Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de algemene boekhouding, de jaarrekening en het rekeningstelsel voor de hogescholen., de 21 décembre 2007

HOOFDSTUK I. - Definities.

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :

  1. hogeschool : een instelling als vermeld in artikel 2, 1°, van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap;

  2. boekhoudkundige entiteit : iedere entiteit vermeld in punt 1°;

  3. instellingsbestuur : het orgaan van de boekhoudkundige entiteit dat bevoegd is om de begroting en de personeelsformatie vast te stellen en de jaarrekening goed te keuren;

  4. boekjaar : het boekjaar vangt aan op 1 januari en eindigt op 31 december van hetzelfde kalenderjaar en valt samen met het begrotingsjaar.

    HOOFDSTUK II. - Boekhouding.

    Art. 2. Elke boekhoudkundige entiteit voert een voor de aard en de omvang van haar activiteiten passende boekhouding en neemt de bijzondere wetsvoorschriften voor die activiteiten in acht.

    Art. 3. De boekhouding van de boekhoudkundige entiteiten omvat al hun verrichtingen, bezittingen, vorderingen, schulden en verplichtingen van welke aard ook.

    Art. 4. Elke boekhouding wordt door middel van een stelsel van boeken en rekeningen gevoerd met inachtneming van de gebruikelijke regels van het dubbelboekhouden.

    Alle verrichtingen worden zonder uitstel, getrouw, volledig en naar tijdsorde ingeschreven in boekhoudkundige staten, ook boeken of dagboeken genaamd. Ze worden methodisch ingeschreven in of overgebracht naar de rekeningen waarop ze betrekking hebben.

    De boekhoudkundige staten van elke boekhoudkundige entiteit bestaan minstens uit een financieel dagboek, een aankoopdagboek, een verkoopdagboek en een divers dagboek. De dagboeken worden minstens één keer per kwartaal gecentraliseerd in een centraal boek.

    Als de dagboeken worden bijgehouden door middel van geïnformatiseerde systemen, worden die systemen op een zodanige wijze geconcipieerd dat de boekhoudkundige entiteit in ieder geval haar boekhouding kan voeren in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk II over het voeren van een boekhouding.

    De rekeningen worden ondergebracht in een passend rekeningenstelsel opgemaakt volgens de eisen van de activiteiten van de boekhoudkundige entiteit, en minimaal ingedeeld volgens het rekeningenstelsel dat als bijlage II bij dit besluit is gevoegd. Dat rekeningenstelsel wordt zowel in de zetel als in de belangrijke boekhoudafdelingen voortdurend ter beschikking gehouden van belanghebbenden. De rekeningen, opgenomen in de minimumindeling van het rekeningenstelsel, die voor een boekhoudkundige entiteit niet dienstig zijn, hoeven niet in haar rekeningenstelsel opgenomen te worden.

    Art. 5. Elke boeking wordt gedaan aan de hand van een gedagtekend bewijsstuk, waarnaar ze moet verwijzen.

    Voor verrichtingen van verkoop en dienstverlening in het klein waarvoor geen factuur vereist is, kan de boeking gebeuren door middel van een dagelijkse, gezamenlijke inschrijving.

    De bewijsstukken worden methodisch opgeborgen en tien jaar bewaard, te rekenen van de eerste januari van het jaar dat op de afsluiting volgt, in origineel of in afschrift. Stukken die niet strekken tot bewijs jegens derden, worden drie jaar bewaard.

    Art. 6. De boeken worden per blad genummerd. Ze vormen elk in hun soort een doorlopende reeks. Ze dragen de vermelding van hun soort, hun plaats in de reeks en de naam van de boekhoudkundige entiteit.

    De boeken worden op zodanige wijze bijgehouden dat de materiële continuïteit ervan, evenals de regelmatigheid en de onveranderlijkheid van de boekingen zijn verzekerd.

    Art. 7. De boeken worden naar tijdsorde bijgehouden, zonder enig wit vak of enige weglating. In geval van correctie moet de oorspronkelijk geschreven tekst leesbaar blijven.

    De boekhoudkundige entiteiten moeten hun boeken bewaren gedurende tien jaar, te rekenen van de eerste januari van het jaar dat op de afsluiting volgt.

    Art. 8. Elke boekhoudkundige entiteit verricht, omzichtig en te goeder trouw, op het einde van ieder boekjaar de nodige opnemingen, verificaties, onderzoekingen en waarderingen om de inventaris op te maken van al haar bezittingen, vorderingen, schulden en verplichtingen van welke aard ook, die betrekking hebben op haar activiteiten, en van de eigen middelen die ze daaraan verstrekt heeft.

    De inventaris wordt opgemaakt overeenkomstig het rekeningenstelsel van de boekhoudkundige entiteit. De inventaris wordt gewaardeerd volgens de regels, vermeld in hoofdstuk IV.

    Art. 9. Nadat de rekeningen in overeenstemming zijn gebracht met de gegevens van de inventaris, worden ze op het einde van ieder boekjaar samengevat en beschreven in een staat, zijnde de jaarrekening.

    HOOFDSTUK III. - Algemene principes van de jaarrekening.

    Art. 10. De jaarrekening omvat de balans, de resultatenrekening en de toelichting. Die documenten vormen een geheel. De posten van de jaarrekening worden in euro uitgedrukt.

    De jaarrekening wordt voorgelegd aan een bedrijfsrevisor, wiens verklaring naar aanleiding van een volkomen controle aan de jaarrekening wordt toegevoegd.

    Voor 31 mei dient het instellingsbestuur van de boekhoudkundige entiteit de jaarrekening in bij de Vlaamse Regering waarin het rekenschap aflegt over het financiële beheer voor het voorgaande boekjaar, met bijgevoegd de verklaring van de bedrijfsrevisor.

    Art. 11. De jaarrekening wordt opgesteld overeenkomstig de bepalingen van dit besluit en de hierbij gevoegde schema's.

    Art. 12. De jaarrekening moet een getrouw beeld geven van het vermogen, de financiële positie en het resultaat van de boekhoudkundige entiteit.

    Als de toepassing van de bepalingen van dit besluit niet volstaat om te voldoen aan dat voorschrift, moeten aanvullende inlichtingen worden verstrekt in de toelichting.

    Art. 13. De jaarrekening moet duidelijk worden opgesteld en stelselmatig enerzijds de aard en het bedrag weergeven, op de dag waarop het boekjaar wordt afgesloten, van de bezittingen en rechten van de boekhoudkundige entiteit, van haar schulden en verplichtingen evenals van haar eigen middelen, en anderzijds, voor het op die dag afgesloten boekjaar, de aard en het bedrag van haar kosten en haar opbrengsten.

    Compensatie tussen tegoeden en schulden, tussen rechten en verplichtingen en tussen kosten en opbrengsten is verboden, behalve in de gevallen, vermeld in dit besluit.

    In de toelichting worden per soort de rechten en verplichtingen vermeld die niet in de balans voorkomen en die het vermogen, de financiële positie of het resultaat van de boekhoudkundige entiteit aanmerkelijk kunnen beïnvloeden. Belangrijke rechten en verplichtingen die niet kunnen worden becijferd, worden op passende wijze vermeld in de toelichting.

    Art. 14. De balans wordt opgesteld na toewijzing. Dit wil zeggen rekening houdend met de beslissingen over de besteding van het saldo van de resultatenrekening en van het overgedragen resultaat.

    De beginbalans van een boekjaar moet, met behoud van de toepassing van artikel 66, tweede lid, overeenstemmen met de eindbalans van het voorafgaande boekjaar.

    Art. 15. Het rekeningenstelsel van de boekhoudkundige entiteit moet zodanig worden opgevat of aangepast dat de balans en de resultatenrekening zonder toevoeging of weglating voortvloeien uit de balans van de desbetreffende rekeningen, opgemaakt na het in overeenstemming brengen, vermeld in artikel 9.

    HOOFDSTUK IV. - Waarderingsregels.

    Afdeling I. - Algemene beginselen.

    Art. 16. § 1. Elke boekhoudkundige entiteit bepaalt de regels die, met nakoming van de bepalingen van dit hoofdstuk, maar rekening houdend met haar eigen kenmerken, gelden voor de waardering van de inventaris, vermeld in artikel 8, eerste lid, en, onder meer, voor de vorming en de aanpassing van afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's en kosten, evenals voor de herwaarderingen.

    Die regels worden bepaald door het instellingsbestuur van de boekhoudkundige entiteit. Ze worden samengevat in de toelichting. Overeenkomstig de bepalingen in artikel 12, eerste lid, moet die samenvatting voldoende nauwkeurig zijn zodat inzicht wordt verkregen in de toegepaste waarderingsmethoden.

    Met behoud van de toepassing van § 2 wordt er bij de vaststelling en toepassing van die waarderingsregels van uitgegaan dat de boekhoudkundige entiteit haar activiteiten zal voortzetten.

    § 2. Als de boekhoudkundige entiteit - al dan niet ingevolge een beslissing tot invereffeningstelling - besluit haar activiteiten stop te zetten of als, in tegenstelling tot het bepaalde in § 1, derde lid, er niet meer van kan worden uitgegaan dat de boekhoudkundige entiteit haar activiteiten zal voortzetten, worden de waarderingsregels dienovereenkomstig aangepast en geldt in het bijzonder het volgende :

  5. de oprichtingskosten moeten volledig worden afgeschreven;

  6. voor de vaste en de vlottende activa moet zo nodig tot aanvullende afschrijvingen of waardeverminderingen worden overgegaan om de boekwaarde terug te brengen tot de vermoedelijke realisatiewaarde;

  7. een voorziening moet worden gevormd voor de kosten die verbonden zijn aan de beëindiging van de werkzaamheden, inzonderheid voor de aan het personeel uit te keren vergoedingen.

    Art. 17. De waarderingsregels, vermeld in artikel 16, § 1, eerste lid, moeten van het ene boekjaar op het andere identiek blijven en stelselmatig worden toegepast.

    Ze worden evenwel gewijzigd als, onder meer op grond van belangrijke veranderingen in de activiteiten van de boekhoudkundige entiteit, in de structuur van haar vermogen of in de economische dan wel technologische omstandigheden, de vroeger gevolgde waarderingsregels niet langer aan het voorschrift, vermeld in artikel 12, eerste lid, beantwoorden.

    Dergelijke wijzigingen worden in de toelichting vermeld en verantwoord.

    De geraamde invloed ervan op het vermogen, de financiële positie en het resultaat van de boekhoudkundige entiteit wordt vermeld in de toelichting bij de jaarrekening over het boekjaar waarin de afwijkende waarderingsregel voor het eerst wordt toegepast.

    Deze bepaling is niet van toepassing op de jaarrekening over het eerste boekjaar waarop voor een boekhoudkundige entiteit de bepalingen van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT