Bijzondere machtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/010 betreffende een gedelegeerde opdracht aan de nv Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel (GIMB) voor de toekenning van kredieten aan bepaalde ondernemingen in de horecasector of voor de toelevering ervan vanwege de COVID-19-gezondheidscrisis, de 30 avril 2020

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

  1. GIMB: de nv Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel;

  2. Gewest: het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

  3. BFB: Brussel Financiën en Begroting van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel;

  4. ordonnantie toeristische logies: ordonnantie van 8 mei 2014 betreffende het toeristische logies;

  5. leverancier van de horecasector: een onderneming die levensmiddelen of diensten levert aan meerdere Brusselse horecaondernemingen, met uitzondering van de huur, handelshuur of andere, het franchiseverband of intragroepverbanden;

  6. Brusselse horecaonderneming: een onderneming die minstens één vestigingseenheid heeft in het Gewest, er een economische activiteit uitoefent, er over menselijke middelen en goederen beschikt die specifiek voor haar bestemd zijn en waarvan het grootste deel van de inkomsten komt uit:

    1. hetzij een toeristische accommodatieactiviteit, inclusief zakelijk toerisme, in de zin van de ordonnantie toeristische logies,

    2. hetzij het verstrekken van voor onmiddellijke consumptie geschikte maaltijden of dranken, zoals beschreven onder de NACE-BEL 2008 afdeling 56 - Eet- en drinkgelegenheden;

  7. minister: de minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Economie.

    Art. 2. Een werkingssubsidie van 500.000,00 euro wordt toegekend aan de GIMB ter dekking van haar werkingskosten in het kader van deze opdracht.

    Deze opdracht vormt een dienst van algemeen economisch belang vormt en een gedelegeerde opdracht in de zin van en onder de voorwaarden bepaald in artikelen 2, § 3, en 4, § 5, van de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen.

    Deze subsidie wordt aangerekend op de basisallocatie 12.011.19.02.03.10 van de algemene uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het begrotingsjaar 2020.

    De subsidie wordt in twee schijven uitbetaald:

  8. een schijf van 400.000,00 euro na de inwerkingtreding van dit besluit;

  9. en het saldo van 100.000,00 euro dat in 2021 zal worden vereffend op basis van overgelegde bewijsstukken.

    De subsidie wordt toegekend onder het stelsel van de verordening (EU) nr. 360/2012 van de Commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen.

    Art. 3. Terugbetaalbare kredieten voor een bedrag van 39.500.000,00 euro worden door het Gewest aan de GIMB toegekend, zodat deze op haar beurt, in het kader van deze gedelegeerde opdracht, terugbetaalbare kredieten kan verstrekken aan ondernemingen in de horecasector of voor de toelevering van deze sector, overeenkomstig de in artikels 6 en 7 vastgestelde voorwaarden.

    Deze terugbetaalbare kredieten die aan de GIMB worden toegekend, worden aangerekend op de basisallocatie 12.011.21.01.03.10 te creëren in de opdracht 12, programma 011, van de algemene uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het begrotingsjaar 2020.

    Dit bedrag van 39.500.000,00 euro wordt na de inwerkingtreding van dit besluit ter beschikking gesteld van de GIMB.

    De kredieten kunnen niet opnieuw gebruikt worden voor de toekenning van opeenvolgende leningen.

    Art. 4. De GIMB onderscheidt in haar boekhouding wat betrekking heeft op deze gedelegeerde opdracht en voert met name een `verliespost' in die het bedrag van de niet-volledig terugbetaalde leningen omvat.

    De GIMB stelt voor deze gedelegeerde opdracht, in samenwerking met BFB, voor elk betrokken begrotingsjaar een afzonderlijke begroting op, die wordt geconsolideerd met de begroting van het Gewest en die bestaat uit een onderdeel met de basisallocaties met ontvangsten en een onderdeel met de basisallocaties met uitgaven, met toepassing van de economische classificatie van de Algemene Gegevensbank, met name bijlage 3 `Gedelegeerde opdrachten'. In de loop van het begrotingsjaar brengt de GIMB maandelijks verslag uit aan de BFB over de uitvoering van deze begroting, in het kader van de monitoring van het Gewest.

    Art. 5. De GIMB betaalt het bedrag van 39.500.000,00 euro terug en stort de interesten die ze zelf heeft ontvangen van de begunstigden van de leningen, na aftrek van eventuele verliezen veroorzaakt door in gebreke blijvende begunstigden, door aan het Gewest op een basisallocatie met ontvangsten 02.204.03.01.08.10, te creëren binnen het nieuwe programma 204 `Gedelegeerde opdracht van de GIMB', te creëren binnen de opdracht 02 van de middelenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

    Art. 6. De GIMB, of een van haar dochterondernemingen via haar tussenkomst, is, in eigen naam maar voor rekening van het Gewest, verantwoordelijk voor de toekenning, binnen de grenzen van het in artikel 3 bedoelde budget, van:

  10. een lening aan leveranciers van de horecasector om hen in staat te stellen een betalingstermijn aan te bieden aan Brusselse horecaondernemingen;

  11. een lening aan Brusselse horecaondernemingen.

    Het bedrag van de lening bedoeld in het eerste lid, 1°, kan een veelvoud zijn van de `klantenrekening' (klasse 40 handelsvorderingen).

    De toegepaste rentevoeten zijn als volgt: 2% minimum tussen 0 en 200.000,00 euro, 4% tussen 200.000,00 en 400.000,00 euro en 6% tussen 400.000,00 en 600.000,00 euro, waarbij dit laatste bedrag het plafond van de lening vormt.

    De begunstigde betaalt de lening binnen maximaal vijf jaar terug.

    Deze leningen vormen voor de begunstigden quasi-eigenvermogensschulden.

    Art. 7. § 1. De lening bedoeld in artikel 6, eerste lid, 1°, is onder andere onderworpen aan de voorwaarde dat de leverancier bewijsstukken overlegt waaruit blijkt dat cashflowfaciliteiten worden verleend aan Brusselse horecaondernemingen, op straffe van vervroegde aflossing van de lening.

    Indien de leverancier van de horecasector noch zijn maatschappelijke zetel, noch een vestigingseenheid in het Gewest heeft, wordt de lening bedoeld in het eerste lid, 1°, echter toegekend op voorwaarde dat de leverancier bewijsstukken overlegt waaruit blijkt dat er cashflowfaciliteiten, ter waarde van bijna het volledige geleende bedrag, worden verleend aan Brusselse horecaondernemingen, op straffe van vervroegde aflossing van de lening.

    § 2. Voor de Brusselse horecaondernemingen is de lening bedoeld in artikel 6, eerste lid, 2°, in het bijzonder onderworpen aan de volgende cumulatieve voorwaarden:

  12. de onderneming stelt ten minste 50 personen in voltijdse equivalenten tewerk;

  13. de vestigingseenheden waarvoor de onderneming de lening krijgt, zijn in het Gewest gevestigd en de onderneming verbindt zich ertoe dat de lening ten gunste van deze vestigingseenheden wordt gebruikt.

    Voor de Brusselse horecaondernemingen voor toeristische accommodatie is de lening bedoeld in artikel 6, eerste lid, 2°, eveneens onderworpen aan de volgende cumulatieve voorwaarden:

  14. de vestigingseenheden waarvoor de onderneming de lening krijgt, vallen onder het toepassingsgebied van de ordonnantie toeristische logies en onder de in artikel 3, 4° tot en met 9° daarvan omschreven categorieën;

  15. op 16 maart 2020 hebben de vestigingseenheden waarvoor de onderneming de lening krijgt, een registratienummer overeenkomstig artikel 4 van de ordonnantie toeristische logies, alsook een geldig stedenbouwkundig attest en een geldig attest van brandveiligheid, zoals bepaald in artikel 5, 2°, a) en b), van dezelfde ordonnantie;

  16. de onder 2° bedoelde registratie van de vestigingseenheden waarvoor de onderneming de lening krijgt, is niet geschorst op het moment dat de lening wordt verstrekt.

    Art. 8. De GIMB selecteert de begunstigden op basis van een economische, technische en financiële analyse van de leningaanvragen die haar toelaat om met name:

  17. te bepalen of de aanvrager negatief en aanzienlijk geraakt is door de COVID-19-crisis;

  18. na te gaan of de aanvrager het nodige heeft gedaan om de andere maatregelen voorzien in het kader van deze crisis te genieten;

  19. na te gaan, in redelijke mate, of de aanvrager leefbaar zal zijn na de toekenning van de lening bedoeld in artikel 6;

  20. de relevantie van de leningaanvraag te analyseren, met name rekening houdend met de financiële ratio's van de aanvrager voor de crisis.

    Wat betreft de leveranciers van de horecasector, laat de analyse onder meer toe om:

  21. na te gaan of de lening de voortzetting van leveringen zal toelaten aan Brusselse horecaondernemingen die klanten zijn van de leverancier en hem niet kunnen betalen, bijvoorbeeld door de "klantenvorderingen" (rekening 400) van de leverancier te analyseren;

  22. voorrang te verlenen aan de toekenning van leningen aan leveranciers die goederen of diensten leveren die het meest essentieel zijn voor de continuïteit van de activiteit van Brusselse horecaondernemingen en die onder hun klanten het grootste volume aan Brusselse horecaondernemingen hebben.

    Door de selectie die ze voert onder de begunstigden, maximaliseert de GIMB de weerslag van de maatregel op de solvabiliteit en de voortzetting van de activiteiten van Brusselse horecaondernemingen, met name rekening houdend met het aantal personen tewerkgesteld in het Gewest door deze ondernemingen.

    Art. 9. De leningaanvragers dienen hun aanvraag op elektronische wijze in volgens de procedure vastgelegd door de GIMB.

    Eens het leningaanvraagdossier volledig is, legt de GIMB het dossier onverwijld voor aan de raad van bestuur voor een beslissing, samen met een individuele samenvattingsnota en een voorstel, eventueel aangevuld met voorwaarden.

    De beslissingen die betrekking hebben op een lening van een kapitaalbedrag van meer dan 500.000,00 euro worden onverwijld voorgelegd aan de minister voor goedkeuring.

    De eventuele wijzigingsbeslissingen van eerdere beslissingen zijn onderworpen aan dezelfde voorwaarden.

    De raad van bestuur kan, ten einde de beslissingstermijn in te korten, zijn beslissingsbevoegdheid delegeren aan een ad hoc comité bestaande uit, met raadgevende...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT