4 JUNI 2009. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap betreffende de vaststelling van de opleidingsvoorwaarden voor leerlingen in de middenstand en opleidingsondernemingen

De Regering van de Duitstalige Gemeenschap,

Gelet op het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de K.M.O.'s, in het bijzonder op de artikelen 7 en 16, laatst gewijzigd bij decreet van 14 februari 2000 en bij decreet van 17 mei 2004;

Gelet op het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 10 oktober 1995 houdende vaststelling van bijzondere erkenningsvoorwaarden van de leerovereenkomsten en van de gecontroleerde leerverbintenissen voor bepaalde beroepen in de vorming van de middenstand, laatst gewijzigd;

Gelet op het besluit van 24 februari 1989 houdende bepaling van een periode voor de afsluiting van de leerovereenkomsten en van de leerverbintenissen in de voortdurende vorming van de middenstand;

Gelet op het ministerieel besluit van 27 oktober 1978 houdende bepaling van de erkenningsvoorwaarden van de leerovereenkomsten en van de leerverbintenissen in de voortdurende vorming van de middenstand;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, d.d. 5 mei 2009;

Gelet op de goedkeuring van de Minister-President, bevoegd voor Begroting, d.d. 9 april 2009;

Gelet op het advies van het Instituut voor opleiding en voorgezette opleiding in de middenstand en in de kleine en middelgrote ondernemingen d.d. 22 april 2009;

Gelet op het advies nr. 46.614/2 van de Raad van State dat op 2 juni 2009 werd gegeven met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voordracht van de Minister van Vorming en Werkgelegenheid, Sociale Aangelegenheden en Toerisme;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1. § 1. De leertijd omvat een praktische opleiding in een opleidingsonderneming erkend door het Instituut voor opleiding en voorgezette opleiding in de middenstand en in de kleine en middelgrote ondernemingen, hierna "IAWM" genoemd. Deze opleiding wordt aangevuld met algemene cursussen en beroepscursussen, proeven en examens.

§ 2. De leertijd houdt het sluiten van een leerovereenkomst door bemiddeling van een leersecretaris in. De leerovereenkomst wordt tussen het ondernemingshoofd en de leerling respectievelijk diens wettelijke vertegenwoordiger gesloten.

De voorwaarden hiervoor zijn in de onderstaande bepalingen vastgelegd.

§ 3. Indien het ondernemingshoofd het ouderlijk gezag of de voogdij over de leerling uitoefent, sluit het ondernemingshoofd een gecontroleerde leerverbintenis met de leersecretaris af.

Voor de gecontroleerde leerverbintenis gelden dezelfde voorwaarden als voor de leerovereenkomst.

§ 4. Het IAWM heeft in het kader van de onderstaande bepalingen de volgende opdrachten :

  1. de door de leersecretarissen tot stand gebrachte leerovereenkomsten goedkeuren respectievelijk intrekken evenals toezicht houden op het verloop van de leertijd, in het bijzonder in de opleidingsonderneming;

  2. de opleidingsondernemingen controleren en erkennen evenals de erkenning intrekken.

    § 5. Voor bepaalde beroepen kan de Regering na advies van het IAWM bijzondere bepalingen voor het sluiten van leerovereenkomsten vastleggen.

    § 6. Het model van de leerovereenkomst en van de gecontroleerde leerverbintenis wordt door de Minister die bevoegd is voor Vorming, op voorstel van het IAWM vastgelegd.

    De leerovereenkomst en de gecontroleerde leerverbintenis moeten minstens volgende inhoud hebben :

  3. de precieze identiteit van de contractanten;

  4. de maatschappelijke zetel van de opleidingsonderneming;

  5. haar ondernemingsnummer;

  6. de plaats van de praktische opleiding;

  7. het begin en het einde van de leerovereenkomst;

  8. de wekelijkse opleidingsduur in de onderneming;

  9. het bedrag van de maandelijkse minimumtoelage;

  10. in voorkomend geval de identiteit van de opleider respectievelijk van de opleiders;

  11. de rechten en plichten van de contractanten;

  12. de voorwaarden voor de beëindiging van de leerovereenkomst;

  13. de redenen die kunnen leiden tot de intrekking van de toelating voor de leerovereenkomst of tot de intrekking van de toelating voor het afsluiten van nieuwe leerovereenkomsten;

  14. in voorkomend geval de bijzondere plichten van de contractanten met betrekking tot een bedrijfsoverkoepelende praktische opleiding.

    Art. 2. § 1. Leerovereenkomsten kunnen enkel voor beroepsopleidingen worden gesloten waarvan het leerprogramma zowel door de Minister die bevoegd is voor Vorming, als door de Minister die bevoegd is voor Onderwijs werd goedgekeurd als zijnde conform met de deeltijdse leerplicht krachtens artikel 2 van de wet van 29 juni 10983 over de leerplicht.

    § 2. In het kader van een leerovereenkomst kunnen meerdere beroepen tegelijk worden geleerd. Het IAWM legt de lijst van beroepen vast die het voorwerp van een gelijktijdige leertijd kunnen zijn.

    Art. 3. § 1. Om te verzekeren dat de leerling alle in het leerprogramma voorziene vaardigheden leert, kan het IAWM de deelname van de leerling aan een bedrijfsoverkoepelende praktische opleiding in een specifiek geval tot voorwaarde voor het sluiten van een leerovereenkomst maken.

    Een bedrijfsoverkoepelende praktische opleiding kan als volgt plaatsvinden :

  15. door een ten aanzien van tijd en inhoud vastgelegde aanvullende praktische opleiding in een andere erkende opleidingsonderneming;

  16. door een praktische opleiding bij een door het IAWM aangeduide organisator van cursussen;

  17. door een ten aanzien van tijd en inhoud vastgelegde aanvullende praktische opleiding in een andere opleidingsonderneming in een ander land van de Europese Unie.

    § 2. De leersecretaris ziet erop toe dat de organisatie van de verschillende opleidingscycli schriftelijk en ondubbelzinnig wordt vastgelegd tussen de natuurlijke personen of de rechtspersonen die bij de praktische opleiding betrokken zijn.

    Art. 4. § 1. De algemene cursussen en beroepscursussen, proeven en examens vinden in de regel plaats in een op grond van artikel 27 van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen erkend centrum voor opleiding en voortgezette opleiding in de middenstand, hierna als "ZAWM" aangeduid.

    § 2. Indien om organisatorische redenen geen algemene cursussen of beroepscursussen, geen proeven of examens in een ZAWM aangeboden worden, kan het IAWM een andere organisator van cursussen hiervoor aanduiden, voor zover het IAWM heeft vastgesteld dat de inhoud van de cursussen, de proef- en examenvoorwaarden daar verregaand overeenstemmen met dat wat voorzien is in het leerprogramma dat het voorwerp van de opleiding uitmaakt.

    HOOFDSTUK II. - Toelatingsvoorwaarden voor leerlingen

    Art. 5. § 1. Om een leerovereenkomst te kunnen sluiten, moet de jongere aan de voltijdse leerplicht voldaan hebben.

    § 2. Jongeren die niet voor de eerste twee gemeenschappelijke jaren van het secundair onderwijs of voor het derde jaar van het secundair beroepsonderwijs geslaagd zijn, moeten slagen voor een bekwaamheidsproef die door het IAWM op aanvraag van de jongere of van de persoon die is belast met zijn opvoeding, wordt georganiseerd binnen de periode waarin in de Duitstalige Gemeenschap leerovereenkomsten mogen worden gesloten.

    De deelnemer is geslaagd voor de bekwaamheidsproef, wanneer hij de helft van de mogelijke punten heeft behaald. Het IAWM bepaalt de inhoud van de bekwaamheidsproef aan de hand van de in de eerste twee gemeenschappelijke jaren van het secundair onderwijs aangeleerde vaardigheden.

    Als de jongere niet slaagt voor de bekwaamheidsproef, mag hij deze een keer per opleidingsjaar overdoen.

    § 3. Jongeren die in het bezit van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid van het vijfde beroepsjaar van het buitengewoon secundair onderwijs zijn, zijn vrijgesteld van de bekwaamheidsproef.

    Jongeren die uit het buitengewoon secundair onderwijs komen en niet in het bezit van het pedagogisch getuigschrift zijn, kunnen eveneens tot de bekwaamheidsproef worden toegelaten. Ze moeten daartoe het bewijs leveren dat het bevoegde psycho-medisch-sociaal centrum en de bevoegde klassenraad van de school voor buitengewoon secundair onderwijs instemmen met de opname in de middenstandsopleiding voor leerlingen.

    Art. 6. Om een leerovereenkomst te kunnen sluiten, mag de jongere niet ouder dan 29 jaar zijn.

    Art. 7. § 1. Om een leerovereenkomst te kunnen sluiten, moet de jongere lichamelijk geschikt worden verklaard voor de uitoefening van het beroep.

    § 2. Het medisch onderzoek moet zo vlug mogelijk, echter uiterlijk binnen de proeftijd van de leerovereenkomst en op kosten van het ondernemingshoofd door een erkende arbeidsgeneeskundige dienst worden uitgevoerd.

    Art. 8. De jongere moet zich bereid verklaren op instructie van de leersecretaris voorafgaand aan het sluiten van de leerovereenkomst of gedurende de leertijd aan een oriëntatiegesprek in een psycho-medisch-sociaal centrum of bij de Dienst voor Beroepskeuze van de Dienst voor Arbeidsbemiddeling van de Duitstalige Gemeenschap deel te nemen.

    HOOFDSTUK III. - Toelatingsvoorwaarden voor opleidingsondernemingen

    Art. 9. § 1. Om leerovereenkomsten te kunnen sluiten, moet de onderneming door het IAWM als opleidingsonderneming worden erkend.

    § 2. De opleidingsonderneming moet het recht hebben het beroep dat het voorwerp van de praktische opleiding is, uit te oefenen. Voor zover hiervoor een bijzondere beroepstoelating vereist is, moet daarvan het bewijs worden geleverd.

    § 3. De opleidingsonderneming moet over de ruimten en de technische uitrusting beschikken die noodzakelijk zijn om de in het leerprogramma voorziene vaardigheden van het beroep dat het voorwerp van de praktische opleiding is, aan te leren.

    Het IAWM bepaalt voor elk opleidingsberoep een ondernemingsprofiel dat de minimale technische uitrusting opsomt waarover een onderneming moet beschikken om als opleidingsonderneming te worden erkend.

    § 4. De opleidingsonderneming moet over het personeel, de organisatorische basis en in de nodige mate over de soort en de omvang van activiteiten beschikken om de in het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT