Wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem. - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 02-02-1999 en tekstbijwerking tot 02-06-2003), de 22 décembre 1998

HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in het Gerechtelijk Wetboek.

Art. 2. In deel II, boek I, van het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 58bis ingevoegd, luidende :

"Art. 58bis. In dit wetboek wordt verstaan onder :

  1. benoemingen : de benoeming tot vrederechter, rechter in de politierechtbank, toegevoegd vrederechter, toegevoegd rechter in de politierechtbank, plaatsvervangend rechter in een vredegerecht of in een politierechtbank, rechter en toegevoegd rechter in de rechtbank van eerste aanleg, arbeidsrechtbank en rechtbank van koophandel, plaatsvervangend rechter, substituut-procureur des Konings, substituut-procureur des Konings gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden, substituut-procureur des Konings gespecialiseerd in handelszaken, toegevoegd substituut-procureur des Konings, substituut-arbeidsauditeur en toegevoegd substituut-arbeidsauditeur, substituut-krijgsauditeur, raadsheer in het hof van beroep en in het arbeidshof, plaatsvervangend raadsheer in het hof van beroep bedoeld in artikel 207bis, § 1, substituut-procureur-generaal bij het hof van beroep, substituut-generaal bij het arbeidshof, substituut-auditeur-generaal bij het Militair Gerechtshof, raadsheer in het Hof van Cassatie en advocaat-generaal bij het Hof van Cassatie;

  2. korpschef : de titularis van de mandaten van voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, arbeidsrechtbank en rechtbank van koophandel, procureur des Konings, arbeidsauditeur, krijgsauditeur, eerste voorzitter van het hof van beroep en van het arbeidshof en voorzitter van het Militair Gerechtshof, procureur-generaal bij het hof van beroep en het arbeidshof, auditeur-generaal bij het Militair Gerechtshof, federale procureur-generaal, eerste voorzitter van het Hof van Cassatie, procureur-generaal bij het Hof van Cassatie;

  3. adjunct-mandaat : de mandaten van ondervoorzitter in de rechtbank van eerste aanleg, arbeidsrechtbank en rechtbank van koophandel, eerste substituut-procureur des Konings, eerste substituut-arbeidsauditeur, eerste substituut-krijgsauditeur, kamervoorzitter in het hof van beroep en in het arbeidshof, eerste advocaat-generaal en advocaat-generaal bij het hof van beroep en bij het arbeidshof, eerste advocaat-generaal en advocaat-generaal bij het Militair Gerechtshof, voorzitter en afdelingsvoorzitter in het Hof van Cassatie en eerste advocaat- generaal bij het Hof van Cassatie;

  4. bijzonder mandaat : de mandaten van onderzoeksrechter, rechter in de jeugdrechtbank, beslagrechter, jeugdrechter in hoger beroep, bijstandsmagistraat en federaal magistraat.".

    Art. 3. In artikel 79 van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1991, 21 januari 1997 en 10 maart 1997 worden het tweede, het derde en het vierde lid opgeheven.

    Art. 4. Artikel 80 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1991 en 10 maart 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling :

    "Art. 80. Bij verhindering van een onderzoeksrechter, een beslagrechter of een rechter in de jeugdrechtbank, wijst de voorzitter van de rechtbank een werkend rechter aan om hem te vervangen.

    Bovendien kan de voorzitter van de rechtbank, indien de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, bij wijze van uitzondering en na het advies van de procureur des Konings te hebben ingewonnen, een werkend rechter aanwijzen om de voornoemde ambten gedurende een termijn van ten hoogste een jaar waar te nemen, die tweemaal kan worden hernieuwd. Om te kunnen worden aangewezen als onderzoeksrechter, moet de werkende rechter de opleiding hebben gevolgd, bedoeld in artikel 259sexies, § 1, 1°, derde lid.

    De opdracht eindigt wanneer de reden ervan vervalt; voor zaken waarover de debatten aan de gang zijn of die in beraad zijn bij de rechter in de jeugdrechtbank of de beslagrechter, blijft de opdracht gelden tot aan het eindvonnis.".

    Art. 5. In artikel 90 van hetzelfde Wetboek wordt voor het enige lid een nieuwlid ingevoegd, luidend als volgt :

    "De voorzitter is belast met de organisatie van de werkzaamheden en de verdeling van de zaken overeenkomstig het reglement van de rechtbank. Hij kan een of meer ondervoorzitters aanwijzen om hem bij te staan.".

    Art. 6. In artikel 100 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1970, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  5. het eerste lid wordt vervangen door de volgende bepaling : "De rechters in en de substituten bij de rechtbanken van eerste aanleg kunnen, al naargelang het geval, gelijktijdig benoemd worden in of bij verschillende rechtbanken van eerste aanleg van het rechtsgebied van het hof van beroep.";

  6. het tweede lid wordt vervangen door de volgende bepaling : "Het eerste lid is eveneens van toepassing in de arbeidsrechtbanken, voor de rechters en de substituten-arbeidsauditeur, alsmede in de rechtbanken van koophandel voor de rechters.".

    Art. 7. In artikel 101 van hetzelfde Wetboek worden het derde, het vierde en het vijfde lid, ingevoegd bij de wet van 9 juli 1997, opgeheven.

    Art. 8. In artikel 106 van hetzelfde wetboek, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1985 en 1 december 1994, wordt het vierde lid vervangen door de volgende bepaling :

    "De reglementen van het hof van beroep en van het arbeidshof gevestigd te Luik bepalen welke kamers kennis nemen van zaken in het Duits alsook hun samenstelling.".

    Art. 9. In artikel 106bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 9 juli 1997, wordt de laatste volzin vervangen als volgt :

    "Na beraadslaging door de Wetgevende Kamers over de verslagen van de eerste voorzitter, zoals bedoeld in artikel 112, eerste lid, kan de duur door de Koning worden verlengd wanneer de noodzaak daartoe blijkt.".

    Art. 10. Artikel 109, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 9 juli 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling :

    "De eerste voorzitter is belast met de organisatie van de werkzaamheden en de verdeling van de zaken overeenkomstig het reglement van het hof. Hij kan een of meer kamervoorzitters aanwijzen om hem bij te staan.".

    Art. 11. Artikel 112 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling :

    "Art. 112. De eerste voorzitter is belast met het opmaken van een activiteitenverslag. Dit activiteitenverslag dient onder meer na te gaan wat het effect is van de maatregelen die zijn genomen om de gerechtelijke achterstand weg te werken. Dit verslag wordt meegedeeld aan de Minister van Justitie, die het aan de Wetgevende Kamers overzendt.

    Behoudens andersluidende bepalingen zit de eerste voorzitter de verenigde kamers en de plechtige zittingen voor. Hij houdt volgens de behoeften van de dienst zitting in de gewone kamers in welk geval hij deze voorzit.".

    Art. 12. In artikel 121, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden in het eerste lid de woorden "oudstbenoemde ondervoorzitters en rechters" vervangen door de woorden "oudste ondervoorzitters en rechters in rang".

    Art. 13. In artikel 129 van hetzelfde Wetboek wordt het tweede lid, toegevoegd bij de wet van 3 januari 1980 vervangen door de volgende bepaling :

    "Onder de raadsheren worden vier afdelingsvoorzitters aangewezen.".

    Art. 14. De artikelen 136bis en 136ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 6 mei 1997, worden opgeheven.

    Art. 15. In artikel 142 van hetzelfde Wetboek worden het tweede en het derde lid vervangen door de volgende bepaling :

    "De procureur-generaal wordt bijgestaan door een eerste advocaat-generaal en door advocaten-generaal, die onder zijn toezicht en leiding hun ambt uitoefenen.".

    Art. 16. Artikel 144 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling :

    "Art. 144. De procureur-generaal bij het hof van beroep wordt bijgestaan door een eerste advocaat-generaal, advocaten-generaal en substituut-procureurs-generaal, die onder zijn toezicht en leiding hun ambt uitoefenen.".

    Art. 17. In artikel 144bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 maart 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  7. § 2 wordt opgeheven;

  8. § 3 wordt § 2.

    Art. 18. Artikel 145 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij wet van 7 juli 1975, wordt vervangen door de volgende bepaling :

    "Art. 145. Er is een arbeidsauditoraat-generaal bij ieder arbeidshof. Dit bestaat uit een eerste advocaat-generaal, een of meer advocaten-generaal en een of meer substituten-generaal die er, onder het toezicht en de leiding van de procureur-generaal, het ambt van openbaar ministerie uitoefenen.".

    Art. 19. In artikel 151 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 4 augustus 1986, 28 december 1990 en 17 juli 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  9. het eerste lid wordt vervangen door de volgende bepaling :

    "De procureur des Konings wordt bijgestaan door een of meer substituten waarvan een of meer gespecialiseerd zijn in handelszaken. Hij kan worden bijgestaan door een of meer substituten gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden en door een of meer toegevoegde substituten aan wie opdracht is gegeven overeenkomstig artikel 326, eerste lid. Zij staan onder zijn toezicht en leiding.";

  10. het derde lid wordt opgeheven;

  11. het laatste lid wordt opgeheven.

    Art. 20. In artikel 153 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 28 december 1990, wordt het laatste lid opgeheven.

    Art. 21. In het artikel 156bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 juli 1984 en gewijzigd bij de wet van 10 februari 1998, worden in het eerste lid tussen de woorden "leeftijd" en "op rust" de woorden "overeenkomstig artikel 383, § 1" ingevoegd.

    Art. 22. In deel II, boek I, titel VI, wordt onder hoofdstuk I van hetzelfde Wetboek een artikel 186bis ingevoegd, luidende :

    "Art. 186bis. Voor de toepassing van deze titel :

    - treedt de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg op als korpschef van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank van zijn gerechtelijk arrondissement;

    - zijn voor de berekening van de termijnen de bepalingen van de artikelen 50, eerste...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT