Decreet betreffende de organisatie van het deeltijdse kunstonderwijs (NOTA : art. 26 gewijzigd door (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-05-2009 en tekstbijwerking tot, de 23 mars 2009

http://www.juridat.be"/cgi_loi/arch_a.pl?N=&=&sql=(text+contains+(''))&rech=1&language=nl&tri=dd+AS+RANK&numero=1&table_name=wet&cn=2009032310&caller=archive&fromtab=wet&la=N&ver_arch=004"

TITEL I. - Algemene bepalingen en definities

Artikel 1. Toepassingsgebied

Voorliggend decreet is van toepassing op de onderwijsinstellingen uit het deeltijdse kunstonderwijs die door de Duitstalige Gemeenschap erkend, gesubsidieerd of georganiseerd worden.

Het deeltijdse kunstonderwijs kan slechts worden aangeboden in onderwijsinstellingen die uitsluitend deze onderwijsvorm organiseren.

Art. 2. Persoonsbenamingen

De persoonsbenamingen die in het voorliggende decreet voorkomen, gelden voor beide geslachten.

Art. 3.Definities

Voor de toepassing van voorliggend decreet dient te worden verstaan onder :

  1. opleidingsproject : aanvullend opleidingsprogramma dat de kunstacademie aanbiedt en na afloop waarvan een attest wordt uitgereikt;

  2. vakgroep : organisatorisch en inhoudend samenhangend deel van het deeltijdse kunstonderwijs;

  3. kerncompetenties : essentiële doelstellingen binnen het onderwijsvak of binnen de vakgroep die het uitgangspunt voor het formuleren van eindtermen vormen;

  4. competenties : vaardigheid om efficiënt te handelen met betrekking tot een groep van aanverwante situaties; om die situaties tot een goed einde te brengen, heeft men enerzijds nood aan de nodige kennis en anderzijds aan de vaardigheid om die kennis met het oog op het erkennen en oplossen van werkelijke problemen op het juiste tijdstip op doordachte wijze in concrete handelingen om te zetten; de competenties kunnen zowel op een vak betrekking hebben als de grenzen van een vak overstijgen;

  5. eindtermen : de resultaten die de leerlingen door het leerproces op een bepaald tijdstip moeten hebben bereikt om te kunnen garanderen dat ze hun studie met succes kunnen voortzetten; deze gelden als minimumeisen waaraan elke leerling moet voldoen;

  6. kunstacademie : onderwijsinstelling van het deeltijdse kunstonderwijs;

  7. examenvrijstelling : bevrijding van de leerling van de verplichting om aan één of meerdere examens deel te nemen;

  8. kaderplannen : bindende programma's die de vereisten vastleggen die aan het onderwijzen en leren in de school gesteld worden; deze omvatten onder andere kerncompetenties, eindtermen en verwijzingen naar de eindtermen; deze laatste beschrijven de tussentijdse doelen voor de verschillende graden, die belangrijke etappes in de ontwikkeling van de competenties vormen;

  9. studieprogramma : wekelijks uurrooster en lesplannen per vak, studierichting of vakgroep;

  10. studierichting : individueel vak of meerdere vakken die inhoudelijk samenhangen;

  11. graad : structuur met een duur van meer dan één jaar, waarbij op het einde van de graad een vastgelegd moet worden gehaald, wat in een graaddiploma of een diploma wordt bevestigd;

  12. lesvrijstelling : bevrijding van de leerling van de verplichting om aan één of meerdere cursussen van een bepaald schooljaar of van een bepaalde module deel te nemen;

  13. lesuur : eenheid van 60 minuten waarin les wordt gegeven of andere pedagogische activiteiten in het kader van de schoolopleiding plaatsvinden;

    [1 14° schoolcurriculum : gedeelte van het schoolproject dat de schoolgemeenschap in het kader van een continue interne dialoog over de referentiekaders en de ontwikkelingszwaartepunten van de school uitwerkt als antwoord van de school op de noodzaak om de kwaliteit van het onderwijs te ontwikkelen en te controleren. Dit schoolcurriculum wordt binnen de school, op basis van de ontwikkelingsbehoeften van de school, geëvalueerd en zo nodig herzien binnen een termijn die vooraf afgesproken is met de schoolleiding, het onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel en het paramedisch en psychosociaal personeel van de school in kwestie.

    1. vakcurricula : gedeelten van het schoolcurriculum die per vak resp. vakgebied worden ontwikkeld. Ze zorgen voor de verticale continuïteit. Aanknopingspunten voor een vakoverschrijdend en vakverbindend onderwijs zorgen voor de horizontale continuïteit.

    2. deelcurricula : gedeelten van het schoolcurriculum die uitgewerkt worden op basis van de ontwikkelingszwaartepunten die binnen de school worden gekozen.]1

    ----------

    (1)

    TITEL II. - Maatschappelijke opdracht

    Art. 4. Opdracht en doelstelling

    Met hun activiteit in het domein van opleiding en opvoeding vervullen de kunstacademies een belangrijke maatschappelijke opdracht.

    Ze verstrekken aan kinderen, jongeren en volwassenen artistieke vorming in de volgende domeinen : muziek, mondelinge expressie, toneelkunst en dans. Ze streven daarbij volgende doelstellingen na :

  14. in het bijzonder bij kinderen en jongeren het plezier aan kunst tot leven wekken, hen de toegang tot kunst geven door hen verschillende artistieke technieken mee te geven en door hen vertrouwd te maken met verschillende kunstrichtingen; de klemtoon ligt hierbij dan in het bijzonder op de basisopleiding in het domein van de amateurkunst;

  15. bij jongeren artistieke talenten ontdekken en promoten en hen een bei intensievere artistieke opleiding te geven zodat zij eventueel hoger kunstonderwijs kunnen volgen of zodat zij van kunst eventueel hun beroep kunnen maken.

    Het deeltijdse kunstonderwijs levert een bijdrage tot de zelfontplooiing van de leerlingen omdat het hen door het aanleren van verschillende artistieke technieken en door de vertrouwdheid met diverse kunstrichtingen toegang geeft tot kunst. Het reikt de leerlingen bovendien de middelen en opleidingen aan die zij nodig hebben om op een vrije manier aan kunst te doen, zodat zij hun eigen creativiteit kunnen ontwikkelen.

    De kunstacademies leggen in het bijzonder de klemtoon op gelijke kansen. Met name achtergestelde personen en personen met een migratieverleden moeten gevoelig worden gemaakt voor kunst.

    De Kunstacademies zien bovendien erop toe dat de diversiteit van de culturele uitdrukkingsvormen beschermd en bevorderd wordt. De culturele diversiteit is immers een gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid en moet in het voordeel van iedereen gewaardeerd en bewaard worden. Culturele diversiteit maakt de wereld rijk en veelzijdig zodat er meer keuzemogelijkheden ontstaan en de menselijke vaardigheden en waarden verrijkt worden. De culturele interactie en creativiteit verrijken en vernieuwen de culturele uitdrukkingsvormen op aanzienlijke wijze. Degenen die bij de ontwikkeling van de cultuur betrokken zijn, zijn essentiële actoren om de vooruitgang van de maatschappij in haar geheel te promoten.

    De absolute grondslag voor alle vormingswerk en alle opvoedingswerk wordt gevormd door :

  16. de erkenning en de naleving van de mensrechten zoals

    1. in de universele verklaring van de rechten van de mens, die in de algemene vergadering van de Verenigde Naties op 10 december 1948 is verkondigd, respectievelijk

    2. in het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele rechten van 4 mei 1950 zijn vastgelegd;

  17. het beschermen en veraanschouwelijken van de taal en de bevordering van cultuur en identiteit.

    Art. 5. Competenties

    Het concrete opleidingsdoel van alle kunstacademies is het overbrengen van competenties die tot doel hebben :

  18. een bijdrage tot de zelfontplooiing van de leerlingen te leveren, door hen toegang tot de kunst te bieden door middel van het aanleren van verschillende artistieke technieken en door middel van het aanreiken van verschillende kunstrichtingen;

  19. de leerlingen de middelen en opleidingen aan te reiken die zij nodig hebben om zelfstandig artistiek te kunnen creëren, zodat zij hun eigen creativiteit ontwikkelen;

  20. onderwijs aan te bieden dat de leerlingen voorbereidt op de eisen die hogere artistieke studies aan hen zullen stellen.

    Elke kunstacademie heeft de opdracht om alle leerlingen de mogelijkheid te bieden een maximale hoeveelheid vaardigheden te verwerven om zo de kerncompetenties te verwerven en de eindtermen te halen.

    Art. 6. Vakgebonden en vakoverschrijdende competenties

    De inhoudelijke basis voor de lessen gaat van het verband tussen vakgebonden en vakoverschrijdende competenties uit.

    De vakgebonden competenties zijn gericht op het verwerven van vakspecifieke kennis, op het gebruik van kennis en op de link met groepen praktische handelingen. Het verwerven van vakgebonden competenties omvat onder andere het erkennen van verbanden, het verstaan van argumenten en uitleg, het evalueren van theses en theorieën.

    Vakoverschrijdende competenties zijn competenties die in alle vakken en in het schoolse leven worden ontwikkeld. De vakoverschrijdende competenties vormen een basis voor het bereiken van de algemene leerdoelstellingen en ze vormen een belangrijke voorwaarde voor de persoonlijke ontwikkeling van de leerlingen. Ze vormen tevens de basis voor de ontwikkeling van de vakgebonden competenties.

    De vakoverschrijdende competenties staan in een sterke wederzijdse verhouding tot elkaar :

  21. Methodologische competenties : deze omvatten het flexibele gebruik van veelsoortige leer- en arbeidsmiddelen en leerstrategieën waarmee men opdrachten kan volbrengen en problemen kan oplossen. Op lange termijn bestaat het doel erin een zelfstandig, doelgericht, creatief leerproces met zin voor verantwoordelijkheid tot stand te brengen.

  22. Sociale competenties : deze omvatten alle vaardigheden en attitudes om het eigen gedrag steeds minder op individuele handelingen en steeds meer op gemeenschappelijke handelingen te richten. De leerlingen stemmen hun individuele doelen af op de doelen van de andere leerlingen.

  23. Persoonlijke competenties : deze zijn gericht op de vaardigheid van de leerlingen om als individu in alle levensomstandigheden kansen, eisen en grenzen te erkennen. Dit houdt onder andere het opbouwen van zelfvertrouwen en van een gevoel van eigenwaarde en het leren kennen van de eigen sterke en zwakke kanten in. Dit heeft tot doel om zichzelf kritisch te leren bekijken en om een kritisch beoordelingsvermogen te leren ontwikkelen.

    Op competenties gericht onderwijs...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT