Financiewet voor het begrotingsjaar 2019, de 21 décembre 2018

HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II. - Voorlopige kredieten

Art. 2. § 1. Voorlopige kredieten, welke in mindering komen van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2019, worden geopend voor de maanden januari, februari en maart ter grootte van de bedragen vermeld in de bij deze wet gevoegde tabel.

§ 2. De uitgaven ten laste van de variabele kredieten van de organieke fondsen worden voor de eerste drie maanden van het begrotingsjaar 2019 geraamd op de bedragen vermeld in de bij deze wet gevoegde tabel.

§ 3. De aanrekeningen van de secties 02 - Kanselarij van de Eerste Minister, 06 - FOD Beleid en Ondersteuning, 12 - FOD Justitie, 14 - FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel, en Ontwikkelingssamenwerking, 17 - Federale Politie en Geïntegreerde Werking, 24 - FOD Sociale Zekerheid en 25 - FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu mogen gebeuren volgens de aangepaste programmastructuur en de codering van de basisallocaties vermeld in de bij deze wet gevoegde tabel.

Art. 3. Facultatieve toelagen kunnen worden verleend op basis van de in de algemene uitgavenbegroting alsook in de aangepaste algemene uitgavenbegroting voor het jaar 2018 opgenomen specifieke bepalingen.

Art. 4. § 1. In afwijking van het artikel 52, eerste lid, 1°, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat, mogen de vastleggingskredieten van de basisallocaties met betrekking tot de bezoldigingen en allerhande toelagen "11.00.03 - Vast en stagedoend statutair personeel " en "11.00.04 - Ander dan statutair personeel " alsook de basisallocaties 12.21.48 en 12.11.99, binnen éénzelfde sectie van de begroting onder en uitsluitend onder elkaar herverdeeld worden.

Deze afwijking is niet van toepassing op de basisallocaties voor de uitgaven van de beleidsorganen van de ministers en de staatssecretarissen.

§ 2. In afwijking van het artikel 52, eerste lid, 1°, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat, mogen de vastleggingskredieten van de basisallocaties 11.00.05, 11.40.05 en 4160.05 - Uitgaven voor sociaal dienstbetoon - en van de basisallocaties betreffende de werkings- en investeringsuitgaven met de economische codes 12 en 74, al of niet specifiek en al dan niet behorend tot een bestaansmiddelenprogramma, binnen éénzelfde sectie van de begroting onder en uitsluitend onder elkaar herverdeeld worden.

Deze afwijking is niet van toepassing op de basisallocaties voor de uitgaven van de beleidsorganen van de ministers en de staatssecretarissen, noch op de basisallocaties 12.21.48 en 12.11.99.

§ 3. In afwijking van paragraaf 3 mogen de erin bedoelde basisallocaties binnen éénzelfde sectie van de begroting eveneens naar de basisallocaties 21.40.01 en 21.60.02 worden herverdeeld.

§ 4. In afwijking van artikel 52 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat en onverminderd de bepalingen van de §§ 1 tot 8 en 5 tot 7, mag de bevoegde voorzitter van het directiecomité, mits het akkoord van de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Begroting en Beleidsevaluatie van de FOD Beleid en Ondersteuning, de vastleggingskredieten enerzijds en de vereffeningskredieten anderzijds van de basisallocaties herverdelen. De voorgestelde verhogingen mogen echter een maximumbedrag van 50 000 EUR per basisallocatie niet overschrijden. Wanneer eenzelfde basisallocatie het voorwerp is van opeenvolgende verhogingen worden de bedragen samengeteld voor de toepassing van deze bepaling.

Deze afwijking is ook van toepassing op de Ministerie van Landsverdediging, voor dewelke de bevoegdheid toegewezen aan de voorzitter van het directiecomité deze voor de chef defensie is, en aan de Federale Politie, voor dewelke de bevoegdheid toegewezen is aan de commissaris-generaal.

Deze afwijking is niet van toepassing op de basisallocaties voor de uitgaven van de beleidsorganen van de ministers en de staatssecretarissen.

§ 5. 1°. In afwijking van artikel 52, eerste lid, 1° en 2°, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat, en van paragraaf 1 van dit artikel, mogen de vastleggingskredieten van allerhande basisallocaties " 11.00.03 - Vast en stagedoend statutair personeel " en " 11.00.04 - Ander dan statutair personeel " evenals de basisallocaties 12.21.48 en 12.11.99 van de secties 16 en 17 van de begroting herverdeeld worden met de overeenkomstige vastleggingskredieten van sectie 01 op volgende wijze:

- Bovenvermelde kredieten van sectie 16 met de overeenkomstige kredieten van activiteit 3 van het programma 30/6 van sectie 01;

- Bovenvermelde kredieten van sectie 17 met de overeenkomstige kredieten van de activiteiten 6, 7 en 8 van het programma 30/6 van sectie 01.

  1. In afwijking van artikel 52, eerste lid, 1° en 2°, van dezelfde wet van 22 mei 2003, en van paragraaf 2 van dit artikel, mogen de vastleggingskredieten van de basisallocaties 11.00.05, 11.40.05 en 4160.05 - Uitgaven voor sociaal dienstbetoon - en van de basisallocaties betreffende de niet specifieke werkings- en investeringsuitgaven met de economische codes 12 en 74 van de secties 02, 05, 14, 16 en 17 herverdeeld worden met de overeenkomstige vastleggingskredieten van sectie 01, op volgende wijze:

    - Bovenvermelde kredieten van sectie 02 met de overeenkomstige kredieten van activiteit 1 van het programma 30/6 van sectie 01

    - Bovenvermelde kredieten van sectie 06 met de overeenkomstige kredieten van activiteit 9 van het programma 30/6 van sectie 01

    - Bovenvermelde kredieten van sectie 14 met de overeenkomstige kredieten van activiteit 2 van het programma 30/6 van sectie 01

    - Bovenvermelde kredieten van sectie 16 met de overeenkomstige kredieten van activiteit 3 van het programma 30/6 van sectie 01

    - Bovenvermelde kredieten van sectie 17 met de overeenkomstige kredieten van de activiteiten 6, 7 en 8 van het programma 30/6 van sectie 01

    Deze afwijking is niet van toepassing op de basisallocaties 12.21.48 en 12.11.99.

  2. In afwijking van artikel 52, eerste lid, 1° en 2°, van dezelfde wet van 22 mei 2003 mogen de vastleggingskredieten van de basisallocaties 19.55 21 61.41.03 en 19.55 22 41.40.02 herverdeeld worden met de overeenkomstige vastleggingskredieten van activiteit 5 van programma 30/6 van sectie 01 en mogen de vastleggingskredieten van de basisallocaties 46.60 11 33.00.01 en 46.61 12.11.23 herverdeeld worden met de overeenkomstige kredieten van activiteit 4 van het programma 30/6 van sectie 01.

  3. De vereffeningskredieten van de basisallocaties van deze paragraaf mogen mutatis mutandis eveneens herverdeeld worden onder dezelfde voorwaarden.

    § 6. In afwijking van artikel 52 van dezelfde wet van 22 mei en van de paragrafen 1 en 2 van dit artikel, worden herverdelingen enkel toegestaan in sectie 01 van de begroting binnen de grenzen van de vastleggingskredieten enerzijds en de vereffeningskredieten anderzijds van elke activiteit van het programma 30/6. Deze afwijking geldt niet voor de activiteiten 6,7 en 8 van het voormelde programma 30/6, die onderling herverdeeld mogen worden.

    § 7. 1°. De paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op de basisallocaties van de volgende programma's:

    12.62.9, 13.54.5, 13.54.9, 25.54.6, 25.54.7, 25.54.8, 32.21.6, 32.46.7, 32.49.4 en 44.55.2.

  4. In afwijking van artikel 52, eerste lid, 2°, van dezelfde wet van 22 mei 2003, kunnen de vereffeningskredieten van de basisallocaties van de programma's opgenomen onder punt 1° hierboven slechts worden herverdeeld binnen elk van deze programma's.

    Art. 5. Machtiging wordt verleend provisies toe te staan aan advocaten, experten en gerechtsdeurwaarders die voor rekening van de Staat optreden.

    Art. 6. In afwijking van artikel 48, derde lid, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat, kunnen toelagen worden toegekend in toepassing van artikel 43 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen en ten laste van het Fonds ter financiering van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel.

    Art. 7. § 1. De bijzondere departementale bepalingen van de wet van 22 december 2017 houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2018 en van de wet van 11 juli 2018 houdende de eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2018 mogen mutatis mutandis worden toegepast voor de uitvoering van deze wet.

    § 2. Voor de eerste drie maanden van het begrotingsjaar 2019 worden vastleggingsmachtigingen verleend tot beloop van 25% van de overeenkomstige vastleggingsmachtigingen van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2018 en van de eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2018.

    § 3. In afwijking van artikel 62 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat mogen de organieke fondsen die tijdens het begrotingsjaar 2018 een debetpositie in vastleggingen en vereffeningen mogen vertonen een debetpositie vertonen ten belope van dezelfde bedragen.

    Art. 8. De rechten en verplichtingen ten laste van het Dierenfonds, die op 31 december 2018 niet verricht zijn, worden overgedragen naar sectie 25.

    Ze kunnen worden vastgelegd en vereffend ten laste van de kredieten van programma 60/1 rekening houdend met hun economische aard.

    HOOFDSTUK III. - Financiële bepalingen

    Art. 9. De op 31 december 2018 bestaande directe en indirecte belastingen, in hoofdsom en opdeciemen ten behoeve van de Staat, worden tijdens het jaar 2019 ingevorderd...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT