Paritair Comité voor het bouwbedrijf. - Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 1995. - Bevordering van de tewerkstelling in 1995 en 1996 (Overeenkomst geregistreerd op 27 juni 1995 onder het nummer 38166/CO/124)., de 11 mai 1995

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.

Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten in uitvoering van de titels I en II van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling (Belgisch Staatsblad van 22 april 1995) en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 60 van 20 december 1994 tot bepaling van de doelstellingen en de procedure voor het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de bevordering van de werkgelegenheid, ter uitvoering van het centraal akkoord van 7 december 1994 algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 27 januari 1995 (Belgisch Staatsblad van 15 maart 1995).

Wat de bepalingen van hoofdstuk IV betreft, is deze overeenkomst eveneens gesloten in uitvoering van de bepalingen van de wet van 17 maart 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen (Belgisch Staatsblad van 12 juni 1987) en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 42 van 2 juni 1987, betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 18 juni 1987 (Belgisch Staatsblad van 26 juni 1987).

Art. 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot doel de tewerkstellingsbevorderende maatregelen te bepalen die in 1995 en 1996 toepasbaar zijn in de artikel 3 bedoelde ondernemingen.

Art. 3. Deze overeenkomst is toepasselijk op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen die behoren tot het Paritair Comité voor het bouwbedrijf. Onder arbeiders verstaat men arbeiders en arbeidsters.

Art. 4. Het toepassingsgebied van elke bij deze overeenkomst bepaalde tewerkstellingsbevorderende maatregel is in elke van de vier hoofdstukken houdende bepaling van de maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling, afzonderlijk gepreciseerd (hoofdstukken II tot V inbegrepen).

HOOFDSTUK II. - Het conventioneel brugpensioen op een lagere leeftijd dan 58 jaar.

Afdeling 1. - Toepassingsgebied.

Art. 5. Dit hoofdstuk is van toepassing op de ondernemingen bedoeld in artikel 3 van deze overeenkomst.

Art. 6. Dit hoofdstuk bepaalt de toekenningsvoorwaarden en -modaliteiten van de regeling van het conventioneel brugpensioen op een lagere leeftijd dan 58 jaar voor de arbeiders die tewerkgesteld zijn in de ondernemingen bedoeld in artikel 3 en die ontslagen worden door hun werkgever, behalve in het geval van ontslag om dringende reden.

De raad van bestuur van het Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf bepaalt de gevallen waarin voor de toepassing van eerste lid, de schorsing van de arbeidsovereenkomst gelijkgesteld kan worden met een tewerkstelling.

Afdeling 2. - Het conventioneel brugpensioen vanaf 55 jaar.

Art. 7. De in artikel 6 bedoelde arbeiders genieten brugpensioen op 55 jaar voorzover ze aan alle volgende voorwaarden voldoen :

- aan hun werkgever een attest van de arbeidsgeneesheer hebben overgemaakt dat de ongeschiktheid tot verderzetting van hun beroepsactiviteit bevestigt;

- ten minste de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst;

- op het einde van de arbeidsovereenkomst volgende loopbaan kunnen bewijzen :

- een beroepsloopbaan van minstens 33 jaar als loontrekkende werknemer;

- een beroepsloopbaan van minstens 10 jaar in één of meerdere ondernemingen die behoren tot het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;

- ten minste 5 legitimatiekaarten "rechthebbende" hebben ontvangen tijdens de laatste 10 jaar voor het einde van de arbeidsovereenkomst of 7 kaarten in de loop van de laatste 15 jaar; de ligitimatiekaarten door gelijkstelling mogen niet in aanmerking worden genomen;

- aanspraak kunnen maken op het genot van werkloosheidsuitkeringen volgens de toepasselijke reglementaire bepalingen terzake;

- elke door de terzake toepasselijke reglementering niet toegelaten activiteit stopzetten.

Afdeling 3. - Het conventioneel brugpensioen vanaf 56 jaar.

Art. 8. Vanaf 1 oktober 1995, genieten de bij artikel 6 bedoelde arbeiders brugpensioen op 56 jaar voor zover ze voldoen aan alle volgende voorwaarden :

- minstens de leeftijd van 56 jaar hebben bereikt bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst; de arbeidsovereenkomst mag niet eindigen vóór 1 oktober 1995;

- op het moment van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, minstens 33 jaar beroepsloopbaan als loontrekkende werknemer kunnen bewijzen;

- ten minste 15 legitimatiekaarten "rechthebbende" hebben ontvangen waarvan 5 tijdens de laatste 10 jaar voor het einde van de arbeidsovereenkomst, of 7 gedurende de laatste 15 jaar;

- aanspraak kunnen maken op het genot van werkloosheidsuitkeringen volgens de toepasselijke reglementaire bepalingen terzake;

- elke door de terzake toepasselijke reglementering niet toegelaten activiteit stopzetten.

Afdeling 4. - Gemeenschappelijke bepalingen.

Art. 9. De arbeidsovereenkomst van de bij artikel 6 bedoelde arbeiders moet eindigen tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

De opzeggingstermijn of de door de opzeggingsvergoeding gedekte periode van de bij artikel 6 bedoelde arbeiders mag echter aflopen buiten de geldigheidsperiode van deze overeenkomst voor zover deze arbeiders de bij artikel 7 en 8 bepaalde minimumleeftijd hebben bereikt tijdens de geldigheidsperiode van deze overeenkomst.

Art. 10. De beroepsloopbaan als loontrekkende werknemer wordt berekend volgens de bepalingen van artikel 10 van voormelde wet van 3 april 1995.

Art. 11. De arbeiders die in toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk tot de regeling van het brugpensioen toetreden, genieten een aanvullende vergoeding waarvan de maandelijkse bijdragen identiek zijn aan deze vastgesteld bij artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 1995 betreffende de toekenning aan sommige bejaarde werklieden van een aanvullende vergoeding (brugpensioen) ten laste van het Fonds voor bestaanszekerheid aan de werklieden uit het bouwbedrijf.

Art. 12. De aanvullende vergoeding bedoeld in artikel 11, de bijzondere compenserende werkgeversbijdrage bedoeld in artikel 11 van de wet van 3 april 1995 en de hoofdelijke bijdragen inzake brugpensioen worden ten laste genomen door het Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf.

Art. 13. De bepalingen van de artikelen 6 tot 9 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 1995 zijn van toepassing op dit hoofdstuk.

HOOFDSTUK III. - De bis-bedrijfsplannen.

Afdeling 1. - Definities en toepassingsgebied.

Art. 14. Gedurende de toepassingsperiode van deze collectieve arbeidsovereenkomst kunnen de in artikel 3 bedoelde ondernemingen die wensen toe te treden tot de bij collectieve arbeidsovereenkomst van 17 mei 1994 tot organisatie van de suppletieve sectorale regelingen tot herverdeling van de arbeid in het kader van bedrijfsplannen, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 september 1994, respectievelijk algemeen verbindend verklaard bij de koninklijke besluiten van 19 januari 1995 en 8 november 1995 (Belgische Staatsbladen van 19 mei 1995 en 21 december 1995) bepaalde suppletieve sectorale regelingen voor arbeidsherverdeling opteren voor een toepassing van deze regelingen volgens de bepalingen vastgesteld door deze overeenkomst.

Art...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT