8 APRIL 2011. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Energiebesluit wat betreft de invoering van duurzaamheidscriteria voor vloeibare biomassa en de garanties van oorsprong

De Vlaamse Regering,

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 betreffende de hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op het Energiedecreet van 8 mei 2009, artikel 7.1.3, 7.1.4 en 7.1.5, § 4, eerste lid;

Gelet op het Energiebesluit van 19 november 2010;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 17 september 2010;

Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, gegeven op 3 februari 2011;

Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 26 januari 2011;

Gelet op het advies van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt, gegeven op 1 februari 2011;

Gelet op advies 49.268/3 van de Raad van State, gegeven op 8 maart 2011, met toepassing van artikel 84, § 3, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie;

Na beraadslaging,

Besluit :

Artikel 1. In hetzelfde besluit wordt een artikel 6.1.12/1 ingevoegd dat luidt als volgt :

Artikel 6.1.12/1, § 1. Voor productie-installaties die elektriciteit opwekken uit biomassa wordt een massabalanssysteem gehanteerd dat :

1° toelaat leveringen van grondstoffen of biomassastromen met verschillende kenmerken te mengen;

2° vereist dat informatie over de kenmerken en omvang van de leveringen, vermeld in punt 1°, aan het mengsel toegewezen blijven; en

3° ervoor zorgt dat de som van alle leveringen die uit het mengsel zijn gehaald dezelfde kenmerken heeft, in dezelfde hoeveelheden, als de som van alle leveringen die aan het mengsel werden toegevoegd.

Aan de hand van dit massabalanssysteem wordt aan de VREG aangetoond :

1° dat de in de installatie gebruikte vloeibare biomassa voldoet aan de duurzaamheidscriteria van toepassing op die biomassa, zoals bedoeld in artikel 6.1.16, § 1/1;

2° het elektriciteitsverbruik of het equivalente elektriciteitsverbruik van de utiliteitsvoorzieningen die nodig zijn om die biomassa voor elektriciteitsopwekking geschikt te maken, zoals bedoeld in artikel 6.1.13, § 2; en

3° het elektriciteitsverbruik of het equivalente elektriciteitsverbruik voor het transport van die biomassa, zoals bedoeld in artikel 6.1.12.

§ 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, werkt nadere regels uit voor de manier waarop op onafhankelijke wijze moet worden geauditeerd dat aan de duurzaamheidscriteria vermeld in artikel 6.1.16, § 1/1, is voldaan.

Tijdens die audits wordt minstens controle uitgevoerd op de volgende aspecten :

  1. de nauwkeurigheid, betrouwbaarheid en fraudebestendigheid van de door de marktpartijen gebruikte systemen;

  2. de frequentie en methode van de monsterneming;

  3. de accuraatheid van de gegevens.

    Het auditverslag rapporteert over de mate waarin is voldaan aan de duurzaamheidscriteria, vermeld in artikel 6.1.16, § 1/1. Tevens bevat het auditverslag passende en relevante informatie over maatregelen ter bescherming van bodem, water en lucht, voor herstel van aangetast land, en ter voorkoming van overmatig watergebruik in gebieden waar water schaars is. »

    Art. 2. In artikel 6.1.14, § 2, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  4. in punt 3° worden de woorden « waaronder de productieplaats, het nominale vermogen, de datum van indienstname en de steun die voor de productie-installatie werd ontvangen » vervangen door de woorden « waaronder de identiteit, de locatie, het type productie-installatie, het nominaal vermogen, de datum van indienstname, of en in welke mate de productie-installatie investeringssteun heeft gekregen, of en in welke mate de energiehoeveelheid op enige andere manier steun heeft gekregen uit een nationale steunregeling, en het type steunregeling. »;

  5. er wordt een punt 9° toegevoegd dat luidt als volgt :

    9° de datum en het land van aanmaak van het groenestroomcertificaat

    .

    Art. 3. In artikel 6.1.16 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  6. in paragraaf 1, 6° worden na de woorden « organisch-biologische stoffen » de woorden « , die in het geval van vloeibare biomassa, voldoen aan de duurzaamheidscriteria, vermeld in paragraaf 1/1 » ingevoegd.

  7. in paragraaf 1, 7° worden na de woorden « volgende organisch-biologische stoffen » de woorden « , die in het geval van vloeibare biomassa, voldoen aan de duurzaamheidscriteria, vermeld in paragraaf 1/1 » ingevoegd;

  8. er worden een paragrafen 1/1 tot en met 1/6 ingevoegd, die luiden als volgt :

    § 1/1. Groenestroomcertificaten, toegekend voor elektriciteit, die is opgewekt uit vloeibare biomassa, zijn slechts aanvaardbaar voor de certificatenverplichting als de vloeibare biomassa voldoet aan de duurzaamheidscriteria, vermeld in paragraaf 1/2 tot en met paragraaf 1/6.

    Vloeibare biomassa die vervaardigd is uit niet van landbouw, aquacultuur, visserij of bosbouw afkomstige afvalstoffen en residuen hoeft alleen aan de duurzaamheidscriteria, vermeld in paragraaf 1/2 te voldoen.

    § 1/2. De broeikasgasemissiereductie ten gevolge van het gebruik van vloeibare biomassa bedraagt minstens 35 %. Met ingang van 1 januari 2017 bedraagt de broeikasgasemissiereductie ten gevolge van het gebruik van vloeibare biomassa, minstens 50 %. Die broeikasgasemissiereductie bedraagt vanaf 1 januari 2018 minstens 60 % voor vloeibare biomassa die is geproduceerd in installaties waarvan de productie op of na 1 januari 2017 is gestart.

    In geval van vloeibare biomassa die geproduceerd is in installaties die op 23 januari 2008 operationeel waren, is het eerste lid van toepassing met ingang van 1 april 2013.

    De broeikasgasemissiereductie door het gebruik van biobrandstoffen en vloeibare biomassa wordt op een van de onderstaande manieren berekend :

    1° als een standaardwaarde voor de broeikasgasemissiereductie met betrekking tot de productieketen is vastgesteld in deel A of B van bijlage XI en indien de el-waarde voor die biobrandstoffen of vloeibare biomassa, berekend overeenkomstig punt 7 van deel C van de bijlage XI gelijk is aan of lager is dan nul, wordt die standaardwaarde gebruikt;

    2° de werkelijke waarde, berekend overeenkomstig de in bijlage XI, deel C, vastgestelde methode, wordt gebruikt;

    3° er wordt een waarde gebruikt die wordt berekend als de som van de factoren van de formule in punt 1 van deel C van bijlage XI, waarbij gedesaggregeerde standaardwaarden in bijlage XI, deel D of E kunnen worden gebruikt voor een aantal factoren, en de feitelijke waarden, berekend volgens de methode van bijlage XI, deel C, voor alle andere factoren.

    De standaardwaarden voor biobrandstoffen, vermeld in bijlage XI, deel A, en de gedesaggregeerde standaardwaarden voor de teelt voor biobrandstoffen en vloeibare biomassa, vermeld in bijlage XI, deel D, mogen alleen worden gebruikt als de grondstoffen aan een van de onderstaande voorwaarden voldoen :

    1° ze worden geteeld buiten de Gemeenschap; of

    2° ze worden geteeld in de Gemeenschap in gebieden die voorkomen op de lijsten vermeld in artikel 19, tweede lid, van de Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG;

    3° het gaat om afval of residuen, die geen landbouw-, aquacultuur- of visserijresiduen, zijn.

    Voor biobrandstoffen en vloeibare biomassa die niet onder het vierde lid, punt 1°, 2° of 3° vallen, worden feitelijke waarden voor teelt gebruikt.

    De Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, kan de methode daarvoor verder uitwerken.

    § 1/3. De vloeibare biomassa mag niet geproduceerd zijn uit grondstoffen, verkregen van land met een grote biodiversiteit, dat is land dat in of na januari 2008 een van de hieronder vermelde statussen had, ongeacht of het die status nog steeds heeft :

    1° oerbos en andere beboste gronden, meer bepaald bos en andere beboste gronden met inheemse soorten, waar geen duidelijk zichtbare tekenen van menselijke activiteiten zijn en de ecologische processen niet in significante mate zijn verstoord;

    2° gebieden die aan een van de onderstaande voorwaarden voldoen :

    a) ze zijn bij wet of door de relevante bevoegde autoriteiten voor natuurbeschermingsdoeleinden aangewezen;

    b) ze zijn aangewezen voor de bescherming van zeldzame, kwetsbare of bedreigde ecosystemen of soorten die bij internationale overeenkomst zijn erkend of opgenomen zijn op lijsten van intergouvernementele organisaties of van de International Union for the Conservation of Nature. Daarbij geldt als voorwaarde dat die gebieden erkend zijn door de Europese Commissie overeenkomstig...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT