wet te worden weggelaten. Deze paragrafen bieden immers geen rechtsgrond voor het ontworpen besluit.

    Indien artikel 6, § 1, tweede lid, uit het ontwerp wordt weggelaten (zie opmerking 7), dient ook de verwijzing naar artikel 17bis in het eerste lid van de aanhef te worden geschrapt.

    Ten slotte dient in het eerste lid van de aanhef de wetshistoriek te worden vermeld. Zo is artikel 5, § 1, eerste lid, 2°, gewijzigd bij de wet van 27 december 2004, en is artikel 16, § 1, gewijzigd bij de wet van 28 maart 2003.

  5. Het ontwerp beoogt niet de omzetting van Richtlijn 1999/13/EG, vermeld in het tweede lid van de aanhef. De vermelding van deze richtlijn is evenmin nodig voor een goed begrip van de ontworpen regeling. Dit lid dient dan ook uit de aanhef te worden weggelaten.

    Artikel 3

  6. Luidens artikel 3, § 2, stelt "de Minister (...) producten die op de markt worden gebracht om uitsluitend te worden gebruikt bij activiteiten die worden verricht in een installatie waarvoor registratie heeft plaatsgevonden of een vergunning is verleend overeenkomstig de gewestelijke wetgeving, vrij van de verplichting om aan de eisen van § 1 te voldoen".

    Met deze bepaling beogen de stellers van het ontwerp de omzetting van artikel 3, lid 2, van de voornoemde Richtlijn 2004/42/EG, dat luidt als volgt :

    In afwijking van lid 1 stellen de lidstaten producten die worden verkocht om uitsluitend te worden gebruikt bij een door Richtlijn 1999/13/EG bestreken activiteit die wordt verricht in een installatie waarvoor registratie heeft plaatsgevonden of een vergunning is verleend overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT