Wet tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, en het Wetboek van vennootschappen, de 18 janvier 2010

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Bepalingen tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme

Art. 2. In artikel 1 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme worden de woorden " de richtlijn toe van de Raad 91/308/EEG van 10 juni 1991, tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld " vervangen door de woorden " Richtlijn 2005/60/EG toe van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, alsook Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie van 1 augustus 2006 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de definitie van politiek prominente personen en wat betreft de technische criteria voor vereenvoudigde klantenonderzoeksprocedures en voor vrijstellingen op grond van occasionele of zeer beperkte financiële activiteiten ".

Art. 3. Artikel 2 van dezelfde wet, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 maart 1995, 28 december 1999, 21 september 2004, 15 december 2005, 1 mei 2006 en 25 februari 2007, alsook bij de wetten van 10 augustus 1998 en 12 januari 2004, wordt vervangen als volgt :

" Art. 2. § 1. De bepalingen van deze wet zijn van toepassing op de hierna vermelde ondernemingen en personen :

  1. de Nationale Bank van België;

  2. de Deposito- en Consignatiekas;

  3. de Post voor haar financiële postdiensten;

  4. de kredietinstellingen naar Belgisch recht bedoeld in artikel 1 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van een ander land van de Europese Economische Ruimte bedoeld in Titel III van dezelfde wet, en de bijkantoren van kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van landen die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte bedoeld in Titel IV van dezelfde wet;

  5. bis de vereffeningsinstellingen als bedoeld in artikel 23, § 1, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;

  6. de makelaars in bank- en beleggingsdiensten bedoeld in artikel 4, 4°, van de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten;

  7. de in België gevestigde verzekeringsondernemingen die, met toepassing van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, gemachtigd zijn om het levensverzekeringsbedrijf uit te oefenen;

  8. de verzekeringsbemiddelaars bedoeld in de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen, die hun beroepsactiviteiten buiten elke exclusieve agentuurovereenkomst uitoefenen in de groep van activiteiten " leven " bedoeld in de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;

  9. de ondernemingen naar Belgisch recht waarvan de werkzaamheden bestaan in het verlenen van beleggingsdiensten of het uitoefenen van beleggingsactiviteiten in de zin van artikel 46, 1°, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen die, krachtens artikel 47, § 1, van dezelfde wet, een vergunning dienen te verkrijgen als :

    1. beursvennootschap;

    2. vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies;

  10. de door beleggingsondernemingen gevestigde bijkantoren in België :

    1. die vallen onder het recht van een ander land van de Europese Economische Ruimte, bedoeld in artikel 110 van voormelde wet van 6 april 1995;

    2. die vallen onder het recht van landen die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte, bedoeld in artikel 111 van voormelde wet van 6 april 1995;

  11. de instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht die geregeld zijn bij statuten bedoeld in artikel 6 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, voor zover en in de mate waarin deze instellingen instaan voor de verhandeling van hun effecten in de zin van artikel 3, 9°, c), en 14°, van dezelfde wet, zonder een beroep te doen op een derde entiteit met toepassing van de artikelen 41 of 43 van dezelfde wet;

  12. de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht bedoeld in Deel III, Boek II, van voormelde wet van 20 juli 2004, met uitsluiting van die welke uitsluitend een vergunning hebben voor het uitoefenen van de beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in artikel 3, 9°, b), van dezelfde wet;

  13. de in België gevestigde bijkantoren van beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging :

    1. die ressorteren onder het recht van een ander land van de Europese Economische Ruimte, bedoeld in artikel 203 van voormelde wet van 20 juli 2004;

    2. die ressorteren onder het recht van landen die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte, bedoeld in artikel 204 van voormelde wet van 20 juli 2004;

  14. de in België gevestigde personen bedoeld in artikel 139, eerste lid, 1°, van voormelde wet van 6 april 1995, die beroepshalve verrichtingen uitvoeren als bedoeld in de artikelen 137, tweede lid, en 139bis, tweede lid, van dezelfde wet;

  15. de in België gevestigde hypotheekondernemingen bedoeld in artikel 37 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet;

  16. de marktondernemingen die de Belgische gereglementeerde markten organiseren bedoeld in de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, behalve wat hun opdrachten van publiekrechtelijke aard betreft;

  17. de natuurlijke of rechtspersonen bedoeld in artikel 1, 2°, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet;

  18. de natuurlijke of rechtspersonen die kredietkaarten uitgeven of beheren;

  19. de ondernemingen bedoeld in artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit nr. 55 van 10 november 1967 tot regeling van het juridisch statuut der ondernemingen gespecialiseerd in financieringshuur;

  20. de vastgoedmakelaars bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 6 september 1993 tot bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van het beroep van vastgoedmakelaar, die de in artikel 3 van hetzelfde besluit bedoelde activiteiten uitoefenen en de landmeters-experten bedoeld in artikel 3 van de wet van 11 mei 2003 tot oprichting van federale raden van landmeters-experten wanneer zij de gereglementeerde activiteiten van vastgoedmakelaar uitoefenen met toepassing van artikel 3 van het voormelde koninklijk besluit van 6 september 1993;

  21. de bewakingsondernemingen bedoeld in artikel 1, § 1, van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, die diensten verstrekken van toezicht op en bescherming bij het vervoer van waarden bedoeld in de bepaling onder 3° van hetzelfde artikel;

  22. de handelaren in diamant bedoeld in artikel 169, § 3, van de programmawet van 2 augustus 2002.

    § 2. De natuurlijke of rechtspersonen die slechts occasioneel of in zeer beperkte mate financiële activiteiten ontplooien als bedoeld in artikel 3, § 2, 2) tot 12) en 14), van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, kunnen door de Koning worden vrijgesteld van de toepassing van de bepalingen van deze wet, onder de voorwaarden die Hij vaststelt overeenkomstig artikel 37, § 2, eerste lid, 1°. "

    Art. 4. In artikel 2bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 1998 en gewijzigd bij de wetten van 22 april 1999 en 7 mei 1999 en bij het koninklijk besluit van 21 april 2007, dat artikel 3 wordt, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

    1. de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt :

      " 3° de natuurlijke personen of entiteiten die in België activiteiten uitoefenen en die geregistreerd zijn in de hoedanigheid van bedrijfsrevisor in het openbaar register van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren overeenkomstig artikel 11 van de wet van 22 juli 1953 houdende de oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en tot organisatie van het publieke toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor, gecoördineerd op 30 april 2007 ";

    2. in de bepaling onder 4° worden de woorden " op de lijst " vervangen door de woorden " in het register " en worden de woorden " alsook de natuurlijke personen en rechtspersonen " vervangen door de woorden " alsook de natuurlijke personen of rechtspersonen ";

    3. de bepaling onder 5° wordt vervangen als volgt :

      " 5° de advocaten :

    4. wanneer zij hun cliënt bijstaan bij het voorbereiden of uitvoeren van verrichtingen in verband met :

  23. de aan- of verkoop van onroerend goed of bedrijven;

  24. het beheren van diens geld, effecten of andere activa;

  25. de opening of het beheer van bank-, spaar- of effectenrekeningen;

  26. het organiseren van inbreng die nodig is voor de oprichting, de uitbating of het beheer van vennootschappen;

  27. de oprichting, uitbating of het beheer van vennootschappen, trusts, fiducieën of soortgelijke juridische constructies;

    1. of wanneer zij optreden in naam en voor rekening van hun cliënt in enigerlei financiële verrichtingen of verrichtingen in onroerend goed. "

    Art. 5. Artikel 2ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 12 januari 2004, dat artikel 4 wordt, wordt vervangen als volgt :

    " Art. 4. Waar uitdrukkelijk vermeld, zijn de bepalingen van deze wet eveneens van toepassing op de natuurlijke personen of rechtspersonen die één of meer kansspelen van klasse I exploiteren, bedoeld in de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers. "

    Art. 6. In artikel 3 van dezelfde wet, gewijzigd bij de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT