Ordonnantie houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing, de 2 mai 2013

BOEK 1. - ALGEMENE BEPALINGEN

TITEL 1. - Algemeenheden

Artikel 1.1.1. Onderhavig Wetboek regelt een materie als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 1.1.2. Onderhavig Wetboek zet de volgende richtlijnen om in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest :

  1. gedeeltelijk, Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen;

  2. Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen;

  3. Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad, Richtlijn 2004/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 houdende wijziging van Richtlijn 2003/87/EG, met betrekking tot de projectgebonden mechanismen van het Protocol van Kyoto, en Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden;

  4. Richtlijn 2004/107/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht;

  5. gedeeltelijk, Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG;

  6. Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa;

  7. gedeeltelijk, Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen;

  8. gedeeltelijk, Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht.

    TITEL 2. - Doelstellingen

    Art. 1.2.1. Onderhavig Wetboek streeft de volgende doelstellingen na :

  9. een geïntegreerd gewestelijk lucht-, klimaat- en energiebeleid;

  10. de minimalisering van de primaire energiebehoeften en vooral de vermindering van de afhankelijkheid van niet hernieuwbare energiebronnen;

  11. het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen;

  12. de bevordering van het rationele energieverbruik;

  13. de verbetering van de energieprestatie en van het binnenklimaat van de gebouwen;

  14. de vermindering van de impact op het milieu voortvloeiend uit de mobiliteitsbehoeften;

  15. de evaluatie en verbetering van de luchtkwaliteit en van de binnenlucht om de schadelijke gevolgen voor de gezondheid en het leefmilieu te voorkomen en te verminderen;

  16. de vermindering van de emissies van luchtverontreinigende stoffen die precursoren zijn van eutrofiërende, verzurende en troposferische ozon, van broeikasgassen, van persistente organische verontreinigende stoffen en van verontreinigende stoffen die de stratosferische ozonlaag aantasten;

  17. het voorbeeldgedrag van de overheden inzake energieprestatie van de gebouwen, transport en rationeel energieverbruik.

    De maatregelen die door of krachtens onderhavig Wetboek genomen worden om de doelstellingen verkondigd in het eerste lid te halen houden rekening met de verschillende implicaties op sociaal en economisch vlak, alsook met de diverse aspecten van duurzaam bouwen.

    TITEL 3. - Definities

    Art. 1.3.1. In de zin van onderhavig Wetboek dient men te verstaan onder :

  18. " Gewest " : het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

  19. " Regering " : de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;

  20. " Het Instituut " : het Brussels Instituut voor Milieubeheer opgericht door het koninklijk besluit van 8 maart 1989;

  21. " Overheid " : een rechtspersoon die, om welke reden ook, een gebouw betrekt op het grondgebied van het Gewest of er activiteiten uitoefent en die tot één van de volgende categorieën behoort :

    a) de federale, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, de lokale plaatselijke besturen en de instellingen van openbaar nut;

    b) elke instelling niet beoogd in punt a) :

    - opgericht met het specifieke doel te voorzien in behoeften van algemeen belang die niet van industriële of commerciële aard zijn en

    - waarvan de activiteit grotendeels wordt gefinancierd door de overheden beoogd in punten a) en b), of waarvan het beheer onderworpen is aan een controle door deze laatste, en

    - waarvan het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan samengesteld is uit leden waarvan meer dan de helft aangesteld wordt door de overheden beoogd in punten a) en b);

    c) de verenigingen gevormd door één of meer overheden beoogd in punten a) en b);

    d) de Europese en internationale instellingen;

  22. " Plaatselijke besturen " : de gemeenten, de autonome gemeentelijke regieën, de OCMW's en verenigingen van OCMW's, de intercommunales waarvan het ambtsgebied het grondgebied van het Gewest niet overschrijdt;

  23. " Gewestelijke overheden " : het Gewest en de instellingen van openbaar nut en overheidsbedrijven opgericht of gecontroleerd door het Gewest of waarmee het Gewest een beheersovereenkomst heeft gesloten;

  24. " BWRO " : Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening, vastgelegd bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 april 2004;

  25. " Biomassa " : de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw (inclusief plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, de visvangst en de aquacultuur inbegrepen, alsmede de afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval;

  26. " Energie uit hernieuwbare bronnen " : energie uit hernieuwbare niet fossiele bronnen, namelijk : wind-, zonne-, aerothermische, geothermische, hydrothermische energie en energie uit de oceanen, waterkracht, biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties en biogassen;

  27. " Primaire energie " : energie uit hernieuwbare of niet hernieuwbare bronnen die geen omzettings- of verwerkingsproces ondergaan heeft;

  28. " Energie-efficiëntie " : de verhouding tussen de verkregen prestatie, dienst, goederen of energie, en de energietoevoer hiervoor;

  29. " Milieucollege " : college bedoeld in artikel 79 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen.

    TITEL 4. - Gewestelijk lucht-klimaat-energieplan

    HOOFDSTUK 1. - Inhoud en draagwijdte van het plan

    Art. 1.4.1. Het gewestelijk Lucht-Klimaat-Energieplan, hierna " het plan " genoemd, legt de richtsnoeren alsook de maatregelen vast die moeten worden genomen om ten minste de doelstellingen vastgelegd in onderhavig Wetboek te bereiken, overeenkomstig het beleid van de Europese Unie en het internationaal recht inzake lucht, klimaat en energie.

    Het is samengesteld uit de volgende delen :

  30. een deel dat betrekking heeft op de stand van zaken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

  31. een deel dat handelt over de te bereiken doelstellingen over een periode van tien jaar en de indicatieve doelstellingen op lange termijn;

  32. een deel dat de maatregelen opsomt die over een periode van vijf jaar moeten worden ingevoerd om deze doelstellingen te bereiken.

    De minimuminformatie vervat in het plan is opgenomen in bijlage 1.1.

    Art. 1.4.2. De plannen, de programma's en de politieke beleidsdocumenten uitgewerkt door het Gewest of door de gewestelijke overheden of plaatselijke besturen voor wat huisvesting, mobiliteit of onderzoek en innovatie betreft, alsook de plannen en programma's beoogd in het BWRO sluiten aan bij de doelstellingen die het gewestelijk Lucht-Klimaat-Energieplan nastreeft. Hetzelfde geldt voor de beheersovereenkomsten en andere overeenkomsten die het Gewest met de gewestelijke overheden heeft gesloten. Het gewestelijk Lucht-Klimaat-Energieplan sluit aan op de doelstellingen van het Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling.

    Art. 1.4.3. Het plan wordt om de vijf jaar opgemaakt. Het blijft van toepassing zolang het niet wordt vervangen.

    HOOFDSTUK 2. - Procedure voor de opstelling van het plan

    Afdeling 1. - Milieu-evaluatie

    Art. 1.4.4. Het plan wordt onderworpen aan een milieu-evaluatie overeenkomstig de bepalingen van onderhavig Wetboek of de bepalingen genomen in uitvoering van dat Wetboek.

    Art. 1.4.5. In samenwerking met de gewestelijke besturen bevoegd inzake mobiliteit, huisvesting, economie en ruimtelijke ordening werkt het Instituut een voorstel van voorontwerp van plan uit alsook een voorstel van bestek betreffende het milieu-effectenrapport bedoeld in artikel 1.4.6.

    Het legt het voorstel van voorontwerp van plan en bestek betreffende het milieu-effectenrapport ter goedkeuring voor aan de Regering.

    Art. 1.4.6. Het voorontwerp van plan, zoals goedgekeurd door de Regering, vormt het voorwerp van een milieu-effectenrapport dat de vermoedelijk zichtbare gevolgen voor het milieu van de invoering van het plan alsook de redelijke alternatieve oplossingen identificeert, beschrijft en evalueert, rekening houdend met de doelstellingen en het geografisch toepassingsgebied van het plan. Het omvat minstens de informatie opgenomen in bijlage 1.2.

    Zodra de Regering het voorstel van voorontwerp van plan en bestek heeft goedgekeurd, wordt dit verslag binnen een termijn van zes maanden opgesteld.

    Het wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Regering. Zij stelt de lijst op van de overheden voor wie de uitvoering van het plan gevolgen kan hebben en wier advies zal worden gevraagd overeenkomstig artikel 1.4.10. De Regering kan het voorontwerp van plan wijzigen in functie van de inhoud van het milieu-effectenrapport.

    Art. 1.4.7. De Regering bezorgt het ontwerp van plan aan het Instituut met het oog op het openbaar onderzoek. Het ontwerp van plan wordt ook aan het Parlement ter informatie bezorgd.

    Art. 1.4.8. Ingeval de uitvoering van het plan merkbare gevolgen voor het milieu van een ander Gewest of een andere Lidstaat kan hebben, of wanneer een Gewest...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT