25 MEI 2000. - Wet betreffende het in disponibiliteit stellen van bepaalde militairen van het actief kader van de krijgsmacht (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK I. - De vrijwillige indisponibiliteitsstelling

Art. 2. De beroeps- of aanvullingsmilitair kan een vrijwillige indisponibiliteitsstelling bekomen die loopt tot zijn oppensioenstelling, op voorwaarde dat hij :

  1. een aanvraag daartoe indient;

  2. in werkelijke dienst is op het ogenblik dat hij zijn aanvraag indient, zonder in mobiliteit of gebezigd te zijn en zonder ter beschikking gesteld te zijn hetzij van de rijkswacht, hetzij van een openbare dienst, en zonder een functie te bekleden waarvan de bezoldiging niet gedragen wordt door de begroting van het ministerie van Landsverdediging;

  3. op de datum waarop de indisponibiliteitsstelling aanvangt,

    1. nog ten hoogste vijf jaar van de normale datum van oppensioenstelling verwijderd is, voor de opper- en hoofdofficieren en voor de onderofficieren;

    2. nog ten hoogste een jaar van de normale datum van oppensioenstelling verwijderd is, voor de lagere officieren;

    3. minstens 56 jaar oud is, voor de vrijwilligers.

    In afwijking van het eerste lid, 2°, kan de militair die een functie bekleedt waarvan de bezoldiging niet gedragen wordt door de begroting van het ministerie van Landsverdediging, een indisponibiliteitsstelling bekomen voor zover dit geen negatieve weerslag heeft op de begroting van het ministerie van Landsverdediging.

    Art. 3. § 1. De indisponibiliteitsstelling wordt door de minister van Landsverdediging toegestaan aan de militair bedoeld in artikel 2 die voldoet aan de voorwaarden die erin bepaald zijn, in de volgorde van het indienen van de aanvragen en binnen de perken bepaald in artikel 16. Iedere ingediende aanvraag is onherroepelijk.

    Aan de militair die een indisponibiliteitsstelling heeft aangevraagd, wordt kennis gegeven van de ministeriële beslissing ten laatste twee maanden na de datum van indienen van de aanvraag tot indisponibiliteitsstelling.

    § 2. De indisponibiliteitsstelling vangt ten vroegste aan op de dag waarop de aanvrager aan al de voorwaarden zoals bepaald in artikel 2 voldoet.

    Bij het indienen van zijn aanvraag kan de militair vragen de aanvangsdatum zoals bepaald in het eerste lid met maximum zes maanden uit te stellen in de gevallen door de Koning bepaald.

    De Koning bepaalt de aanvraag- en toekenningsprocedure.

    Art. 4. Tijdens de indisponibiliteitsstelling is de militair in werkelijke dienst en de periode van afwezigheid wordt gelijkgesteld met verlof.

    Art. 5. Tijdens de indisponibiliteitsstelling neemt de militair niet meer deel aan de bevordering.

    Art. 6. De militair die in disponibiliteit gesteld is, is niet begrepen :

  4. in de personeelsenveloppe van de oficieren in werkelijke dienst van de krijgsmacht op vredesvoet;

  5. in de personeelsenveloppe van de onderofficieren in werkelijke dienst van de krijgsmacht op vredesvoet;

  6. in de personeelsenveloppe van de vrijwilligers in werkelijke dienst van de krijgsmacht op vredesvoet.

    Hij mag zijn ambt niet meer uitoefenen binnen de krijgsmacht, behalve in geval :

  7. van de door de omstandigheden vereiste spoedwederoproeping in vredestijd, welke de regering onmiddellijk ter kennis van de Kamers moet brengen;

  8. van afkondiging van de periode van oorlog;

  9. van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT