Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden van de leercontracten in de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen (VERTALING)., de 17 juillet 1998

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.

Artikel 1. Het Instituut voor Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen, hierna "het Instituut" genoemd, erkent het leercontract dat voldoet aan de algemene voorwaarden zoals bedoeld in dit besluit, onder voorbehoud van de bijzondere voorwaarden die zijn vastgesteld voor het aanleren van een beroep of van een aantal beroepen krachtens artikel 5, 2° van het samenwerkingsakkoord inzake de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen en het toezicht van het Instituut voor Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen, dat gesloten werd op 20 februari 1995 tussen de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest en dat is goedgekeurd bij decreet van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 december 1995.

Het Instituut stelt de modaliteiten van de erkenning van het leercontract vast.

Art. 2. Het contract moet betrekking hebben op het aanleren van een zelfstandig beroep dat kan worden vertegenwoordigd in de Hoge Raad van de Middenklasse.

Art. 3. Gezien de mogelijkheden tot bijzondere opleiding in bepaalde beroepen zoals vastgelegd door het Instituut, kan de toezichthoudende afgevaardigde bepalen dat een aanvullende opleiding met betrekking tot welbepaalde punten van het programma wordt gegeven aan de leerling hetzij door een andere bedrijfsleider hetzij via aanvullende praktische beroepscursussen die in de centra worden gegeven.

Art. 4. § 1. De onderneming moet erkend zijn als onderneming voor de opleiding in het beroep waarop het contract betrekking heeft overeenkomstig het besluit van de Vergadering van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 1998 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden van ondernemingen in de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen.

§ 2. Wanneer de onderneming een rechtspersoon is, wordt de leercontract gesloten op naam ervan door een natuurlijke persoon die is belast met het daadwerkelijke beheer van de onderneming en die gemachtigd is om deze erbij te betrekken.

Art. 5. De leerling moet voldoen aan de volgende voorwaarden :

  1. hetzij minstens 15 jaar oud zijn en minstens de eerste twee jaar middelbaar onderwijs hebben gevolgd, en geslaagd zijn voor het tweede jaar indien hij uit het beroepsonderwijs komt;

  2. hetzij voldaan hebben aan de voltijdse leerplicht zonder de opleidingsvoorwaarden sub 1° te vervullen op voorwaarde evenwel dat hij geslaagd is in de door het Instituut georganiseerde proef;

  3. hetzij voldaan hebben aan de bijzondere toelatingsvoorwaarden vastgesteld krachtens artikel 5,2° van het samenwerkingsakkoord inzake de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen en het toezicht van het Instituut voor Permanente opleiding van de middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen, dat gesloten werd op 20 februari 1995 tussen de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest en dat is goedgekeurd bij decreet van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 december 1995;

  4. niet zijn uitgesloten krachtens artikel 26.

    Art. 6. De minderjarige leerling moet in staat zijn zelf een leercontract te sluiten en te verbreken mits de uitdrukkelijke of stilzwijgende toelating van zijn vader, moeder of voogd.

    Bij ontstentenis van deze toelating kan deze worden vervangen door de jeugdrechtbank op verzoek van het openbaar ministerie of van een familielid. De vader, moeder of voogd wordt op voorhand gehoord of opgeroepen.

    Onder voorbehoud van het voorgaande kan de rechter tot wiens bevoegdheid de betwisting betreffende de in dit besluit bedoelde contracten behoort, een voogd ad hoc benoemen om de afwezige of verhinderde voogd in het geding te vervangen.

    Art. 7. Het leercontract is conform de door het Instituut opgestelde standaardovereenkomst en wordt ondertekend in aanwezigheid van de contracterende partijen en de toezichthoudende afgevaardigde. Elk van de partijen ontvangt een exemplaar ervan.

    Het opleidingsprogramma van het beroep, zoals uitgewerkt door het Instituut, gaat als bijlage bij het gesloten contract en maakt er deel van uit.

    Art. 8. De duur van het leercontract is gelijk aan de duur van het opleidingsplan zoals vastgesteld door de toezichthoudende afgevaardigde. In geval van verbreking van het contract moet de duur van het latere overeenkomst gelijk zijn aan de duur van de resterende te volgen opleiding.

    Art. 9. Het leercontract omvat een proefperiode van drie maanden.

    Art. 10. Aan de hand van het dossier dat is gevoegd bij de aanvraag om erkenning van het contract moet kunnen worden nagegaan of :

  5. het contract conform de standaardovereenkomst bedoeld in artikel 7 is;

  6. de onderneming erkend is voor het beroep waarop het contract betrekking heeft;

  7. de leerling voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 5;

  8. de duur van het contract overeenstemt met de duur vermeld in het opleidingsplan;

  9. de leerling werd ingeschreven op de lijst van de werknemers die bezorgd is aan de Geneeskundige interbedrijvendienst.

    Het dossier dat is gevoegd bij de erkenningsaanvraag wordt aan het Instituut bezorgd binnen de twee maanden die volgen op de begindatum van de uitvoering van het contract.

    Het Instituut beslist over de aanvraag om erkenning uiterlijk binnen de maand waarin het dossier is ontvangen. De beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de partijen. Deze kunnen beroep indienen overeenkomstig artikel 28.

    Art. 11. De contracterende partijen verbinden zich ertoe onmiddellijk alle problemen voortvloeiend uit de uitvoering van het contract voor te leggen de toezichthoudende afgevaardigde.

    Deze bemiddelt bij onenigheid tussen de partijen. Indien geen akkoord wordt bereikt of indien de partijen of één ervan weigeren gevolg te geven aan de oproeping, bezorgt de toezichthoudende afgevaardigde aan het Instituut binnen de vijftien dagen een verslag met het proces-verbaal van verhoor van de partijen.

    Art. 12. De rechtsvervolgingen naar aanleiding van de leercontract verjaren één jaar na de beëindiging ervan of vijf jaar na het feit dat aanleiding heeft gegeven tot de rechtsvervolging, waarbij deze laatste termijn niet langer mag duren dan één jaar na de beëindiging van de leercontract.

    HOOFDSTUK II. - Verplichtingen van de partijen.

    Art. 13. De bedrijfsleider en de leerling bejegenen elkaar met respect. Ze dienen het goed fatsoen en de goede zeden in acht te nemen tijdens de uitvoering van het contract.

    Art. 14. Het bedrijfsleider is verplicht :

  10. erop toe te zien dat de in het programma vastgestelde opleiding aan de leerling wordt gegeven om hem voor te bereiden op de examens en de uitoefening van zijn latere beroep, met name door het ter beschikking stellen van de hulp, middelen en...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT