Besluit houdende richtlijnen op te volgen bij de detectie of het aantreffen van een weesbron in weesbrongevoelige inrichtingen in de niet-nucleaire sector, de 3 novembre 2011

HOOFDSTUK 1. - Maatregelen na te leven door uitbaters van weesbrongevoelige inrichtingen

Artikel 1. Aangifteplicht van een interventie aan het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle

§ 1. De interventies worden aan het FANC meegedeeld via het aangifteformulier opgenomen in bijlage 1 en 2. Na de interventie vult de uitbater de luiken A, B en C van het formulier, waarvan het model is opgenomen in bijlage 1 en 2, in en stuurt dit zo snel als mogelijk maar uiterlijk 24 uur na het ontdekken van de radioactieve stof, naar het FANC.

§ 2. Indien de door de uitbater aangeduide intervenant niet zelf de interventie uitvoert, vult hij de luiken A en B van het formulier, waarvan het model is opgenomen in bijlage 1 en 2, in en stuurt hij dit zo snel als mogelijk maar uiterlijk 24 uur na het ontdekken van de radioactieve stof, naar het FANC. Het luik C wordt ingevuld door de erkende deskundige en wordt zo snel als mogelijk, maar uiterlijk één week na de interventie, verstuurd naar het FANC.

Art. 2. Register van radioactieve stoffen

De uitbater houdt een register bij van al de radioactieve stoffen die op zijn site werden opgeslaan volgens het formulier in bijlage 3.

Art. 3. Registratieplicht van meetinstrument

Het meetinstrument dient geregistreerd te worden bij het FANC aan de hand van het registratieformulier in bijlage 4.

Art. 4. Te volgen procedure voor de interventie

§ 1. Voor de uitbaters van specifieke weesbrongevoelige inrichtingen vermeld in bijlage 2 van het koninklijk besluit van 14 oktober 2011 betreffende het opsporen van radioactieve stoffen in bepaalde materiaal- en afvalstromen, en betreffende het beheer van weesbrongevoelige inrichtingen, dient de interventie uitgevoerd te worden conform de procedure in bijlage 5.

§ 2. Indien het, bij het herkennen van een radioactieve stof of het vermoeden van herkennen ervan, of in voorkomend geval, een alarm van een meetinstrument, een gelokaliseerde bron betreft, dient het opsporen, de eventuele opslag en de besmettingscontrole te gebeuren conform de procedure in bijlage 6.

§ 3. Indien het, bij het herkennen van een radioactieve stof of het vermoeden van herkennen ervan, of in voorkomend geval, een alarm van een meetinstrument, een homogene bron betreft, dient de eventuele opslag te gebeuren conform de procedure in bijlage 7.

HOOFDSTUK 2. - Maatregelen na te leven door erkende deskundigen

Art. 5. Wanneer het kortlevende radionucliden betreft, kan de bron in het algemeen op de site blijven in...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT