Facultatief Protocol inzake kinderen in gewapend conflict bij het Verdrag inzake de rechten van het kind (VERTALING)., de 25 mai 2000

Artikel 1. De Staten die partij zijn, nemen alle praktisch mogelijke maatregelen om te voorkomen dat de leden van hun strijdkrachten die de leeftijd van 18 jaar niet hebben bereikt rechtstreeks deelnemen aan vijandelijkheden.

Art. 2. De Staten die partij zijn, stellen alles in het werk om te voorkomen dat personen die de leeftijd van 18 jaar niet hebben bereikt, verplicht worden ingelijfd in hun strijdkrachten.

Art. 3. 1. De Staten die partij zijn, verhogen de minimumleeftijd voor vrijwillige dienstneming in de nationale strijdkrachten in vergelijking met de leeftijd bedoeld in artikel 38, paragraaf 3, van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, rekening houdend met de beginselen neergelegd in dat artikel en erkennend dat personen die de leeftijd van 18 jaar niet hebben bereikt overeenkomstig het Verdrag bijzondere bescherming genieten.

  1. Op het tijdstip van de bekrachtiging van of van de toetreding tot dit Protocol legt iedere Staat die partij is een bindende verklaring af waarin opgave is gedaan van de minimumleeftijd vanaf welke vrijwillige dienstneming in de nationale strijdkrachten wordt toegestaan en de voorzorgsmaatregelen uitgewerkt om te voorkomen dat die dienstneming gedwongen of afgedwongen is, nader zijn omschreven.

  2. De Staten die partij zijn, en vrijwillig dienstneming in hun nationale strijdkrachten onder de leeftijd van 18 jaar toestaan, moeten voorzien in waarborgen die ertoe strekken ten minste te verzekeren dat :

    1. Die dienstneming daadwerkelijk vrijwillig is;

    2. Die dienstneming geschiedt met de instemming, met kennis van zaken, van de ouders of van de wettelijke vertegenwoordigers van de betrokken persoon;

    3. De personen die dienst hebben genomen ten volle zijn voorgelicht over de taken die een dergelijke militaire dienst inhoudt; en

    4. Die personen een betrouwbaar bewijs leveren van hun leeftijd alvorens door de nationale strijdkrachten te worden aanvaard.

  3. Iedere Staat die partij is, kan zijn verklaring te allen tijde versterken door middel van een kennisgeving ter zake gericht tot de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties die daarvan mededeling doet aan de andere Staten die partij zijn. Deze kennisgeving treedt in werking op de datum van ontvangst door de Secretaris-generaal.

  4. De in paragraaf 1 van dit artikel bedoelde verplichting de minimumleeftijd voor vrijwillige dienstneming te verhogen, is niet van toepassing op de onderwijsinrichtingen onder het beheer of onder het gezag van de strijdkrachten van de Staten die partij zijn, zulks overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 28 en 29 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind.

    Art. 4. 1. Gewapende groepen die geen deel uitmaken van de strijdkrachten van een Staat mogen onder geen omstandigheden personen die de leeftijd van 18 niet hebben bereikt, inlijven of tijdens vijandelijkheden inzetten.

  5. De Staten die partij zijn, nemen alle praktisch mogelijke maatregelen om de inlijving en het inzetten van die personen te voorkomen, inzonderheid door de goedkeuring van wettelijke maatregelen die ertoe strekken die praktijken te verbieden en te bestraffen.

  6. De toepassing van dit artikel van het Protocol laat de rechtstoestand van de partijen bij een gewapend conflict onverlet.

    Art. 5. Geen enkele bepaling van dit Protocol kan worden uitgelegd als een belemmering voor de toepassing van de bepalingen van de wetgeving van een Staat die partij is, van internationale verdragen of van het internationaal humanitair recht die gunstiger zijn voor de verwezenlijking van de rechten van het kind.

    Art. 6. 1. Iedere Staat die partij is, neemt alle juridische, bestuurlijke en andere maatregelen die vereist zijn om de daadwerkelijke toepassing en inachtneming van het bepaalde in dit Protocol in zijn rechtsgebied te verzekeren.

  7. De Staten die partij zijn, verbinden zich ertoe de beginselen en de bepalingen van dit Protocol op passende wijze algemeen bekend te maken, zowel aan volwassenen als aan kinderen.

  8. De Staten die partij zijn nemen alle maatregelen die praktisch mogelijk zijn opdat de personen die onder hun bevoegdheid ressorteren en zijn ingelijfd of worden ingezet voor vijandelijkheden in strijd met dit Protocol worden gedemobiliseerd of op welke wijze dan ook van hun militaire verplichtingen worden ontheven. Indien zulks vereist is verlenen de Staten die partij zijn, aan deze personen iedere vorm van passende bijstand met het oog op hun lichamelijk en geestelijk herstel en hun herintegratie in de maatschappij.

    Art. 7. 1. De Staten die partij zijn, werken samen met het oog op de toepassing van dit Protocol, inzonderheid ter voorkoming van activiteiten die strijdig zijn met het Protocol en met het oog op het herstel en de herintegratie in de maatschappij van de personen die het slachtoffer zijn van handelingen die strijdig zijn met dit Protocol, daaronder begrepen door middel van technische samenwerking en financiÎle bijstand. Voornoemde samenwerking en bijstand geschieden in overleg met de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT