Wet betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen. - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-05-1999 en tekstbijwerking tot 30-12-2005.), de 22 avril 1999

TITEL I. - Algemene bepaling.

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

TITEL II. - Het instituut van de accountants en de belastingconsulenten.

HOOFDSTUK I. - Oprichting, doel, leden.

Art. 2. Er wordt een Instituut van de accountants en de belastingconsulenten, hierna het Instituut genoemd, opgericht, dat rechtspersoonlijkheid heeft.

Het Instituut treedt in de rechten en verplichtingen van het Instituut der accountants.

Zijn zetel is gevestigd in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.

Art. 3. Het Instituut heeft als opdracht toe te zien op de opleiding en de permanente organisatie van een korps van specialisten te verzekeren die bekwaam zijn om de functies van accountant en belastingconsulent uit te oefenen, waarvan het Instituut de organisatie kan controleren en bijsturen, met alle noodzakelijke waarborgen qua bekwaamheid, onafhankelijkheid en professionele rechtschapenheid. Het Instituut ziet er eveneens op toe dat de aan zijn leden toevertrouwde opdrachten, behoorlijk worden uitgevoerd.

Art. 4. Van het Instituut zijn lid :

  1. de natuurlijke personen aan wie de hoedanigheid van accountant en/of belastingconsulent is verleend;

  2. de vennootschappen met rechtspersoonlijkheid waaraan de hoedanigheid van accountant en/of belastingconsulent is verleend.

    Stagiairs zijn geen lid van het Instituut maar staan wel onder zijn toezicht en zijn tuchtbevoegdheid.

    Art. 5. § 1. Het Instituut stelt het tableau vast van de leden. Dit tableau bevat een lijst van de accountants en een lijst van de belastingconsulenten. Een lid met de hoedanigheid van accountant en van belastingconsulent, wordt ingeschreven op beide lijsten. De lijst van de accountants bevat, in een deellijst, de externe accountants bedoeld in de artikelen 35 en 36. De lijst van de belastingconsulenten bevat, in een deellijst, de externe belastingconsulenten bedoeld in de artikelen 39 en 40.

    Het tableau van de leden vermeldt tegenover de naam van de natuurlijke persoon of de firma of de naam van de vennootschap, de door het Instituut verleende hoedanigheden.

    Hierop staat, tegenover de firma of de bijzondere benaming van de ingeschreven vennootschappen, de naam van de vennoten.

    § 2. Het tableau van de leden wordt elk jaar op 1 januari vastgesteld.

    Elkeen kan om het even wanneer ter zetel van het Instituut kennisnemen van het tableau van de leden of die aldaar verkrijgen.

    Art. 6. De leden betalen een bijdrage waarvan het bedrag jaarlijks door de algemene vergadering van de leden wordt vastgesteld, binnen de grenzen en op de wijze als vastgesteld in het huishoudelijk reglement van het Instituut.

    De Koning kan het maximaal bedrag van de bijdrage vaststellen.

    HOOFDSTUK II. - Beheer, werking, vermogen en begroting.

    Art. 7. § 1. De Koning stelt het stagereglement en het deontologisch reglement vast, alsook de nodige reglementen om de werking van het Instituut en de verwezenlijking van de hem bij deze wet gegeven doelstellingen te verzekeren.

    Deze reglementen worden vastgesteld op voorstel of na advies van de Raad van het Instituut en na advies van de Hoge Raad bedoeld bij artikel 54.

    § 2. Elke wettelijke of reglementaire maatregel die een wijziging tot doel of gevolg zou hebben van de opdrachten verbonden aan de functies als bedoeld in de artikelen 34 en 38 vereist een voorafgaand advies van de Raad van het Instituut.

    § 3. De Raad van het Instituut kan adviescommissies oprichten, met als taak zijn beslissingen voor te bereiden en hem te adviseren en voorstellen te doen.

    Art. 8. De algemene vergadering van het Instituut bestaat uit alle leden die natuurlijke personen zijn.

    De stagiairs kunnen aan de algemene vergadering deelnemen met raadgevende stem.

    De algemene vergadering kiest de voorzitter, de ondervoorzitter, de commissarissen en de andere leden van de Raad van het Instituut, aanvaardt of weigert giften en legaten ten voordele van het Instituut, staat de vervreemding of verpanding van zijn onroerende goederen toe, keurt de jaarrekening goed, geeft de Raad kwijting voor zijn beheer, beraadslaagt over alle onderwerpen waarvoor deze wet en de reglementen haar de bevoegdheid verlenen.

    De vergadering neemt bovendien, via adviezen, voorstellen of aanbevelingen aan de Raad, kennis van alle onderwerpen die het Instituut aanbelangen en die haar regelmatig zijn voorgelegd.

    De beslissingen van de algemene vergadering worden genomen bij meerderheid van de aanwezige of vertegenwoordigde leden. Elk lid heeft recht op één stem. De leden kunnen aan een ander lid schriftelijk volmacht geven om in hun plaats op de algemene vergadering te stemmen. Elk lid mag ten hoogste twee volmachten houden.

    Art. 9. De algemene vergadering komt ten minste éénmaal per jaar samen. De datum en modaliteiten voor deze samenkomst worden vastgesteld in het huishoudelijk reglement.

    Op die vergadering stelt de Raad van het Instituut een verslag voor over zijn werkzaamheden tijdens het afgelopen jaar en legt haar, overeenkomstig artikel 15, de jaarrekening en de begroting voor het nieuwe boekjaar ter goedkeuring voor.

    Telkens als hij dit nuttig acht, kan de Raad de algemene vergadering samenroepen. Hij moet dit doen, wanneer één vijfde van de leden schriftelijk hierom verzoeken, waarbij zij opgeven welk onderwerp zij op de agenda wensen te zien voorkomen.

    Voor een gewone algemene vergadering worden de oproepingen ten minste één maand en voor buitengewone algemene vergaderingen, ten minste acht dagen voordien verzonden; zij vermelden de agenda.

    De jaarrekening wordt opgemaakt overeenkomstig het model dat in het huishoudelijk reglement is vastgesteld en wordt aan de leden meegedeeld.

    Art. 10. De leiding van het Instituut wordt verzekerd door de Raad die bestaat uit :

  3. Een voorzitter en een ondervoorzitter, die bij geheime stemming door de algemene vergadering voor drie jaar onder de leden van het Instituut worden gekozen; hun mandaat, dat op de dag zelf van de jaarlijkse algemene vergadering verstrijkt, kan één maal vernieuwd worden.

    Indien de voorzitter Nederlandstalig is, moet de ondervoorzitter Franstalig zijn, en omgekeerd. Een van beide dient de hoedanigheid van accountant te bezitten, de andere de hoedanigheid van belastingconsulent.

  4. Twaalf leden, waarvan zes Nederlandstaligen en zes Franstaligen, die door de algemene vergadering bij afzonderlijke geheime stemming voor drie jaar onder de leden van het Instituut worden gekozen; hun mandaat is vernieuwbaar. Ten minste een vierde van de leden moet ingeschreven zijn op de lijst bedoeld in artikel 5, § 1, eerste lid, die het minste aantal leden telt.

    Onder die twaalf leden stelt de Raad van het Instituut een Nederlandstalige en een Franstalige secretaris aan; een van beiden zal door de Raad van het Instituut worden gelast tevens de functie van penningmeester waar te nemen.

    De beslissingen van de Raad worden bij meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

    Art. 11. De Raad van het Instituut vertegenwoordigt het Instituut in rechte, als eiser en als verweerder.

    Hij staat in voor de werking van het Instituut, overeenkomstig deze wet en de reglementen bedoeld in artikel 7, § 1.

    Hij bezit alle bestuurs- en beschikkingsbevoegdheden, behalve die welke hem bij deze wet of bij een reglement bedoeld in artikel 7, § 1, zijn ontnomen.

    De Raad kan het dagelijks bestuur van het Instituut toevertrouwen aan een uitvoerend Comité, voorgezeten door de voorzitter van het Instituut. Naast de voorzitter bestaat het uitvoerend comité uit de ondervoorzitter en eventueel uit andere leden van de Raad.

    Art. 12. Enkel natuurlijke personen zijn verkiesbaar. De functie van voorzitter, ondervoorzitter en secretaris wordt niet bezoldigd, buiten eventueel presentiegeld en een functievergoeding, waarvan de bedragen door de algemene vergadering wordt vastgesteld.

    Een functie als lid van de stagecommissie, de tuchtcommissie en van de commissie van beroep, is onbezoldigd, buiten eventueel presentiegeld en een functievergoeding, waarvan de bedragen door de Raad van het Instituut wordt vastgesteld.

    De Koning kan het maximum bepalen van de bedragen bedoeld in de voorgaande leden.

    Art. 13. De inkomsten van het Instituut evenals de regels voor de opstelling en de controle van de rekeningen en de begroting, worden vastgesteld in het huishoudelijk reglement, behoudens de voorschriften van de artikelen 14 en 15.

    Het Instituut mag geen andere onroerende goederen bezitten dan nodig voor zijn werking of waarvan de Koning de verwerving onder kosteloze of bezwarende titel dan wel de inhuring heeft toegestaan.

    Buiten de uitzonderingen van het voorgaande lid mag het Instituut zijn beschikbare gelden enkel besteden voor de aankoop van Belgische staatsfondsen of andere effecten waarvan kapitaal en rente door de Staat gewaarborgd zijn.

    Beschikkingen onder levenden of bij testament, ten gunste van het Instituut, hebben slechts uitwerking na toelating of goedkeuring van de Koning.

    In geen geval mag het Instituut ten kostelozen titel over zijn vermogen beschikken, noch zijn vermogen geheel of gedeeltelijk verdelen onder zijn leden of hun rechthebbenden.

    Art. 14. De inkomsten van het Instituut bestaan uit :

  5. de bijdragen bedoeld in artikel 6;

  6. diverse inkomsten en opbrengsten van zijn vermogen en van de activiteiten eigen aan haar opdrachten;

  7. toelagen, legaten en schenkingen.

    Art. 15. Elk jaar legt de Raad van het Instituut aan de algemene vergadering de volgende stukken voor :

  8. de jaarrekening van het Instituut op 31 december van het afgelopen jaar;

  9. de begroting voor het nieuwe boekjaar;

  10. het activiteitsverslag van het Instituut over het afgelopen boekjaar;

  11. het verslag van de commissaris(sen).

    Vooraf moet de jaarrekening zijn nagezien door één of meer commissarissen die lid zijn van het Instituut maar geen zitting hebben in de Raad, en die daartoe door de algemene vergadering voor één jaar zijn aangesteld en tweemaal achtereenvolgens kunnen worden herverkozen. Hun mandaat kan...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT