5 MAART 2006. - Wet houdende diverse dringende bepalingen betreffende de statuten van het personeel van Defensie (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II. - Wijziging van de wet van 20 mei 1994

inzake de rechtstoestanden van het militair personeel

Art. 2. Het opschrift van de wet van 20 mei 1994 inzake de rechtstoestanden van het militair personeel wordt vervangen als volgt :

Wet van 20 mei 1994 inzake de rechtstoestanden van het personeel van Defensie

.

Art. 3. In artikel 90, § 3, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 22 maart 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  1. het eerste lid wordt aangevuld als volgt :

    De militair moet vrijwillig instemmen met elke afneming van stalen en met hun gebruik, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt.

    ;

  2. paragraaf 3 wordt aangevuld als volgt :

    De in het eerste lid bedoelde bepalingen zijn eveneens toepasselijk op de leden van het burgerpersoneel van Defensie.

    Art. 4. In artikel 99bis, § 4, zesde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 juli 2005, worden de woorden « van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de gunstige selectie van de militair. » vervangen door de woorden « ten vroegste van kracht op de eerste dag van de maand en ten laatste op de eerste dag van de vierde maand die volgt op de datum van de gunstige selectie van de militair, mits gezamenlijk akkoord van de partnerwerkgever en Defensie met het oog op de kortste termijn. Het ontslag of de verbreking van de dienstneming of wederdienstneming en de arbeidsovereenkomst hebben altijd uitwerking op de eerste dag van een maand. ».

    HOOFDSTUK III. - Wijziging van de wet van 20 mei 1994

    betreffende de geldelijke rechten van de militairen

    Art. 5. Artikel 3, § 3bis, van de wet van 20 mei 1994 betreffende de geldelijke rechten van de militairen, ingevoegd bij de wet van 25 mei 2000 en gewijzigd bij de wet van 27 maart 2003, wordt aangevuld met het volgende lid :

    De onderbrekingsuitkering wordt betaald door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, behalve wanneer hij een beroepsactiviteit uitoefent, overeenkomstig de bepalingen van artikel 19 van de wet van 14 januari 1975 houdende het tuchtreglement van de krijgsmacht. Wanneer de beroepsactiviteit evenwel een zelfstandige activiteit is, blijft de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT