Decreet betreffende de museumsector in de Franse Gemeenschap, de 25 avril 2019

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder:

  1. Museum: een permanente instelling zonder winstoogmerk ten dienste van de samenleving en haar ontwikkeling, open voor het publiek, die onderzoek verricht naar de materiële en immateriële getuigen van de mens en zijn omgeving, ze verwerft, bewaart, conserveert, communiceert en ze in het bijzonder tentoonstelt met het oog op studie, opvoeding en plezier;

  2. Museumcluster: een geformaliseerd partnerschap tussen musea met het oog op het definiëren en uitvoeren van gezamenlijke acties om de gecoördineerde ontwikkeling van hun werking en activiteiten te bevorderen;

  3. Museum-ondersteunende operatoren: rechtspersonen die in het belang van musea en museumclusters handelen of die één of meer activiteiten uitvoeren om het cultureel erfgoed te promoten, in het bijzonder in het kader van de samenwerking met de museumsector;

  4. Commissie: de Commissie Cultureel Erfgoed, ingesteld bij artikel 82 van het decreet Nieuw Cultuurbestuur;

  5. Regering: de Regering van de Franse Gemeenschap;

  6. Minister: de Minister van de Regering van de Franse Gemeenschap belast met het museumbeleid.

    Art. 2. Komen niet in aanmerking voor erkenning of subsidie:

  7. rechtspersonen tegen wie een strafrechtelijke veroordeling is uitgesproken bij een rechterlijke beslissing die kracht van gewijsde heeft, krachtens wetten, decreten of verordeningen ter bestrijding van racisme en discriminatie, voor:

    1. het aanzetten tot haat, discriminatie of geweld tegen een persoon, groep, gemeenschap of hun leden;

    2. verspreiding van ideeën die gebaseerd zijn op raciale superioriteit of haat;

    3. ontkenning, minimalisering, rechtvaardiging of goedkeuring van de genocide van het Duitse nationaalsocialistische regime tijdens de Tweede Wereldoorlog;

    4. seksueel ongewenst gedrag of ongewenst gedrag op grond van een ander wettelijk beschermd criterium;

    5. een bevel tot discriminatie op basis van een wettelijk beschermd criterium.

  8. indien hij lid is van een organisatie die, duidelijk en herhaaldelijk:

    1. voor discriminatie of segregatie pleit op basis van een criterium dat beschermd wordt door wetten, decreten of verordeningen ter bestrijding van racisme en discriminatie;

    2. blijk geeft van zijn vijandigheid ten aanzien van de essentiële beginselen van de democratie, zoals gewaarborgd door de Belgische grondwet en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;

    1. de facto verenigingen waarvan een persoon als bedoeld in 1° en 2° lid is.

    HOOFDSTUK II. - Het Museum van de Franse Gemeenschap

    Art. 3. Het Museum van de Franse Gemeenschap wordt rechtstreeks door de Franse Gemeenschap opgericht en georganiseerd.

    Art. 4. Het Museum van de Franse Gemeenschap beschikt over een jaarlijkse toewijzing in de vorm van een operationele begroting.

    De minimale jaarlijkse toewijzing bedraagt 1 000 000 000 EUR, afhankelijk van de beschikbare begrotingskredieten. Dit bedrag kan jaarlijks worden verhoogd op basis van de gemiddelde consumentenprijsindex, bij besluit van de Regering.

    Art. 5. Alleen het Museum van de Franse Gemeenschap mag de naam "Musée de la Communauté française" gebruiken.

    HOOFDSTUK III. - Erkenning en subsidiëring van musea door de Franse Gemeenschap

    Art. 6. De Regering kan, na advies van de Commissie en binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, een museum erkennen voor een periode van vijf jaar.

    Afdeling I. - Voorwaarden voor erkenning

    Art. 7. Het museum dat erkenning aanvraagt, moet aan de volgende voorwaarden voldoen:

  9. worden beheerd door een publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon zonder winstoogmerk, gevestigd in het Franse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;

  10. een afzonderlijke dubbele boekhouding voeren;

  11. in financieel evenwicht zijn;

  12. worden geïnstalleerd in gebouwen waarvan het de eigendom of het gebruik door middel van huring of schriftelijke overeenkomst voor een periode van ten minste vijftien jaar heeft;

  13. een permanente verzameling van erfgoedbelangen hebben;

  14. geen onrechtmatig verkregen goederen bevatten of tot doel hebben de rechten van een volk, een persoon of een groep personen te ontzeggen of te beperken;

  15. niet deel uitmaken van een erkend museumcluster;

  16. geen gesubsidieerde museum-ondersteunende operator zijn in de zin van hoofdstuk 7.

    Indien niet voldaan is aan de voorwaarde vermeld in het eerste lid, 3°, moet het Museum, in geval van een aanvraag tot hernieuwing van de erkenning, beschikken over een door de Regering goedgekeurd saneringsplan.

    Afdeling II. - Erkenningscriteria

    Art. 8. § 1. Na advies van de Commissie en binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten verdeelt de Regering de erkende musea in vier door haar te bepalen categorieën.

    Zij tonen hun vermogen om de volgende museale functies te in acht te nemen:

  17. voldoende waarborgen bieden met betrekking tot de studie, de bemiddeling, het behoud en het beheer van de permanente collectie en de mogelijke collecties en voorwerpen die het in bewaring zou kunnen krijgen;

  18. beschikken over een infrastructuur die aangepast is aan alle museale functies, met inbegrip van het behoud van het erfgoed door middel van aangepaste...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT