Bijzonderemachtenbesluit van het verenigd college van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie n° 2020/02 tot vrijwarning van de werking van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn in het kader van de Covid-19 gezondheidscrisis, de 6 avril 2020

Artikel 1. § 1. Gedurende een periode van 60 dagen vanaf 16 maart 2020, worden de bevoegdheden van de raad voor maatschappelijk welzijn, anders dan die bedoeld in artikel 110, § 1 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, uitgeoefend door het Vast Bureau, dit alleen voor zover de hoogdringendheid van haar optreden gemotiveerd is in het licht van de gezondheidscrisis van Covid-19.

De beslissingen aangenomen op basis van het eerste lid worden binnen de zeven dagen nadat ze werden aangenomen verstuurd via elektronische weg aan de leden van de Raad voor maatschappelijk welzijn.

§ 2. Tijdens de in § 1 bedoelde periode kunnen de bevoegdheden die door de Raad voor maatschappelijk welzijn aan het Bijzonder comité voor de sociale dienst zijn gedelegeerd, door het Vast bureau worden uitgeoefend, voor zover het Bijzonder comité voor de sociale dienst zich in de onmogelijkheid bevindt om op fysieke wijze te vergaderen.

De onmogelijkheid om fysiek te vergaderen van het Bijzonder comité voor de sociale dienst betreft uitsluitend de twee volgende situaties:

  1. de meerderheid van de leden van het Bijzonder comité voor de sociale dienst verklaart niet in staat te zijn deel te nemen aan de vergadering met als reden gezondheidsrisico's die voortvloeien uit de COVID-19-crisis;

  2. de maatregelen van openbare orde aangenomen door de bevoegde overheden verhinderen, direct of indirect, het houden van vergaderingen van het Bijzonder comité voor de sociale dienst.

    Het is aan het Vast Bureau om de onmogelijkheid voor het Bijzonder comité voor de sociale dienst om fysiek te vergaderen vast te stellen.

    De verklaring bedoeld in punt a) hierboven wordt, op elektronische wijze verstuurd aan de Secretaris-generaal.

    § 3. Gedurende de in § 1 bedoelde periode kan het Vast Bureau personeel aanwerven buiten het personeelskader, met inbegrip van personeel van niveau A, bij arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een maximale duur van zes maanden, voor zover de beslissing tot aanwerving schriftelijk wordt gemotiveerd inzake de hoogdringendheid om te voorzien in dwingende behoeften als gevolg van de gezondheidscrisis van Covid-19.

    De uitgaven die eventueel voortvloeien uit de aanwervingen, bedoeld in het eerste lid, kunnen zo nodig worden vergoed op grond van artikel 6 van dit besluit.

    Art. 2. De door het Vast Bureau aangenomen beslissingen, overeenkomstig artikel 1, § 1, worden binnen de door artikel 110, § 1, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn vastgestelde termijn aan de toezichthoudende overheid verzonden.

    De regels voor de uitoefening van het toezicht zoals vastgelegd in artikel 111 van dezelfde wet zijn van toepassing.

    Art. 3. Gedurende een periode van 60 dagen, te rekenen vanaf 16 maart 2020, worden de vergaderingen van de Raad voor Maatschappelijk Welzijn en het Vast Bureau op virtuele wijze worden gehouden, dat wil zeggen via uitwisseling van e-mails of via videoconferentie, voor zover het betreffende orgaan van het OCMW zich in de onmogelijkheid bevindt om op fysieke wijze te vergaderen.

    De onmogelijkheid om fysiek te vergaderen van de Raad voor Maatschappelijk Welzijn of van het Vast Bureau betreft uitsluitend de twee volgende situaties:

  3. de meerderheid van de leden van de Raad voor Maatschappelijk Welzijn of van het Vast Bureau...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT