22 OKTOBER 2006. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement genomen in uitvoering van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme voor de handelaren in diamant, die geregistreerd zijn bij toepassing van artikel 169, § 3 van de programmawet van 2 augustus 2002

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, inzonderheid op de artikelen 4, § 6, 5, § 2, 6bis, tweede lid en 10, derde lid, ingevoegd bij de wet van 12 januari 2004 en op artikel 22, eerste lid, gewijzigd bij de wetten van 10 augustus 1998 en 12 januari 2004;

Gelet op het advies van de Interministeriële Economische Commissie gegeven op 30 juni 2006;

Op de voordracht van Onze Minister van Economie,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Het bij dit besluit gevoegde reglement genomen in uitvoering van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, voor de handelaren in diamant die geregistreerd zijn bij toepassing van artikel 169, § 3 van de programmawet van 2 augustus 2002, wordt goedgekeurd.

Art. 2. Onze Minister van Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 oktober 2006.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Economie

M. VERWILGHEN

Bijlage

Reglement van 22 oktober 2006 genomen in uitvoering van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme voor de handelaren in diamant, die geregistreerd zijn bij toepassing van artikel 169, § 3 van de programmawet van 2 augustus 2002

  1. - Definities

    Artikel 1. Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:

    1. "de anti-witwaswet" : de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme;

    2. "atypische verrichting" : een verrichting die bijzonder vatbaar is voor het witwassen van geld of voor de financiering van terrorisme in de zin van artikel 8, eerste lid van de anti-witwaswet, met name door haar aard, de begeleidende omstandigheden, de hoedanigheid van de betrokken personen, haar ongebruikelijk karakter gelet op de activiteiten van de cliënt, of omdat zij niet lijkt te stroken met de kennis die de handelaar in diamant heeft van haar cliënt, diens beroepswerkzaamheden en risicoprofiel, en, mocht dit nodig blijken, van de herkomst van het geld;

    3. "witwassen van geld en financiering van terrorisme" :

      Zoals bedoeld in artikel 3, § 1, § 1bis en § 2 van de anti-witwaswet.

    4. "anti-witwasverantwoordelijke(n)" : de perso(o)n(en) die verantwoordelijk is voor de toepassing van de anti-witwaswet en van dit reglement en overeenkomstig artikel 19 van dit reglement daartoe aangeduid is.

    5. "dienst Vergunningen" : de dienst van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie die belast is met het toezicht zoals bedoeld in artikel 169, § 1 van de programmawet van 2 augustus 2002.

    6. "Cel voor financiële informatieverwerking" : de administratieve autoriteit met rechtspersoonlijkheid zoals bepaald in artikel 11 van de anti-witwaswet.

  2. - Toepassingsgebied

    Art. 2. § 1. De bepalingen van dit reglement zijn van toepassing op de handelaren in diamant als bedoeld in artikel 2, eerste lid, 21° van de anti-witwaswet, die geregistreerd zijn bij toepassing van artikel 169, § 3 van de programmawet van 2 augustus 2002.

    § 2. Overeenkomstig artikel 3, § 3 van de anti-witwaswet dienen geregistreerde handelaren in diamant hun volledige medewerking te verlenen aan de toepassing van de anti-witwaswet.

  3. - Identificatie van de cliënten

    Art. 3. § 1. De handelaren in diamant dienen hun cliënten en de lasthebbers van hun cliënten te identificeren en hun identiteit te controleren, aan de hand van een bewijsstuk, waarvan een afschrift wordt genomen, op papier of op elektronische drager,

    1. op het ogenblik dat zij een zakenrelatie aanknopen waardoor de betrokkenen gewone cliënten worden, dit wil zeggen wanneer een cliënt zich geregeld en herhaaldelijk tot een zelfde handelaar in diamanten wendt voor het uitvoeren van een aantal afzonderlijke en opeenvolgende handelstransacties en de daaruit voortvloeiende financiële transacties;

    2. wanneer de cliënt wenst over te gaan tot het uitvoeren van:

      - een verrichting, voor een bedrag van 10.000 EUR of meer, ongeacht of zij wordt uitgevoerd in één of in verscheidene verrichtingen waartussen een verband blijkt te bestaan; of

      - een verrichting, zelfs wanneer het bedrag lager is dan 10.000 EUR, zodra wordt vermoed dat het gaat om witwassen van geld of om de financiering van terrorisme;

    3. wanneer de handelaar in diamant twijfelt aan de waarachtigheid of aan de juistheid van de identificatiegegevens over een bestaande cliënt, of indien na zijn identificatie voor het aanknopen van een zakenrelatie, vermoedens rijzen dat de door hem verstrekte identificatiegegevens onjuist of vals zijn; of indien betwijfeld wordt of de persoon die een verrichting wenst uit te voeren in het kader van een voorheen aangegane zakenrelatie, wel degelijk de destijds geïdentificeerde cliënt of lasthebber is.

      § 2. De identificatie en de controle betreffen :

    4. de naam en voornaam voor natuurlijke personen of voor rechtspersonen de firmanaam;

    5. het adres (wettelijke woonplaats) voor natuurlijke personen of de maatschappelijke zetel voor rechtspersonen of feitelijke verenigingen;

    6. de naam van de bestuurders en de kennis van de bepalingen om verbintenissen aan te gaan voor de rechtspersoon of feitelijke vereniging.

      § 3. De identificatie en de controle betreffen eveneens het voorwerp en de aard van de zakenrelatie, ongeacht of het een natuurlijk persoon of rechtspersoon betreft. Dit houdt in dat de handelaar in diamant nagaat welk type zakenrelatie de cliënt met hem wenst aan te knopen en welk type verrichtingen hij in het kader van die zakenrelatie wenst uit te voeren, alsook kennis neemt van alle nuttige en relevante informatie die inzicht verschaffen in de beweegredenen die de cliënt ertoe nopen deze zakenrelatie aan te gaan.

      Art. 4. § 1. Indien de cliënt een natuurlijk persoon is die niet geregistreerd is overeenkomstig artikel 169, § 3 van de programmawet van 2 augustus 2002, moet zijn identiteit, overeenkomstig artikel 3 van dit reglement gecontroleerd worden aan de hand van zijn identiteitskaart.

      § 2. Indien de cliënt een natuurlijk persoon is met woonplaats in het buitenland, kan zijn identiteit ook worden gecontroleerd aan de hand van zijn paspoort of het rijbewijs voor personen van buitenlandse nationaliteit.

      § 3. De identiteit van een in België gevestigde persoon van buitenlandse nationaliteit die niet geregistreerd is overeenkomstig artikel 169, § 3 van de programmawet van 2 augustus 2002 en die niet over een door de Belgische autoriteiten uitgereikte identiteitskaart beschikt omwille van zijn wettelijk statuut op het Belgisch grondgebied, mag worden gecontroleerd aan de hand van een geldig bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister of, als hij omwille van zijn statuut niet over een dergelijk bewijs beschikt, aan de hand van een geldig, door de Belgische openbare overheden uitgereikt document dat de wettelijkheid van zijn verblijf in België attesteert.

      § 4. Indien het adres van de cliënt niet is vermeld op het bewijsstuk dat hij voorlegt, of indien de handelaar in diamant twijfelt aan de juistheid van het opgegeven adres, moet hij deze gegevens controleren aan de hand van een ander document dat als bewijs kan dienen voor het ware adres van de cliënt en moet hij hiervan een kopie maken.

      Art. 5. § 1. Indien de cliënt een rechtspersoon naar Belgisch recht is die niet geregistreerd is overeenkomstig artikel 169, § 3 van de programmawet van 2 augustus 2002, moet zijn identiteit, ter gelegenheid van zijn identificatie overeenkomstig artikel 3 van dit reglement gecontroleerd worden aan de hand van de volgende bewijsstukken:

    7. de recentste versie van de gecoördineerde statuten of de geactualiseerde statuten van de rechtspersoon-cliënt die zijn neergelegd ter Griffie van de Rechtbank van Koophandel of gepubliceerd zijn in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad ;

    8. de lijst van de bestuurders van de rechtspersoon-cliënt en de bekendmaking van hun benoeming in het Belgisch Staatsblad, of enig ander bewijsstuk aan de hand waarvan hun hoedanigheid van bestuurder kan worden bewezen, zoals elke publicatie in het Belgisch Staatsblad waarin die personen als bestuurders worden vermeld, of de bij de Nationale Bank van België neergelegde jaarrekening;

    9. de recentste publicatie in het Belgisch Staatsblad van de vertegenwoordigingsbevoegdheden van de rechtspersoon-cliënt;

      § 2. Indien de cliënt een rechtspersoon naar buitenlands recht is, moet zijn identiteit, ter gelegenheid van zijn identificatie overeenkomstig artikel 3, van dit reglement gecontroleerd worden aan de hand van gelijkwaardige...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT