EUROPA-OVEREENKOMST WAARBIJ EEN ASSOCIATIE TOT STAND WORDT GEBRACHT TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN EN HUN LID-STATEN, ENERZIJDS, EN DE REPUBLIEK ESTLAND, ANDERZIJDS, bijlagen I tot X, slotakte gedaan te Luxemburg op 12 juni 1995., de 12 juin 1995

Artikel 1. 1. Er wordt een associatie tot stand gebracht tussen de Gemeenschap en haar Lid-Staten, enerzijds, en Estland, anderzijds.

  1. Deze associatie heeft ten doel :

    - een passend kader tot stand te brengen voor de politieke dialoog tussen de Partijen met het oog op het onderhouden van nauwe politieke betrekkingen,

    - een vrijhandelszone tussen de Gemeenschap en Estland verder te ontwikkelen die in essentie al het handelsverkeer tussen de Partijen omvat,

    - uitbreiding van de handel en harmonieuze economische betrekkingen tussen de Partijen te bevorderen en aldus dynamische economische ontwikkeling en welvaart in de Gemeenschap en in Estland te stimuleren,

    - de grondslag te leggen voor economische, financiële, culturele en sociale samenwerking, voor samenwerking bij het bestrijden van illegale activiteiten en voor de bijstand van de Gemeenschap aan Estland,

    - steun te verlenen aan de inspanningen van Estland om zich economisch te ontwikkelen,

    - een passend kader tot stand te brengen voor de geleidelijke integratie van Estland in de Europese Unie; Estland zal zich inzetten om aan de nodige voorwaarden ter zake te voldoen,

    - instellingen in het leven te roepen die ervoor kunnen zorgen dat de associatie doelmatig verloopt.

    TITEL I. - Algemene beginselen.

    Art. 2. 1. Eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten, als vastgelegd in de Slotakte van Helsinki en het Handvest van Parijs voor een nieuw Europa, alsmede de beginselen van de markteconomie vormen de grondslag van het binnen- en buitenlands beleid van de Partijen en zijn een wezenlijk onderdeel van deze Overeenkomst.

  2. Partijen zijn van mening dat het voor de toekomstige welvaart en stabiliteit van de regio van essentieel belang is dat de Baltische Staten hun onderlinge samenwerking bestendigen en ontwikkelen en alles in het werk stellen om dit proces te versterken.

    Art. 3. De Associatieraad die er steeds rekening mee houdt dat de beginselen van de markteconomie van essentieel belang zijn voor deze associatie onderzoekt regelmatig hoe de Overeenkomst wordt toegepast en hoe door Estland de economische hervormingen ten uitvoer worden gelegd op grond van de in de preambule bedoelde beginselen.

    TITEL II. - Politieke dialoog.

    Art. 4. De politieke dialoog tussen de Europese Unie en Estland wordt ontwikkeld en geïntensiveerd. Deze dialoog begeleidt en consolideert het proces van toenadering tussen de Europese Unie en Estland, ondersteunt de politieke en economische veranderingen die in Estland plaatsvinden of reeds zijn gerealiseerd, en draagt bij tot het tot stand brengen van nauwe banden van solidariteit en nieuwe vormen van samenwerking tussen de Partijen. Met name dient de politieke dialoog het volgende te bevorderen :

    - geleidelijke toenadering van Estland tot de Europese Unie;

    - grotere convergentie van standpunten over internationale vraagstukken, met name over aangelegenheden die belangrijke gevolgen voor één van de Partijen kunnen hebben;

    - betere samenwerking op gebieden waarop het Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie van toepassing is;

    - veiligheid en stabiliteit in Europa.

    Art. 5. De politieke dialoog vindt plaats binnen het multilaterale kader, en overeenkomstig de vormen en praktijken, zoals die met de geassocieerde landen in Midden-Europa zijn overeengekomen.

    Art. 6. 1. Op ministerieel niveau vindt de politieke dialoog plaats in het kader van de Associatieraad, die de algemene verantwoordelijkheid draagt voor alle aangelegenheden die de Partijen de Associatieraad voorleggen.

  3. Andere procedures voor de politieke dialoog, met name de hierna volgende, worden met instemming van de Partijen ingesteld :

    - waar nodig vergaderingen tussen hoge functionarissen (op het niveau van politieke directeuren) van enerzijds Estland en anderzijds het Voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie en de Commissie;

    - het optimaal gebruik maken van alle diplomatieke kanalen tussen de Partijen, met inbegrip van passende contacten in derde landen en binnen de Verenigde Naties, de OVSE en andere internationale fora;

    - het opnemen van Estland in de groep van landen die regelmatig worden geïnformeerd over activiteiten die zijn behandeld in het kader van het Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, en het uitwisselen van informatie met het oog op het verwezenlijken van de in artikel 4 gestelde doeleinden;

    - alle andere middelen die een nuttige bijdrage leveren tot het consolideren, ontwikkelen en intensiveren van deze dialoog.

    Art. 7. Op parlementair niveau vindt de politieke dialoog plaats in het kader van het Parlementair Comité van de associatie tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten en de Republiek Estland (hierna te noemen het " Parlementair Comité ").

    TITEL III. - Vrij verkeer van goederen.

    Art. 8. 1. De Gemeenschap en Estland brengen bij de inwerkingtreding van de Overeenkomst betreffende vrijhandel en met handel verband houdende zaken op 1 januari 1995, overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst en in overeenstemming met de bepalingen van de GATT en de WTO, een vrijhandelszone tot stand.

  4. In het handelsverkeer tussen Partijen worden de goederen ingedeeld volgens de gecombineerde nomenclatuur.

  5. Voor elk produkt waarop deze Overeenkomst van toepassing is, is het basisrecht het recht dat daadwerkelijk erga omnes wordt toegepast op 1 januari 1994.

    De in deze Overeenkomst vastgestelde achtereenvolgende verlagingen worden toegepast op dit basisrecht.

  6. Indien na 1 januari 1995 tariefverlagingen op erga omnes grondslag worden toegepast, in het bijzonder verlagingen die voortvloeien uit de tariefovereenkomst die in het kader van de Uruguay-ronde van de GATT is gesloten, komen deze verlaagde rechten vanaf de datum waarop de verlagingen toepassing vinden in de plaats van de in lid 3 bedoelde basisrechten.

  7. De Gemeenschap en Estland delen elkaar hun respectieve basisrechten mede.

    HOOFDSTUK I. - Industrieprodukten.

    Art. 9. 1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de in de hoofdstukken 25 tot en met 97 van de gecombineerde nomenclatuur bedoelde produkten van oorsprong uit de Gemeenschap en Estland, met uitzondering van de in bijlage I genoemde produkten.

  8. De handel tussen de Partijen in onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie vallende produkten geschiedt overeenkomstig de bepalingen van dat Verdrag.

    Art. 10. De douanerechten en kwantitatieve beperkingen bij invoer in de Gemeenschap en maatregelen van gelijke werking worden voor produkten van oorsprong uit Estland op 1 januari 1995 opgeheven.

    Art. 11. Douanerechten en kwantitatieve beperkingen bij de invoer in Estland en maatregelen van gelijke werking worden op 1 januari 1995 opgeheven voor produkten van oorsprong uit de Gemeenschap.

    Art. 12. De bepalingen betreffende de afschaffing van douanerechten bij invoer zijn eveneens van toepassing op de douanerechten van fiscale aard.

    Art. 13. De Gemeenschap en Estland schaffen op 1 januari 1995 in hun onderlinge handelsverkeer alle heffingen van gelijke werking als douanerechten bij invoer af.

    Art. 14. 1. Alle douanerechten bij uitvoer en heffingen van gelijke werking worden op 1 januari 1995 tussen de Gemeenschap en Estland afgeschaft.

  9. Kwantitatieve beperkingen bij uitvoer en maatregelen van gelijke werking worden op 1 januari 1995 tussen de Gemeenschap en Estland afgeschaft.

    Art. 15. Specifieke regelingen van toepassing op de handel in textiel- en kledingprodukten van oorsprong uit Estland zijn opgenomen in Protocol nr. 1.

    Art. 16. De bepalingen van dit hoofdstuk vormen geen beletsel voor een landbouwelement in de rechten die van toepassing zijn op de in bijlage II genoemde produkten.

    HOOFDSTUK II. - Landbouw.

    Art. 17. 1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op landbouwprodukten van oorsprong uit de Gemeenschap en Estland.

  10. Met " landbouwprodukten " worden bedoeld de produkten vermeld in de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur en de in bijlage I genoemde produkten, met uitzondering van de visserijprodukten zoals die in Verordening (EEG) nr. 3759/92 worden omschreven.

    Art. 18. Protocol nr. 2 omvat de handelsregelingen voor de daarin vermelde verwerkte landbouwprodukten.

    Art. 19. 1. Met ingang van 1 januari 1995 zijn geen kwantitatieve beperkingen van toepassing op de invoer in de Gemeenschap van landbouwprodukten van oorsprong uit Estland en evenmin op de invoer in Estland van landbouwprodukten van oorsprong uit de Gemeenschap.

  11. De krachtens deze Overeenkomst verleende concessies zijn opgenomen in de bijlagen III, IV en V.

  12. De in lid 2 bedoelde concessies kunnen in overleg tussen de Partijen binnen een periode die op 31 december 1997 afloopt op basis van de in lid 4 uiteengezette beginselen en procedures worden gewijzigd.

  13. Rekening houdend met de omvang van hun onderlinge handelsverkeer in landbouwprodukten, de bijzondere gevoeligheid van deze produkten, de regels van het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de Gemeenschap en van het landbouwbeleid van Estland, en het aandeel van de landbouw in de economie van Estland, onderzoeken de Gemeenschap en Estland in de Associatieraad per produkt systematisch en op basis van wederkerigheid de mogelijkheden om elkaar verdere concessies te verlenen.

    Art. 20. Onverminderd andere bepalingen van deze Overeenkomst, in het bijzonder artikel 29, plegen beide Partijen, indien wegens de bijzondere gevoeligheid van de markten voor landbouwprodukten, de invoer van produkten van oorsprong uit de ene Partij, waarvoor overeenkomstig artikel 19 concessies zijn verleend, ernstige problemen veroorzaakt op de markt van de andere Partij, onverwijld overleg teneinde een passende oplossing te vinden. In afwachting van deze oplossing kan de betrokken Partij de maatregelen nemen die zij noodzakelijk acht.

    HOOFDSTUK III. - Visserij.

    Art. 21. _ De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op visserijprodukten van oorsprong uit de Gemeenschap en Estland...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT