Decreet over regiovorming en tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, de 9 mars 2023

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.

Art. 2. Dit decreet wordt aangehaald als: het Regiodecreet van 3 februari 2023.

HOOFDSTUK 2. - Regiovorming

Afdeling 1. - Definities en toepassingsgebied

Art. 3. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  1. decreet van 22 december 2017: het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;

  2. intergemeentelijke samenwerkingsverbanden:

    1. de projectverenigingen, vermeld in artikel 398, § 2, 1°, van het decreet van 22 december 2017;

    2. de dienstverlenende verenigingen, vermeld in artikel 398, § 2, 2°, van het voormelde decreet;

    3. de opdrachthoudende verenigingen, vermeld in artikel 398, § 2, 3°, van het voormelde decreet;

    4. de opdrachthoudende verenigingen met private deelname, vermeld in artikel 398, § 2, 4°, van het voormelde decreet;

  3. regiomobiliteit: de personeelsmobiliteit tussen besturen in dezelfde referentieregio;

  4. referentieregio: een gebiedsafbakening van verschillende gemeenten samen;

  5. supraregionale samenwerking: de samenwerking die verschillende referentieregio's in zijn geheel bestrijkt.

    Art. 4. De principes, vermeld in artikel 6, gelden niet voor de volgende intergemeentelijke samenwerkingsverbanden:

  6. de samenwerkingsverbanden, vermeld in artikel 388, 2°, en artikel 390 van het decreet van 22 december 2017;

  7. de samenwerkingsverbanden waarbij de landschappelijke gegevenheid dominant is of die gebonden zijn aan fysische en natuurlijke structuren;

  8. de erkende toeristische samenwerkingsverbanden, vermeld in artikel 3, § 2, derde streepje, van het decreet van 6 maart 2009 betreffende de organisatie en erkenning van toeristische samenwerkingsverbanden;

  9. de samenwerkingsverbanden waarbij het schaalvoordeel de enige drijfveer voor die samenwerking is en de link met het lokale of regionale strategische beleid beperkt is, als er wordt samengewerkt rond:

    1. het beheer of de uitbating van crematoria, woonzorgvoorzieningen, zwembaden en onderwijsinstellingen;

    2. informatie- en communicatietechnologie, verzekeringen, financiering, aankoopbeheer en facilitair beheer;

    3. energiedistributie, drinkwatervoorziening, riolering, telecom en kabeldistributie.

    Afdeling 2. - Indeling in referentieregio's en principes van regioconform samenwerken

    Art. 5. Het Vlaamse Gewest wordt ingedeeld in referentieregio's, die samen het volledige grondgebied van het Vlaamse Gewest omvatten. Elke gemeente behoort tot één referentieregio.

    De indeling van de referentieregio's en de toewijzing van gemeenten aan een referentieregio is opgenomen in de bijlage die bij dit decreet is gevoegd.

    De Vlaamse Regering kan de naam van een referentieregio die is opgenomen in de bijlage die bij dit decreet is gevoegd, wijzigen.

    Art. 6. § 1. De gemeenten organiseren hun intergemeentelijke samenwerkingsverbanden binnen de grenzen van hun referentieregio. Samenwerkingsverbanden passen binnen de grenzen van een referentieregio of vallen ermee samen.

    § 2. In afwijking van paragraaf 1 kunnen de gemeenten hun intergemeentelijke samenwerkingsverbanden organiseren via supraregionale samenwerking.

    Als een of meer gemeenten beslissen niet deel te nemen in de oprichting van een supraregionaal samenwerkingsverband, blijft het supraregionale samenwerkingsverband in overeenstemming met het principe, vermeld in het eerste lid, als per referentieregio minstens 90 procent van de gemeenten deelneemt aan de samenwerking.

    Als een of meer gemeenten beslissen tijdens de duur uit een supraregionaal samenwerkingsverband te treden, blijft het supraregionale samenwerkingsverband in overeenstemming met het principe, vermeld in het eerste lid.

    Art. 7. § 1. In dit artikel wordt verstaan onder het bevoegde orgaan van het intergemeentelijk samenwerkingsverband:

  10. de algemene vergadering bij een dienstverlenende of opdrachthoudende vereniging;

  11. de raad van bestuur bij een projectvereniging.

    § 2. Bij de Vlaamse Regering kan een gemotiveerde aanvraag tot tijdelijke of definitieve afwijking van de principes, vermeld in artikel 6, ingediend worden door de volgende actoren:

  12. een intergemeentelijk samenwerkingsverband;

  13. de verschillende gemeenten die willen deelnemen aan een intergemeentelijk samenwerkingsverband dat wordt opgericht.

    De aanvraag, vermeld in het eerste lid, bevat minstens al de volgende elementen:

  14. in het geval, vermeld in het eerste lid, 1°, de beslissing van het bevoegde orgaan van het intergemeentelijk samenwerkingsverband;

  15. in het geval, vermeld in het eerste lid, 2°, de gemeenteraadsbeslissingen van alle gemeenten die willen deelnemen aan het samenwerkingsverband;

  16. een motivatie waarom het intergemeentelijk samenwerkingsverband hetzelfde doel niet kan bereiken binnen een intergemeentelijk samenwerkingsverband dat voldoet aan de principes, vermeld in artikel 6.

    De gemeente die deelneemt aan een intergemeentelijk samenwerkingsverband, kan bij het bevoegde orgaan van dat intergemeentelijk samenwerkingsverband een gemotiveerd verzoek indienen om een aanvraag als vermeld in het eerste lid, 1°, in te dienen. Het bevoegde orgaan van het intergemeentelijk samenwerkingsverband neemt een gemotiveerde beslissing over het verzoek. Als het intergemeentelijk samenwerkingsverband het verzoek steunt, dient het een aanvraag als vermeld in het eerste lid, 1°, in.

    § 3. De Vlaamse Regering bepaalt of ze de afwijking toekent binnen negentig dagen vanaf de dag na de dag waarop de aanvraag, vermeld in paragraaf 2, is verzonden. Het besluit van de Vlaamse Regering bevat minstens al de volgende elementen:

  17. het al dan niet toestaan van de afwijking;

  18. de motivering van de beslissing conform artikel 2 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen;

  19. de tijdelijke of definitieve aard van de toegestane afwijking;

  20. in geval van een tijdelijk toegestane afwijking: de termijn waarin het intergemeentelijke samenwerkingsverband in overeenstemming wordt gebracht met de principes, vermeld in artikel 6 van dit decreet, en de datum waarop de afwijking eindigt.

    § 4. De Vlaamse Regering bepaalt op welke wijze de communicatie met de aanvrager of aanvragers, vermeld in paragraaf 2, verloopt.

    Afdeling 3. - Regiowerking

    Art. 8. De regiowerking wordt maandelijks ingeschreven op de agenda van het college van burgemeester en schepenen.

    De voorzitter van de gemeenteraad schrijft de regiowerking minstens twee keer per jaar in op de agenda van de gemeenteraad.

    Met behoud van de toepassing van artikel 389, tweede lid, van het decreet van 22 december 2017 waakt de gemeenteraad of diezelfde gemeenteraadscommissie over de afstemming van het beleid van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden op de regiowerking.

    Art. 9. § 1. In dit artikel wordt verstaan onder bestuur:

  21. een gemeente;

  22. een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;

  23. het autonome gemeentebedrijf als de gemeente die het opricht of erin deelneemt, ook deelneemt aan de regiomobiliteit, vermeld in paragraaf 2;

  24. een intergemeentelijk samenwerkingsverband als vermeld in deel 3, titel 3...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT