30 AUGUSTUS 2007. - Koninklijk besluit tot codificatie van de kaderwetten betreffende de dienstverlenende intellectuele beroepen

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

De kaderwet van 24 september 2006 betreffende het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep en het voeren van de beroepstitel van een ambachtelijk beroep, belast Uwe Majesteit in artikel 7 met de codificatie van de bepalingen van de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen, alsook van die van deze titel en die van de wet van 13 juli 2006 betreffende de commissies en beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep. Het voorliggende ontwerp van besluit voert deze bepaling uit.

De wetten van 1 maart 1976 en 13 juli 2006 en Titel II van de wet van 24 september 2006 reglementeren allen de bescherming, zij het op het vlak van de titel, zij het op het vlak van het uitoefenen van het beroep, van de dienstverlenende intellectuele beroepen. Deze codificatie brengt ze samen in één coherent geheel.

Titel I van het ontwerp omvat een aantal definities betreffende begrippen die in de drie wetteksten dezelfde betekenis hebben. Daar ze in deze titel verduidelijkt worden, worden de betreffende definities weggelaten op andere plaatsen in het ontwerp of wordt enkel nog verwezen naar het in Titel I gedefinieerde begrip.

Titel II bevat de bepalingen van de wet van 1 maart 1976. De titels van de wet zijn omgezet in hoofdstukken. Het laatste hoofdstuk werd van naam gewijzigd, daar het in het geheel van het ontwerp niet om 'slotbepalingen' gaat. Er werd geopteerd voor de benaming 'diverse bepalingen' daar het om bepalingen gaat die niet onder één gemeenschappelijke noemer vallen.

Titel III bevat de bepalingen van Titel II van de wet van 24 september 2006. De titel 'Dienstverlenende intellectuele beroepen' werd weggelaten, daar er geen andere titels van de kaderwet worden opgenomen. Artikel 7 van de kaderwet dat de codificatie gelast, hoort niet thuis in de gecodificeerde tekst.

Titel IV bevat de bepalingen van de wet van 13 juli 2006.

Artikel 1 van deze wet hoort niet thuis in een codificatie, daar het een bepaling over de bij de totstandkoming van de wet gevolgde procedure betreft.

Titel V, ten slotte, omvat de bepalingen inzake de inwerkingtreding en de uitvoering. De formulering van artikel 15 van de wet van 13 juli 2006 werd aangepast om in het geheel van de gecodificeerde tekst te passen.

Algemeen werden alle verwijzingen naar artikelen van de gecodificeerde teksten aangepast aan de nummering van de codificatie, en werden de paragrafen indien nodig hernummerd om 'bis'-nummering te vermijden en zo de leesbaarheid van de tekst te bevorderen.

Ik heb de eer te zijn,

Sire,

Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar,

De Minister van Middenstand,

Mevr. S. LARUELLE

Advies 43.096/1 van de afdeling wetgeving van de Raad van State

De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 10 mei 2007 door de Minister van Middenstand verzocht haar, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot codificatie van de kaderwetten betreffende de dienstverlenende intellectuele beroepen", heeft op 31 mei 2007 het volgende advies gegeven :

STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP

Het om advies voorgelegde ontwerp strekt ertoe uitvoering te geven aan artikel 7 van de kaderwet van 24 september 2006 betreffende het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep en het voeren van de beroepstitel van een ambachtelijk beroep, door het codificeren van de bepalingen van :

  1. de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen;

  2. de wet van 13 juli 2006 betreffende de commissies en de beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep;

  3. titel II ("Dienstverlenende intellectuele beroepen") van de voormelde kaderwet van 24 september 2006.

    ONDERZOEK VAN DE TEKST

    Aanhef

    Volgens de regels van de legistiek dient in de aanhef van een besluit melding te worden gemaakt van de bepalingen die rechtsgrond bieden. Het is echter niet gebruikelijk de tekst van die bepalingen in de aanhef ook weer te geven. Daarom dient in de eerste aanhefverwijzing de tekst die volgt op de woorden "inzonderheid op artikel 7" te worden geschrapt.

    Artikel 1

    In de inleidende zin van artikel 1 van het ontwerp schrappe men de woorden ", onder het opschrift « Gecoördineerde kaderwetten betreffende de dienstverlenende intellectuele beroepen. »" (1)

    Bijlage

    1. Aangezien het niet om een coördinatie, doch om een codificatie gaat, dient het opschrift van de bijlage te luiden : "kaderwet betreffende de dienstverlenende intellectuele beroepen".

    2. De wet van 13 juli 2006 werd gewijzigd bij artikel 71 van de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV) en deze wijziging trad in werking op 18 mei 2007. Artikel 32, tweede lid, van de bij het ontwerp gevoegde gecodificeerde tekst dient in overeenstemming te worden gebracht met de nieuwe tekst :

      "Als deze plaats zich binnen het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad bevindt of binnen het Duitse taalgebied, dan wordt deze bevoegdheid bepaald door de taal die in de aanvraag wordt gebruikt. Als het verzoek in het Duits is opgesteld, dan zal de Franstalige Kamer bevoegd zijn tenzij de aanvrager in zijn aanvraag uitdrukkelijk zijn wil vermeldt om zijn beroep bij de andere kamer in te dienen".

    3. De gecodificeerde tekst bevat een aantal onzorgvuldigheden die moeten worden weggewerkt. Bij wijze van voorbeeld kan op het volgende worden gewezen :

      - in artikel 7, § 3, tweede lid, moet worden verwezen naar artikel 9, § 5, in plaats van naar artikel 8, § 5 (dat niet bestaat);

      - artikel 8, § 4, eerste lid, moet in de Nederlandse tekst worden aangevuld met de woorden "bijgestaan door een plaatsvervanger" (vergelijk met de Franse tekst en met artikel 7, § 3, van de kaderwet van 1 maart 1976);

      - in de Nederlandse tekst van artikel 8, § 4, tweede lid, moeten de woorden "die de Middenstand" worden geschrapt (zie de definitie van "Minister" in artikel 1, 1°);

      - in de artikelen 16, tweede lid, en 18, §§ 1, 7 en 8, is sprake van respectievelijk "het toepassingsgebied van deze wet" en "ter uitvoering van deze wet". De gemachtigde ambtenaar heeft bevestigd dat het woord "wet" telkens vervangen dient te worden door het woord "titel";

      - in de Nederlandse tekst moet artikel 26, tweede lid, worden aangevuld met de woorden "in tuchtzaken" (vergelijk met de Franse tekst en artikel 3 van de wet van 13 juli 2006);

      - in artikel 27 dient te worden verwezen naar artikel 28 in plaats van naar artikel 5;

      - artikel 39 dient te worden geschrapt vermits een uitvoeringsbepaling niet thuishoort in een wet.

      De kamer was samengesteld uit :

      de heren :

      M. Van Damme, kamervoorzitter,

      J. Baert, W. Van Vaerenbergh, staatsraden,

      M. Tison, assessor van de afdeling wetgeving,

      Mevrouw A. Beckers, griffier.

      Het verslag werd uitgebracht door Mevr. G. Scheppers, auditeur.

      De griffier,

      A. Beckers.

      De voorzitter,

      M. Van Damme.

      _______

      Nota's

      (1) Zie Wetgevingstechniek - Aanbevelingen en formules, november 2001, F55, te raadplegen op de internetsite van de Raad van State (www.raadvst-consetat.be).

      3 AUGUSTUS 2007. - Koninklijk besluit tot codificatie van de kaderwetten betreffende de dienstverlenende intellectuele beroepen

      ALBERT II, Koning der Belgen,

      Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

      Gelet op de kaderwet van 24 september 2006 betreffende het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep en het voeren van de beroepstitel van een ambachtelijk beroep, inzonderheid op artikel 7;

      Gelet op advies 43.096/1 van de Raad van State, gegeven op 31 mei 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

      Op de voordracht van Onze Minister van Middenstand,

      Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

      Artikel 1. De hierna genoemde bepalingen, met de wijzigingen die ze hebben ondergaan, worden gecodificeerd volgens de bij dit besluit gevoegde tekst :

  4. De kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen gewijzigd door de wetten van 15 juli 1985, 30 december 1992, 10 februari 1998, 26 juni 2000, 24 december 2002 en 20 juli 2006;

  5. De wet van 13 juli 2006 betreffende de commissies en beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep;

  6. Titel II van de kaderwet van 24 september 2006 betreffende het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep en het voeren van de beroepstitel van een ambachtelijk beroep.

    Art. 2. Onze minister bevoegd voor de Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit.

    Gegeven te Brussel, 3 augustus 2007.

    ALBERT

    Van Koningswege :

    De Minister van Middenstand,

    S. LARUELLE

    Bijlage

    Kaderwet betreffende de dienstverlenende intellectuele beroepen

    TITEL I. - Definities

    Artikel 1. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :

  7. Minister : de Minister bevoegd voor de Middenstand;

  8. Belanghebbende beroepsverbonden : de verbonden die de voorwaarden vervullen, bepaald bij artikel 6 van de wetten betreffende de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979;

  9. Nationale interprofessionele federaties : de federaties die de voorwaarden vervullen, bepaald bij artikel 7 van de wetten betreffende de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979;

  10. Hoge Raad : de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, die opgericht is door artikel 13 van de wetten betreffende de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979;

    TITEL II. - Bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen

    ...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT