Collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot organisatie van de regelingen ter bevordering van de tewerkstelling in 1997 en 1998 (Overeenkomst geregistreerd op 15 september 1997 onder het nummer 44950/CO/124). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-12-1999..., de 15 mai 1997

TITEL I. - Algemene bepalingen.

Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten ter uitvoering van hoofdstuk IV van titel III van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen. (Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1996).

Art. 2. Voor de bepalingen van afdeling 1 van hoofdstuk I van zijn titel III, is deze overeenkomst eveneens gesloten in toepassing van de bepalingen van de wet van 17 maart 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen (Belgisch Staatsblad van 12 juni 1987) en de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 42 van 2 juni 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 18 juni 1987 (Belgisch Staatsblad van 26 juni 1987).

Art. 3. Voor de bepalingen van hoofdstuk III van zijn titel II, geeft deze overeenkomst eveneens uitvoering aan artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van 13 juli 1993 tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere arbeiders in geval van halvering van arbeidsprestaties, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 november 1993 (Belgisch Staatsblad van 4 december 1993).

Art. 4. Deze overeenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen die behoren tot het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.

Onder arbeiders wordt verstaan de arbeiders en arbeidsters.

Art. 5. Deze overeenkomst bepaalt de algemene regels en de belangrijkste modaliteiten mbt de organisatie en de toepassing van de erin vastgestelde tewerkstellingsbevorderende maatregelen.

De bijzondere toepassingsmodaliteiten van deze maatregelen worden bepaald bij aparte collectieve arbeidsovereenkomsten die ter uitvoering van deze kaderovereenkomst worden gesloten.

Art. 6. De bij titel II van deze overeenkomst bepaalde tewerkstellingsbevorderende maatregelen hebben, met uitzondering van afdeling 2 van hoofdstuk II, directe werking in de bij artikel 4 bedoelde ondernemingen.

De tewerkstellingsbevorderende maatregelen bepaald bij afdeling 2 van hoofdstuk II van titel II en bij afdeling I van hoofdstuk I van titel III van deze overeenkomst zijn slechts van toepassing op de in artikel 4 bedoelde werkgevers en arbeiders voor zover deze werkgevers beslissen ertoe toe te treden volgens de bij titel IV van deze overeenkomst vastgestelde modaliteiten.

Art. 7. § 1. Deze overeenkomst organiseert en regelt volgende tewerkstellingsbevorderende regelen :

- het bouwleerlingwezen;

- de peterschapsregeling;

- de regeling van het opleidingskrediet;

- de regeling arbeid-opleiding;

- het halftijds brugpensioen.

§ 2. Deze overeenkomst organiseert en regelt volgende bijkomende tewerkstellingsbevorderende regelingen en maatregelen :

- de sectorale regeling van de flexibele arbeidsweek volgens het systeem van de eenvoudige toetreding of de toetreding " tewerkstelling ";

- de bevordering van de tewerkstelling van de doelgroepen bouw.

§ 3. Deze overeenkomst stelt de krachtlijnen van een sectoraal stelsel van uitwisseling van personeel vast.

HOOFDSTUK II. - Algemene financierings- en organisatieregels van de regelingen.

Art. 8. De werking van de tewerkstellingsbevorderende regelingen, bepaald bij titel II van deze overeenkomst wordt, met uitzondering van hoofdstuk III en afdeling 2 van hoofdstuk II, gewaarborgd door een financiering van 0,52 pct. van de jaarlijkse loonmassa.

De bij lid 1 bepaalde financiering is vastgesteld voor een periode van 4 jaar die ingaat op 1 juli 1997.

De financiering gebeurt overeenkomstig de bepalingen die hierover werden opgenomen in het protocol van akkoord dat op 24 april 1997 in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf tussen de sociale gesprekspartners werd gesloten.

Art. 9. (De raad van bestuur van het Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf bepaalt :)

- de manier waarop de in artikel 8 bedoelde financiering in de begroting van het " Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf " wordt opgenomen;

- de wijze waarop een gedeelte van de bij artikel 8 bedoelde financiering, gelijk aan 0,45 pct. van de jaarlijkse loonmassa, ter beschikking wordt gesteld van het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid (FVB).

Art. 10. De in artikel 8 bepaalde financiering is niet van toepassing voor de kosten van de theoretische opleidingen die in het kader van de bij hoofdstuk I van titel II van deze overeenkomst bedoelde stelsels worden verstrekt.

Deze kosten worden met de eigen middelen van het FVB gefinancierd.

Art. 11. De bij deze overeenkomst bepaalde tewerkstellingsbevorderende regelingen worden paritair georganiseerd en beheerd.

Art. 12. Een aparte collectieve arbeidsovereenkomst bepaalt :

- de modaliteiten voor een paritaire evaluatie van de tewerkstellingsbevorderende regelingen;

- de opdrachten van het FVB en van het " Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf " die nog niet in deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn voorzien.

Art. 13. De plaatselijke representatieve werkgeversorganisaties krijgen een prioritaire rol toebedeeld bij de promotie van de bij deze overeenkomst bepaalde tewerkstellingsregelingen.

TITEL II. - De tewerkstellingsbevorderende regelingen.

HOOFDSTUK I. - De regelingen voor opleiding en tewerkstelling van jongeren.

Afdeling 1. - De regeling van het bouwleerlingwezen.

Art. 14. Het bouwleerlingwezen is een specifiek industrieel leerlingwezen dat wordt georganiseerd in het kader van de bevordering van de tewerkstelling van jongeren die behoren tot de doelgroepen van de bouwsektor.

Onderafdeling 1. - Toepassingsvoorwaarden van de regeling.

Art. 15. Het bouwleerlingwezen richt zich in de eerste plaats tot jonge, ongeschoolde werkzoekenden tussen 18 en 21 jaar.

De in lid 1 bepaalde prioritaire doelgroep kan in een aparte collectieve arbeidsovereenkomst nader worden omschreven.

Art. 16. Het bouwleerlingwezen duurt minimaal 18 en maximaal 24 maanden. Het Paritair Leercomité bepaalt, op voorstel van het FVB de duur van de opleiding voor elk beroep dat onder de regeling valt.

Art. 17. De leerovereenkomst wordt door de werkgever, de leerjongen en het FVB getekend.

Een aparte collectieve arbeidsovereenkomst bepaalt de rechten en de verplichtingen van de partijen en stelt de vermeldingen van de leerovereenkomst vast.

Art. 18. De praktische opleiding van de leerjongen wordt toevertrouwd aan een geschoolde arbeider in de onderneming die optreedt als verantwoordelijke voor de opleiding die verstrekt wordt in het kader van het bouwleerlingwezen.

(Indien geen enkele arbeider van de onderneming de nodige bekwaamheid heeft, kan de praktische opleiding van de leerling, in afwijking op de bepaling van lid 1, aan de werkgever worden toevertrouwd.)

Onderafdeling 2. - Algemene werkingsregels van de regeling.

Art. 19. Het bouwleerlingwezen bestaat uit een praktische opleiding in de onderneming en een theoretische opleiding in een opleidingscentrum dat op advies van het FVB door het Paritair Leercomité wordt erkend.

Art. 20. Een aparte collectieve arbeidsovereenkomst bepaalt de duur van de praktische en de theoretische opleiding evenals de spreiding van deze periodes tijdens de leertijd.

Art. 21. Tijdens de eerste 12 maanden van de leerovereenkomst wordt de helft van de aan de leerjongen verschuldigde vergoeding gedragen, door het FVB.

Het behoud van deze tegemoetkoming van het fonds gedurende de bij lid 1 bedoelde periode hangt echter af van een positieve halfjaarlijkse evaluatie van het verloop van de opleiding in de onderneming.

Art. 22. Het FVB, dat handelt onder toezicht van het Paritair Leercomité, is verantwoordelijk voor het opzetten van het bouwleerlingwezen.

Onderafdeling 3. - Bijzondere toepassingsvoorwaarden en -modaliteiten.

Art. 23. Een collectieve arbeidsovereenkomst geeft uitvoering aan de bepalingen van de artikelen 15, 17 en 20 en stelt de nadere voorwaarden en modaliteiten vast voor de organisatie en de uitvoering van het bouwleerlingwezen.

Deze overeenkomst bepaalt met name :

- het bedrag van de aan de leerling verschuldigde vergoeding;

- het bedrag van de eventuele financiële tegemoetkoming van het FVB tijdens de periodes waarin de leerling theoretische opleiding volgt;

- de procedure voor de beoordeling van de toepassing van de leerovereenkomst in de onderneming;

- de procedure voor de certifikatie van de opleiding bij afloop van de leertijd;

- de modaliteiten van de tussenkomst van het Paritair Leercomité.

Afdeling 2. - De peterschapsregeling.

Onderafdeling 1. - Definitie en toepassingsgebied.

Art. 24. Het peterschap is een regeling van tijdelijke begeleiding van de bij artikel 25 bedoelde jonge arbeiders die een betere integratie van deze jongeren in de onderneming beoogt.

Art. 25. De peterschapsregeling is, mits instemming van de partijen, van toepassing op de bij artikel 4 bedoelde werkgevers en op de jonge afgestudeerden uit het bouwonderwijs die door deze werkgevers met een voltijdse arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur in dienst worden genomen.

De in lid 1 bedoelde jonge afgestudeerden uit het bouwonderwijs kunnen in een aparte collectieve arbeidsovereenkomst nader worden omschreven.

De bij lid 1 bedoelde jonge afgestudeerde uit het bouwonderwijs wordt voor de toepassing van deze afdeling, de jonge arbeider genoemd.

Onderafdeling 2. - Algemene toepassingsvoorwaarden.

Art. 26. De...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT