Decreet tot oprichting en regeling van de Veilige Huizen, de 29 mars 2024

HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. Art. 2. In dit decreet wordt verstaan onder: 1° Agentschap Justitie en Handhaving: het Agentschap Justitie en Handhaving, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 september 2021 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Agentschap Justitie en Handhaving"; 2° Agentschap Opgroeien: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, opgericht bij artikel 3 van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie en het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid, opgericht bij artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2008 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Opgroeien; 3° algemene verordening gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming); 4° casusoverleg: een overleg als vermeld in artikel 458ter van het Strafwetboek, waarop casus per casus multilateraal informatie wordt uitgewisseld; 5° cliëntsysteem: een groep personen die samenleeft of samengeleefd heeft en tussen wie een duurzame en affectieve band bestaat of bestaan heeft; 6° coördinator: de coördinator van een Veilig Huis; 7° intrafamiliaal geweld: iedere vorm van fysiek, seksueel, psychisch of economisch geweld tussen leden van eenzelfde familie, ongeacht hun leeftijd; 8° kernpartner: een organisatie als vermeld in artikel 10, die zich er minstens toe engageert om op structurele basis deel te nemen aan casusoverleg binnen een Veilig Huis. HOOFDSTUK 2. - Oprichting van de Veilige Huizen Art. 3. Een Veilig Huis is een regionale netwerkorganisatie die bestaat uit een multidisciplinair team van professionals, inhoudelijk aangestuurd door een coördinator, waarbij minstens het Agentschap Justitie en Handhaving, een lokaal bestuur, het Agentschap Opgroeien, een centrum algemeen welzijnswerk als vermeld in artikel 6 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende het algemeen welzijnswerk, en een vertrouwenscentrum kindermishandeling als vermeld in artikel 1, 8°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2017 betreffende de erkenning en subsidiëring van de vertrouwenscentra kindermishandeling en de partnerorganisatie, betrokken zijn. De partners binnen de netwerkorganisatie zijn niet hiërarchisch ten opzichte van elkaar gepositioneerd. Het Veilig Huis engageert zich om een nauwe samenwerking met het Openbaar Ministerie en de politiediensten, vermeld in artikel 1 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, na te streven. De doelstelling van een Veilig Huis bestaat erin intrafamiliaal geweld op een duurzame, gecoördineerde en doeltreffende wijze aan te pakken door een optimale intersectorale samenwerking vanuit de betrokken diensten. Per gerechtelijk arrondissement wordt er minstens één Veilig Huis opgericht. De coördinatie van een Veilig Huis kan door het Agentschap Justitie en Handhaving of door een lokaal bestuur samen met het Agentschap Justitie en Handhaving worden opgenomen. De coördinator wordt door het Agentschap Justitie en Handhaving dan wel door het lokaal bestuur aangeduid en tewerkgesteld. Er wordt over gewaakt dat de coördinator over de nodige competenties inzake verantwoordelijkheid, discretie en integriteit beschikt. Art. 4. Een Veilig Huis vervult in het kader van de doelstelling, vermeld in artikel 3, minimaal volgende opdrachten: 1° het stimuleren, coördineren en ondersteunen van intersectorale samenwerking en van een integrale en geïntegreerde aanpak van complexe en ernstige situaties van intrafamiliaal geweld die een multidisciplinaire samenwerking tussen politie, justitie en hulpverlening vereisen; 2° het voorzien in een cliëntgericht aanbod, dat minstens bestaat uit: a) risico-inschatting, dossiervorming en afstemming rond cliëntsystemen die met intrafamiliaal geweld te maken hebben; b) trajecten als vermeld in artikel 5 faciliteren, ondersteunen, actief aanbieden en opvolgen op een aanklampende en outreachende manier, met oog voor alle betrokkenen en een verhoogde aandacht voor de minderjarigen, waarbij eventueel een beroep kan worden gedaan op de werking en de expertise van de gemandateerde voorzieningen, vermeld in artikel 2, § 1, 17°, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp; 3° deskundigheidsbevordering van professionals, die minstens bestaat uit: a) het voorzien in advies en consult voor professionals die beroepsmatig geconfronteerd worden met intrafamiliaal geweld, onder meer voor wat betreft een aanmelding bij een Veilig Huis en omtrent de samenwerking tussen politie, justitie en hulpverlening; b) het vergroten van de kennis en expertise van professionals over intrafamiliaal geweld, onder meer over de aanpak van intrafamiliaal geweld, de bestaande procedures en het beschikbare aanbod; 4° het voorzien in en faciliteren van een aanvullend aanbod inzake intrafamiliaal geweld, rekening houdend met de taken en de werking van de bestaande hulpverleningsorganisaties en gebaseerd op lokale noden...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT