14 JULI 2010. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Dinant

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 88, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 15 juli 1970, 17 mei 2006 en 3 december 2006;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 augustus 2002 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Dinant;

Gelet op de adviezen van de eerste voorzitter van het hof van beroep te Luik van 11 januari 2010, van de eerste voorzitter van het arbeidshof te Luik van 12 januari 2010, van de procureur generaal bij het hof van beroep en het arbeidshof te Luik van 13 oktober 2009, van de voorzitter van de arbeidsrechtbank te Namen en Dinant van 18 november 2009, van de arbeidsauditeur te Namen en Dinant van 18 november 2009, van de hoofdgriffier van de arbeidsrechtbank te Namen en Dinant van 17 november 2009 en van de stafhouder van de Orde van advocaten te Dinant van 18 november 2009;

Op de voordracht van de Minister van Justitie en van de Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. De arbeidsrechtbank te Dinant bestaat uit negen kamers bedoeld in artikel 81 van het Gerechtelijk Wetboek, één kamer voor kort geding en één bureau voor rechtsbijstand.

De eerste kamer neemt, als inleidingskamer, kennis van alle vorderingen die ingeleid zijn bij dagvaarding of bij een verzoekschrift op tegenspraak.

Zij neemt voorts kennis van de vorderingen bedoeld in de artikelen 582, 3°, 4°, 6° en 8°, en 583, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek.

Zij neemt kennis van de rechtsvorderingen ingesteld door de arbeidsauditeur bij toepassing van artikel 137bis, § 2, van hetzelfde Wetboek.

De tweede kamer neemt kennis van de vorderingen bedoeld in artikel 578 van het Gerechtelijk Wetboek, met uitzondering van de geschillen genoemd in artikel 578, 12°, b) en artikel 578, 14°, indien de werknemer(s) in de zaak de hoedanigheid heeft (hebben) van bediende of handelsvertegenwoordiger.

De derde kamer neemt kennis van de vorderingen bedoeld in artikel 578 van het Gerechtelijk Wetboek, met uitzondering van de geschillen genoemd in artikel 578, 12°, b) en artikel 578, 14°, indien de werknemer(s) in de zaak de hoedanigheid heeft (hebben) van arbeider, zeeman of diensbode.

De vierde kamer neemt kennis van de vorderingen bedoeld in de artikelen 578, 12°, b) en 581 van het Gerechtelijk Wetboek alsook van de geschillen inzake administratieve sancties bedoeld in artikel 583 van het Gerechtelijk Wetboek wanneer ze...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT