7 MAART 2013. - Koninklijk besluit betreffende het gebruik van gecomprimeerd aardgas (CNG) voor het aandrijven van auto's

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het ontwerp van besluit dat ik de eer heb ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen, beoogt de vervanging van het koninklijk besluit van 9 juli 1997 betreffende het gebruik van samengedrukt aardgas (ngv) voor het aandrijven van auto's.

  1. Algemeen

    1. Het gecomprimeerd aardgas (voortaan afgekort als « cng ») is een brandstof die hoofdzakelijk is samengesteld uit gecomprimeerd methaangas dat mits aanpassing bruikbaar is voor de aandrijving van voertuigen.

      Deze brandstof heeft als voordeel dat ze milieuvriendelijk is en minder duur dan de traditionele brandstoffen zoals benzine en diesel.

      Bovendien verschilt het gebruik van de voertuigen aangedreven met CNG niet van het gebruik van andere voertuigen. Deze voertuigen zijn dus perfect aangepast voor het dagelijks gebruik.

    2. De veiligheid van de cng-installaties werd verbeterd door de goedkeuring van het koninklijk besluit van 9 juli 1997 betreffende het gebruik van samengedrukt aardgas (ngv) voor het aandrijven van auto's.

      Toch dient te worden vastgesteld dat bepaalde bepalingen overbodig zijn geworden in het licht van Reglement nr. 110 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE),, houdende eenvormige voorschriften betreffende de goedkeuring van :

      - I. specifieke onderdelen van motorvoertuigen die gecomprimeerd aardgas (cng) als brandstof gebruiken;

      - II. voertuigen met betrekking tot de installatie van specifieke onderdelen van een goedgekeurd type voor het gebruik van gecomprimeerd aardgas (cng) als brandstof.

      Verordening (EU) nr. 407/2011 van de Commissie van 27 april 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de opname van bepaalde reglementen van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties met betrekking tot de typegoedkeuring van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden heeft bijlage IV van de voornoemde Verordening 661/2009 gewijzigd met het oog op de invoeging van de ECE/VN-Verordeningen die een dwingend karakter aannemen, met name Reglement nr. 110, met als gevolg dat de goedkeuring conform het VN/ECE-Reglement nr. 110 (aanvulling 6 bij de originele versie) moet worden beschouwd als een EG-goedkeuring (artikel 4 van Verordening nr. 611/2099).

      Het toepassingsveld van Verordening (EU) nr. 661/2009 - en uitgaande van Regelement nr. 110 zoals bedoeld in bijlage IV van Verordening 661/2009 - beperkt zich echter tot de nieuwe voertuigen en de nieuwe systemen, onderdelen en technische eenheden die voor deze voertuigen bestemd zijn.

      Bepaalde voertuigen kunnen echter nog na hun ingebruikneming worden omgebouwd voor het gebruik van dit verbrandingstype. Dit ontwerp beoogt dan ook om een hoog veiligheidsniveau van deze voertuigen te waarborgen door de naleving van de normen van Reglement nr. 110 voor deze voertuigen op te leggen.

    3. De verbetering van de veiligheid van cng-installaties wordt eveneens versterkt door het behoud van de verplichting om de montage, het onderhoud, de herstelling en de verwijdering van een cng-installatie door een erkend installateur te laten uitvoeren. Om te worden erkend, moet de installateur voldoen aan een aantal voorwaarden, zoals de voorwaarde die bepaalt dat hij moet beschikken over aangepaste installaties en personeel dat houder is van een certificaat van erkend cng-monteur.

  2. Bespreking van het ontwerp

    1. Het ontwerpbesluit is opgedeeld in vier titels :

      - de begripsomschrijvingen;

      - de cng-installatie;

      - de erkenning;

      - de slot-, overgangs- en opheffingsbepalingen.

      TITEL I. - Definitie

    2. Artikel 1 definieert bepaalde centrale begrippen van de tekst, zoals « monteur » en « installateur ».

      Dit artikel herneemt bepaalde relevante begripsomschrijvingen van het ECE-Reglement nr. 110 zoals die van het « op de cilinder gemonteerde appendages » en die van het « cng-installatie ».

      TITEL II. - De cng-installatie

      Deze titel is onderverdeeld in zes hoofdstukken.

    3. Hoofdstuk I bepaalt de criteria waaraan de cng-installaties en hun inrichtingen moeten voldoen.

      Deze moeten worden goedgekeurd overeenkomstig de voorschriften van het ECE-Reglement nr. 110 van Genève (« Reglement 110 » in het corpus van dit ontwerpbesluit).

      Terwijl Verordening (EU) nr. 407/2001, in het bijzonder door de invoeging van Reglement 110 in bijlage IV van Verordening (EG) 661/2009, dit reglement vanaf 1 november 2012 toepasbaar maakt op de EG-typegoedkeuring van nieuwe voertuigen en systemen, onderdelen en technische eenheden die erop van toepassing zijn, legt dit ontwerp in artikel 2 de toepassing van Reglement 110 op vanaf de datum van inwerkingtreding en dit voor alle cng-installaties, met inbegrip van die welke worden geïnstalleerd na de inverkeerstelling van de genoemde voertuigen.

      Om rekening te houden met de technologische ontwikkelingen met name op brandstofvlak bevestigt artikel 3 dat de voertuigen monofuel- of multifuelvoertuigen mogen zijn (algemene termen zonder verwijzing naar een specifieke brandstof) op voorwaarde uiteraard dat de bepalingen van het ontwerpbesluit en zijn bijlagen worden nageleefd.

    4. Hoofdstuk II (artikelen 4 tot 8) beschrijft de goedkeuringsprocedure voor een type van speciale cng-inrichting of een type van een speciale mutifunctionele inrichting, of voor een type van auto, wat betreft de installatie van cng-inrichting, of voor een speciaal cng-adaptatiesysteem.

    5. Hoofdstuk III (artikelen 9 tot 16) bepaalt de verplichtingen inzake de montage en de verwijdering, maar ook wat betreft het onderhoud en de herstelling van een cng-installatie.

      8.1. De montage van een cng-installatie (artikel 9) moet zoals vanouds aan erkende installateurs worden toevertrouwd die beschikken over personeel dat houder is van een geldig certificaat van erkend cng-monteur.

      Dit betreft echter enkel de montage van een cng-installatie op een reeds goedgekeurd voertuig. De oorspronkelijke montage van de cng-installatie door de autoconstructeur (meestal aan de lopende band in de fabriek) valt hier niet onder.

      De verplichting om via een erkend installateur te passeren, geldt evenmin voor voertuigen die uit een andere lidstaat of een Lidstaat van de EFTA die lid is bij de EER-overeenkomst, of Turkije zijn ingevoerd en waarvoor er conform Reglement 110 een typegoedkeuring werd verkregen, of waarvan de montage van de installatie voldoet aan een norm die door deze andere lidstaat werd goedgekeurd in het raam van een systeem dat gelijkwaardige garanties kan bieden op het vlak van doeltreffendheid en dat beantwoordt aan de technische voorschriften die een gelijkwaardig veiligheidsniveau waarborgen.

      Voor wat betreft de verwijdering, het onderhoud en de herstelling van een cng-installatie (oorspronkelijke en niet-oorspronkelijke) geldt dat dit slechts door een erkend installateur (artikelen 10 en 11) mag worden uitgevoerd, behalve wat betreft het onderhoud van Klasse 2 (lagedrukdelen die weinig gevaar inhouden).

      8.2. De verplichtingen inzake montage en herstelling zijn naargelang van de betrokken cng-installatie, uitvoeriger beschreven in het Reglement 110 of in bijlage C.

      Wat de bijlage C betreft, laten we opmerken dat punt 1 stelt dat de cng-installatie de goede werking van de motor niet mag schaden. Concreet betekent dit dat het de verantwoordelijkheid van de installateur is om een cng-installatie te monteren van een type dat perfect is aangepast aan de kenmerken van de voertuigmotor; de cng-installatie mag in geen geval de prestaties van de motor verminderen of voortijdige slijtage van de motor veroorzaken. In toepassing van artikel 13, paragraaf 5, 4°, van het besluit dat naleving van de emissienormen oplegt, veronderstelt de « goede werking van de motor » ook dat het absoluut noodzakelijk is dat de installateur erop toeziet geen installatie te monteren die zou leiden tot een hoger emissieniveau van de motor na ombouwing. In voorkomend geval heeft de installateur de verantwoordelijkheid om de plaatsing van een onaangepaste installatie te weigeren.

      8.3. Artikel 12 beschrijft het getuigschrift dat bij het voertuig blijft en dat bewijst dat het voertuig voor cng werd omgevormd.

      Het model van dit getuigschrift is vastgelegd in bijlage D; het verschilt naargelang het om de montage van een cng-installatie (deel 1), of een wijziging van of ingreep aan deze installatie (deel 2), of nog, om de volledige verwijdering van deze installatie (deel 3) gaat.

      Er moet geen enkel montagegetuigschrift (deel 1) worden afgegeven voor nieuwe voertuigen zoals bedoeld in artikel 2, paragraaf 2, van het ontwerpbesluit, dat wil zeggen voor voertuigen die conform de bepalingen van deel II van Reglement 110, voor wat betreft de (oorspronkelijke) cng-installatie, zijn goedgekeurd, aangezien er in dit stadium nog geen enkele erkende installateur aan te pas kwam.

      De voertuigen ingevoerd uit een andere lidstaat behorend tot de Europese Economische Ruimte of uit Turkije, en waarvoor een lidstaat (die niet België is) een typegoedkeuring conform Reglement 110 heeft toegekend, moeten niet langer beschikken over een montagegetuigschrift (deel 1).

    6. Hoofdstuk IV (artikels 13 tot 16) legt de verplichtingen vast inzake technische keuring.

      9.1. Artikel 13 maakt in de eerste paragraaf nog steeds het onderscheid tussen voertuigen die door de constructeur met een cng-installatie werden uitgerust en die conform Reglement 110 over EG-goedkeuring beschikken, en alle andere voertuigen waarvan de installatie nog volledig moet worden gecontroleerd binnen 30 dagen volgend op de montage van de installatie.

      De paragrafen 2 en 3 van artikel 13 somt de gevallen op die een nieuwe volledige keuring van de installatie vereisen (ingreep aan de installatie, beschadiging van de installatie, periodieke technische keuring, etc.).

      De erkende installateur heeft een informatieplicht inzake deze verplichting om bij de technische keuring langs te gaan (paragraaf 4).

      9.2. Indien de technische keuring resultaten oplevert die...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT