Decreet betreffende de handelshuur van korte duur en houdende wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de 15 mars 2018

HOOFDSTUK I. - Handelshuur van korte duur

Artikel 1. Dit decreet is van toepassing op de huurovereenkomst, schriftelijk gesloten voor een duur gelijk aan of korter dan één jaar, betreffende een onroerend goed of een gedeelte van een onroerend goed dat uitdrukkelijk door de huurder of door een onderhuurder in hoofdzaak gebruikt wordt voor het uitoefenen van een kleinhandel of voor het bedrijf van een ambachtsman die rechtstreeks in contact staat met het publiek, hierna "de huurovereenkomst" genoemd.

De onderhuur en de overdracht van huur zijn verboden, tenzij de partijen uitdrukkelijk en schriftelijk anders beschikken.

Art. 2. De huurovereenkomst eindigt van rechtswege na afloop van haar termijn.

In afwijking van het eerste lid kan de huurovereenkomst worden verlengd:

  1. mits uitdrukkelijke en schriftelijke instemming van de partijen;

  2. onder dezelfde huurvoorwaarden dan die van de aanvankelijke huurovereenkomst;

  3. zonder dat de totale duur van de huur één jaar overschrijdt.

    Indien de huurder bij het verstrijken van de eventueel verlengde overeengekomen termijn het goed blijft bewonen, zonder schriftelijk verzet van de verhuurder betekend binnen de maand volgend op de vervaldatum, zodat hij het goed voor een totale duur hoger dan één jaar te rekenen van het sluiten van de aanvankelijke huurovereenkomst bewoont, valt de huurovereenkomst onder de bepalingen van Boek III, Titel VIII, hoofdstuk II, afdeling IIbis van het Burgerlijk Wetboek, en wordt geacht gesloten te zijn voor een duur van 9 jaar te rekenen van de aanvankelijke inwerkingtreding ervan.

    Art. 3. De huurder kan de huurovereenkomst te allen tijde beëindigen, mits opzeg van minstens één maand bij aangetekende brief. De opzeg gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de ontvangst van de aangetekende brief.

    De partijen kunnen ook te allen tijde in onderling schriftelijk akkoord een einde maken aan de huurovereenkomst.

    Art. 4. Tenzij schriftelijk anders is overeengekomen, bevat de huurprijs de inkomstenbelastingen, belastingen, retributies en lasten waaraan het onroerend goed onderworpen is.

    Art. 5. Tenzij schriftelijk anders is overeengekomen, heeft de huurder of een onderhuurder het recht aan het verhuurde goed elke verbouwing uit te voeren die hij dienstig acht voor zijn onderneming en waarvan de kosten een jaar huur niet te boven gaan, als :

  4. de veiligheid, de salubriteit en de esthetische waarde van het gebouw niet in het gedrang komen;

  5. de verhuurder en, in voorkomend...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT