8 MEI 2014. - Koninklijk besluit betreffende de voorwaarden en de procedure voor de toekenning van domeinconcessies voor de bouw en de exploitatie van installaties voor hydro-elektrische energie-opslag in de zeegebieden waarin België rechtsmacht kan uitoefenen overeenkomstig het internationaal zeerecht

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, inzonderheid op artikel 6/1;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 februari 2014;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 13 februari 2014;

Gelet op het advies van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas gegeven op 4 juli 2013;

Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de Koning uitvoering moet geven aan artikel 3 van de wet van 8 mei 2014 houdende diverse bepalingen inzake energie; dat de uitvoering door de Koning hoogdringend is aangezien dit besluit van essentieel belang is voor het garanderen van de bevoorradingszekerheid en het behalen van de hernieuwbare energiedoelstellingen van het land tegen 2020;

Overwegende dat opslag van elektriciteit van cruciaal belang is gelet op het steeds toenemende intermitterende karakter van de elektriciteitsproductie door wind- of fotovoltaïsche energie. De productie van elektriciteit uit wind op de Noordzee in de komende jaren zal stijgen van 676,2 MW tot 2160 MW en dit een belangrijk onderdeel vormt voor het behalen van de hernieuwbare energiedoelstellingen van het land tegen 2020;

Overwegende dat er thans bij overschotten door hoge elektriciteitsproductie door wind- en fotovoltaïsche energie reeds negatieve prijzen werden opgetekend op de Belgische day ahead -en balancing markten;

Overwegende dat er tegen 2018 in hoofde van de netbeheerder een substantiële stijging zal zijn van de behoeften aan ondersteunende diensten teneinde het evenwicht van het net te garanderen. Indien er niet voldoende beschikbare middelen voor levering van reserves voorhanden zijn, de transmissienettarieven te betalen door de consument substantieel zullen stijgen en een negatieve impact zal hebben op de veiligheid van het net;

Overwegende dat de overheid voor installaties voor hydro-elektrische energieopslag in de Noordzee geen enkele publieke financiële steun of subsidie zal verlenen, en dat er bijgevolg dringend rechtszekerheid moet gecreëerd worden opdat private investeerders kunnen investeren en aanvangen met de constructie van dergelijke installaties;

Overwegende dat bij het volgen van de gewone procedure het regelgevend kader ten vroegste pas binnen een aantal maanden in werking kan treden waardoor voor de mogelijks geïnteresseerde investeerders de start van dit project te lang wordt uitgesteld om alsnog tijdig tot een resultaat te komen;

Op de voordracht van de Minister van Economie, Consumenten en Noordzee en de Staatssecretaris voor Energie en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit, moet verstaan worden onder :

  1. "dagen" : kalenderdag;

  2. "wet" : de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt;

  3. "installatie" : elke installatie voor hydro-elektrische energie-opslag door secundaire productie van elektriciteit uit elektrisch gegenereerde waterkracht in de zeegebieden zoals bedoeld bij artikel 6/1 van de wet;

  4. "richtlijn 2003/54/EG" : de richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van de richtlijn 96/92/EG";

  5. "commissie" : de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas opgericht bij artikel 23 van de wet en bij artikel 15 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de gasmarkt en het fiscaal statuut van de elektriciteitsproducenten;

  6. "betrokken administraties" : de administraties vertegenwoordigd in de raadgevende commissie opgericht bij het koninklijk besluit van 12 augustus 2000 in uitvoering van artikel 3, § 2, van de wet van 13 juni 1969 inzake de exploratie en de exploitatie van niet-levende rijkdommen van de territoriale zee en het continentaal plat;

  7. "minister" : de federale Minister tot wiens bevoegdheid de Energie behoort;

  8. "project" : elke door de concessiehouders beoogde bouw en exploitatie van een installatie;

  9. " afgevaardigde van de minister" : de ambtenaar die wordt aangeduid overeenkomstig artikel 28.

    HOOFDSTUK II. - Selectie - en toekenningscriteria

    Afdeling 1. - Selectiecriteria

    Art. 2. De selectiecriteria voor de aanvragen van domeinconcessies voor de bouw en uitbating van installaties in de zeegebieden waarin België zijn rechtsbevoegdheid kan uitoefenen zijn de volgende :

  10. de aanwezigheid bij de aanvrager of in de schoot van de instantie die gelast is met de exploitatie, van een aangepaste functionele en financiële structuur die de mogelijkheid biedt preventieve maatregelen te plannen en toe te passen ten einde de betrouwbaarheid en de veiligheid van de productie-installatie te verzekeren en eveneens, desgevallend, te zorgen voor een buitendienststelling of definitieve stopzetting in optimale en veilige omstandigheden en met respect voor het milieu;

  11. indien de aanvraag uitgaat van een vennootschap, of van vennootschappen, die een joint venture hebben afgesloten of van een tijdelijke vennootschappen of vennootschappen in deelneming :

    1. oprichting ervan overeenkomstig de Belgische wetgeving, de wetgeving van een andere Lidstaat van de Europese Unie of van een Staat die verbintenissen heeft aangegaan die gelijkaardig zijn met de voorwaarden opgelegd door het vergunningsstelsel en/of aanbestedingsstelsel die voortvloeien uit de richtlijn 2003/54/EG;

    2. beschikking over een centrale administratie, een voornaamste vestiging of een maatschappelijke zetel in een Lidstaat van de Europese Unie of in een Staat ten aanzien waarvan verbintenissen zijn aangegaan die gelijkaardig zijn met deze die voortvloeien uit de richtlijn 2003/54/EG, op voorwaarde dat de activiteit van deze vestiging of maatschappelijke zetel een effectief en bestendig verband vertoont met de economie van deze Staat of Lidstaat;

  12. afwezigheid in hoofde van de aanvrager van een toestand van faillissement zonder eerherstel, van vereffening of van elke situatie die het resultaat is van een gelijkaardige procedure die van kracht is in een nationale wetgeving of reglementering, evenals van een lopende procedure die tot dit resultaat zou kunnen leiden;

  13. afwezigheid van gerechtelijke reorganisatie of van elke analoge situatie die het resultaat is van een procedure van dezelfde aard, die van kracht is in een nationale wetgeving of reglementering, tenzij de gerechtelijke organisatie of de analoge situatie onderworpen is aan voorwaarden die de ontwikkeling impliceren van de activiteiten die het voorwerp van de aanvraag uitmaken;

  14. afwezigheid van veroordeling bij vonnis met kracht van gewijsde uitgesproken ten aanzien van de aanvrager, of het nu gaat over een natuurlijke persoon, over een rechtspersoon onder de voorwaarden bedoeld bij artikel 5 van het strafwetboek, of over een persoon die in de schoot van het bedrijf of de rechtspersoon die de aanvraag indient, een functie waarneemt van beheerder, zaakvoerder, directeur of zaakgelastigde, voor een misdrijf dat na de inwerkingtreding van de wet van 4 mei 1999 tot instelling van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen, ten laste zou zijn gelegd van de rechtspersoon;

  15. de beschikking over een voldoende financiële en economische draagkracht die wordt beoordeeld op basis van de documenten opgesomd in artikel 5, § 2;

  16. de verbintenis tot samenstelling van voldoende waarborgen voor de dekking van het risico van burgerlijke aansprakelijkheid met betrekking tot de installatie, volgens de criteria die in het algemeen door de verzekeringsmaatschappijen worden toegepast;

  17. de technische bekwaamheden van de aanvrager of van de onderneming die met de oprichting of de exploitatie van de installatie zal belast worden;

    om hun technische bekwaamheden te beoordelen, wordt rekening gehouden met de volgende elementen :

    1. de vermelding van voorgaande realisaties inzonderheid inzake elektriciteitsproductie, van mariene civiele bouwkunde en natuurinrichting, aan de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT