6 JUNI 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de derogatievoorwaarden inzake de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen

De Vlaamse Regering,

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 20;

Gelet op het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij, inzonderheid op artikel 6, § 1, eerste lid, gewijzigd bij de decreten van 12 december 1990, 23 januari 1991, 7 juli 1998, 8 december 1998, 17 juli 2000, 7 mei 2004 en 22 december 2006;

Gelet op het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, inzonderheid op artikel 13, §§ 5 en 6, 24, § 5, 48, §§ 1, 2 en 3, en 60, § 2;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot het bepalen van de nadere regels voor het vervoer van meststoffen en houdende uitvoering van artikel 8, § 5, 3°, van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, inzonderheid op artikel 5, § 1;

Gelet op de Beschikking van de Europese Commissie van 21 december 2007 tot verlening van een door België voor het Vlaamse Gewest gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister van begroting gegeven op 14 maart 2008;

Gelet op het advies 44.407/3 van de Raad van State, gegeven op 29 april 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. perceelsgroep : twee of meer percelen waarop eenzelfde gewas of gewascombinatie wordt geteeld en die qua bodemtype en bemestingspraktijk homogeen zijn. Worden in ieder geval niet beschouwd als een perceelsgroep met een homogene bemestingspraktijk : percelen waarop een verschillende periode voor het op of in de bodem brengen van meststoffen, als vermeld in artikel 8 van het Mestdecreet, of verschillende maximale bemestingsnormen, overeenkomstig artikel 3, § 2 en § 3, en overeenkomstig de artikelen 13, 16, 17, 18, en 86, van het Mestdecreet, van toepassing zijn. Opdat twee of meer percelen grasland tot eenzelfde perceelsgroep zouden kunnen behoren, dienen deze in elk geval :

    1. hetzij allemaal enkel gemaaid te worden;

    2. hetzij allemaal begraasd te worden met al dan niet één of meerdere sneden gemaaid;

  2. blijvend grasland : grond met een natuurlijke of ingezaaide vegetatie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen die ten minste vijf opeenvolgende jaren niet in de vruchtwisseling van het bedrijf werd opgenomen;

  3. derogatieperceel; perceel waarvoor derogatie is aangevraagd, overeenkomstig artikel 2;

  4. de verzamelaanvraag : de verzamelaanvraag als vermeld in artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 houdende bepalingen tot inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het mestbeleid en van het landbouwbeleid;

  5. derogatiemest : dierlijke mest die tot een van de volgende types behoort :

    1. dierlijke mest afkomstig van runderen, uitgezonderd dierlijke mest afkomstig van mestkalveren;

    2. dierlijke mest afkomstig van paarden;

    3. dierlijke mest afkomstig van geiten of schapen;

    4. de dunne fractie die het resultaat is van een scheiding van varkensmest die voldoet aan de voorwaarden als vermeld in artikel 7;

  6. dunne fractie : het vloeibare gedeelte van de varkensmest, na fysische - mechanische scheiding;

  7. dikke fractie : het niet-vloeibare gedeelte van de varkensmest, na fysische - mechanische scheiding;

  8. een erkend laboratorium : een laboratorium dat krachtens artikel 62, § 6, van het Mestdecreet, erkend is geworden;

  9. derogatiegewas : een gewas of gewascombinatie die behoort tot een van de volgende types :

    1. grasland;

    2. gras-maïs, zijnde een voorteelt gras gevolgd door een hoofdteelt maïs;

    3. wintertarwe met vanggewas, zijnde wintertarwe gevolgd door een niet vlinderbloemig vanggewas;

    4. suikerbieten;

    5. voederbieten.

  10. een representatief staal : minstens 5 deelstalen die zodanig zijn genomen dat ze representatief zijn ten aanzien van de massa waaruit ze zijn genomen met het oog op een analyse van de inhoud;

  11. grasland : een perceel waarop als hoofdteelt grassen of andere kruidachtige voedergewassen worden geteeld.

    HOOFDSTUK II. - De aanvraag tot derogatie

    Art. 2. § 1. De landbouwer die voor een aantal percelen van zijn bedrijf een derogatie wenst te bekomen, dient een aanvraag tot derogatie in bij de Mestbank en ten laatste op 15 februari van het jaar waarvoor derogatie wordt aangevraagd. De aanvraag is slechts ontvankelijk wanneer deze tijdig is geschied, de gegevens als vermeld in § 2 vermeldt en is vergezeld van een ondertekende verklaring van de aanvrager waarbij deze bevestigt op de hoogte te zijn van de verplichtingen inzake derogatie en dat hij aan de voorwaarden zal voldoen.

    De verplichtingen inzake derogatie zijn :

  12. het zich houden aan de voorwaarden en termijnen inzake de aanvraag tot derogatie, als vermeld in het eerste lid en in § 2;

  13. het vermelden van de bijkomende gegevens naar aanleiding van de verzamelaanvraag, als vermeld in § 4;

  14. het zich houden aan de maximale bemestingsnormen op de derogatiepercelen als vermeld in artikel 3;

  15. het niet opbrengen van dierlijke mest op derogatiepercelen, tenzij de dierlijke mest voor de toepassing van dit besluit als derogatiemest wordt beschouwd, als vermeld in artikel 4;

  16. het zich houden aan de bijzondere voorwaarden inzake grondbewerking en bemestingspraktijk die gelden op derogatiepercelen, als vermeld in artikel 5;

  17. het zich houden aan de bijzondere voorwaarden inzake grondbewerking en bemestingspraktijken die gelden voor alle percelen van het bedrijf, als vermeld in artikel 6;

  18. het op bedrijfsniveau tijdig opmaken, bijhouden een aanvullen van het bemestingsplan als vermeld in artikel 10;

  19. het op bedrijfsniveau opmaken van perceelsregisters en deze op vraag van de Mestbank tijdig overhandigen, als vermeld in artikel 11;

  20. de in artikel 12 opgelegde bodemanalyses laten uitvoeren op de derogatiepercelen, rekening houdend met de in dat artikel opgesomde technische vereisten en aantal te nemen stalen;

    § 2. In de aanvraag vermeldt de landbouwer het maximaal aantal ha waarvoor derogatie aangevraagd wordt, gespecificeerd per type derogatiegewas. De landbouwer kan dit maximum aantal ha per type derogatiegewas niet overschrijden bij de vermelding in de verzamelaanvraag, als vermeld in § 4, 1°.

    § 3. Derogatie kan slechts worden verleend voor percelen waarop derogatiegewassen worden geteeld. De Mestbank zendt de landbouwers ten laatste op 15 maart een overzicht per exploitatie van al de tot de exploitatie behorende landbouwgronden, met voor elk van de percelen landbouwgrond de vermelding of er op basis van de op dat moment gekende gegevens, voor het betrokken perceel het voorgaande kalenderjaar derogatie werd verleend. In geval op grond van controles, andere dan de administratieve controle van de ingediende aanvraag, vermeld in § 2, en de ingediende verzamelaanvraag, blijkt dat de derogatievoorwaarden niet voldaan zijn, wordt de derogatie voor de betrokken percelen alsnog geweigerd, overeenkomstig de bepalingen van artikel 14.

    § 4. De landbouwer die een aanvraag, als vermeld in § 1, heeft ingediend, vermeldt tevens bij de verzamelaanvraag de volgende gegevens :

  21. de percelen waarvoor derogatie wordt aangevraagd;

  22. alle percelen blijvend grasland van het bedrijf die in het jaar van de aanvraag zijn of zullen worden gescheurd.

    Er kan geen derogatie worden aangevraagd voor volgende percelen :

  23. percelen waarvoor een bemestingsverbod geldt, overeenkomstig artikel 15ter van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, zoals gewijzigd, en voor zover er geen ontheffing van dit verbod is;

  24. percelen die gelegen zijn in de beschermingszone type I van de waterwingebieden, als vermeld in artikel 16 van het Mestdecreet;

  25. percelen die gelegen zijn in de fosfaatverzadigde gebieden, afgebakend overeenkomstig artikel 17, § 2, van het Mestdecreet, tenzij op het betrokken perceel de bepalingen van artikel 17, § 1, van het Mestdecreet, niet gelden, overeenkomstig artikel 17, § 5 en § 6, van het Mestdecreet.

    De derogatie kan enkel toegekend worden voor de percelen waarvoor derogatie wordt aangevraagd, als vermeld in het eerste lid, 1°. Per type derogatiegewas gaat de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT